| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
Leo XIII.
(1810-1903.)
Evenals de Romeinsche imperator had Paus Leo XIII den dood rechtop staand willen afwachten. Een paus moet staande sterven; zoo was zijn meening. Hij verlangde in de herinnering der menschen te blijven als de triumpheerende, zegenende priester. Daarom keurde hij zijn portretten af wanneer ze hem afbeeldden in gebroken houding met vervallen trekken. Hij herkende zichzelf niet in zoo'n afbeelding; zijn geest voelde hij ongebroken, en werkelijk merkte men op dat de ceremonieele diensten, aan zijn waardigheid verbonden, in plaats van den paus te verzwakken, eerder zijn krachten ophielden en verlevendigden. De gestalte werd met de hooger en hooger klimmende jaren al smaller en nietiger en doorschijnender, maar dat waardoor de ziel spreekt, het oog en de stem, behield zijn gloed en zijn geluid.
Hij was misschien niet sterk, maar hij behoorde tot een sterk ras, en hij had het zelfgevoel van een sterke.
Van kinds af.
Carpineto was zijn geboorteplaats, een eng, arm bergnest van het Volskerland. Voor de Romeinen van Rome heette dat de achterhoek van Latium, een toevlucht voor bandieten en een schuiloord van bekrompen boerenzin. Maar de paus voelde zich
| |
| |
thuis, daar in de berglucht, onder de menschen van Carpineto, al heeft hij zijn bergstreek vroeg verlaten.
De Pecci's, zijn familie (landadel), hadden er hun palazzo en hun bezittingen, en de vader was maire van het stadje in den tijd dat Napoleon den kerkelijken staat ingelijfd had en Rome tot tweede hoofdstad van zijn rijk had gemaakt. Want zoover moet onze gedachte terugreiken als we het geboortejaar van den Paus vermelden, 1810. Leo XIII is geboren toen Napoleon's naam de wereld met schrik vervulde.
Maar als het kind opgroeide veranderde het gezicht van de wereld weer tot het oude aanschijn van de dingen; de Kerk werd in haar bezitting hersteld, Paus en geestelijkheid keerden weer in den Staat, en de moeder - in het huisgezin der Pecci's kwam het op de moeder aan - bestemde haar twee jongste zoons voor de geestelijke carrière. Dat is het kenteeken van den tijd: de militairen hebben afgedaan; wie voor zijn kinderen van een toekomst droomt stuurt ze naar de Kerk.
Joachim, de latere Paus, jongste van het gezin, ging op zijn negende jaar met zijn broertje naar het college van Viterbo, een wijs en mooi en tenger kind. Zijn moeder zag hem in haar verbeelding de hoogste rangen van de geestelijkheid doorloopen, den allerhoogsten rang bereiken, en, flinke vrouw als ze was, wist ze door haar werkzaamheid het noodige geld voor de studie bijeen te krijgen. Zij was ongeduldig, de bedrijvige, rustelooze, alsof ze voorzag hoe weinig tijd om te leven haar nog maar was gegund.
En hier toont zich voor 't eerst aan de oogen van de deftige geschiedenis het karakter van den toekomstigen hoogepriester van Rome. Want de kleine schooljongen liet zien dat hij ook een wil had tegenover den wil van zijn moeder. Als zij verlangde dat hij al dadelijk in het college de tonsuur zou ontvangen, en als een abbé gekleed zou gaan, kwam hij in verzet. Hij wilde zich niet belachelijk laten maken tegenover zijn kameraden, en verschoof door alle middelen de uitvoering van moeders plan.
Het was misschien hoofdigheid, maar ook een juist en fijn gevoel voor het passende. Ze zijn hem bijgebleven.
Het kind en de jongeling observeerde zichzelf. Hij wist wat hij waard was.
| |
| |
In 1825 werd in Rome onder het pontificaat van Leo XII het eeuwjubileum gevierd dat door de gebeurtenissen van het jaar 1800 had uitgesteld moeten worden. De vijftienjarige student overhandigde toen uit naam van zijn medestudenten van het Collegio Romano een adres aan den Paus. Dat oogenblik beschouwde hij als zijn inwijding in het groote kerkelijke leven van den tijd, en paus Leo XII behield voor hem een aureool. In het gewichtigste moment van zijn leven, bij zijn eigen pauskeus, herinnerde hij zich zijn eerste intrede in die wereld, en hij wilde naar Leo heeten, ofschoon hij om zijn harden ernst ongeliefd was geweest.
Joachim Pecci vond alles gewichtig wat met hem voorviel. Hoe naïef komt het te voorschijn in zijn correspondentie met de familie te Carpineto. Met welk een rhetorischen omhaal omschrijft hij zijn studies, hoe weet hij uit te leggen, wanneer hij om zijn werk eenige vacantiedagen moet missen, dat het alles moet dienen voor zijn naam en zijn eer, die op hun beurt weder aanzien en invloed aan de familie zullen geven. Hij, de jongste, heeft het bewustzijn aan het hoofd van het gezin te staan.
Dat alles is toch verre van kinderlijk, omdat het de uiting is van een wel gedisciplineerden geest, met zichzelf in evenwicht. Sommige van zijn woorden uit de dagen dat hij zijn priesterwijding tegemoet gaat (1837) mogen ons wat verwonderen om hun wereldschen zin van wereldsche berekening, - het is dan alsof hij zijn gedrag afhankelijk maakte van zijn streven om vooruit te komen in de wereld en zijn geslacht luister bij te zetten; maar er is bij hem toch een diepe ondergrond van godsdienstig leven. Hij heeft in de eenzaamheid van zijn overpeinzingen de groote vragen van het leven voor zijn geest gesteld, zijn hart beproefd, zijn bestemming overwogen, niet met het oog op succes in de wereld, maar met het probleem voor zijn geweten hoe hij zal aangenomen worden bij God. En hij heeft zijn weg gevonden, zijn geheim ontdekt. Hij wil priester zijn. Niet voor hem de volledige afstand van het leven en de wereld in een klooster, maar het werk voor het koninkrijk Gods in de uitbreiding en den roem der kerk. Een prelaat! zoo zegt hem zijn eerzucht, maar voor alles priester! dat is zijn hartewensch.
Men proeft dat overlegde en gepondereerde ook in zijn dichten. Want hij heeft de poëtische gaaf, maar hij onderschikt haar aan
| |
| |
de klassieke modellen der Latijnsche poëzie. Ook hier kan het niet anders of hij moet in dien tijd der herlevende Italiaansche dichtkunst wel gedacht hebben aan den roem van het dichterwoord, en hij onderwierp zijn talent toch aan den band van samenhang met het groot geheel uit het verleden.
Zoo zien wij hem voor ons bij zijn intrede in den dienst der Kerk wanneer hij de dertig nadert: een priester-prelaat met een bijzonderen charme van persoonlijkheid door den ernst van zijn houding, en het gewicht van zijn woord, gevoegd bij de klaarheid van zijn blik en de opgewekte uitdrukking van zijn schoon gezicht. Hij gaf den indruk van een hoogere beschaving. Bij hem was niet de onrust van een hervormer en een zoeker, hij had de zekerheid van een afgesloten karakter.
Zullen wij zijn levensweg in bijzonderheden volgen? - Joachim Pecci heeft zijn loopbaan gemaakt als ieder ander prelaat die tot groote bedieningen is geroepen. Hij werd delegaat van den Paus in Benevento, pauselijk nuntius in België, bisschop (met den rang van aartsbisschop) van Perugia, kardinaal...
Twee en dertig jaren achtereen, van 1846-1878, heeft hij de kerk van Perugia bestuurd. Het is de tijd van omwenteling op kerkelijk-staatkundig gebied. De Kerk als een staatsmacht werd eerst geschokt door de revolutie van 1848, toen opgeheven onder den drang van het éen wordende Italië in 1870.
Opgekomen met de Hervorming, verder doorgevoerd door de groote Revolutie, sprak het beginsel der secularisatie van kerkmacht thans voor West-Europa zoo niet zijn laatste, dan toch zijn beslissende woord. Maar tegelijk opende zich door de intensiteit en de uitbreiding van het moderne beschaafde leven een grootere werkkring voor de Kerk, die de eenheid der beschaving onder haar hoede heeft genomen. Wat zij verloor door de instrooming van nieuwe en vernieuwde krachten, dat herwon zij toch weer op ander terrein door het groeivermogen dat de nieuwe krachten aan haar als aan al het levende meedeelde. Het begrip van eenheid werd versterkt door de centralisatie der kerkmacht in haar hoofd, den Paus, de uitbreiding van de Kerk werd bevorderd door de zending, en door de pers, door het vaststellen van nieuwe dogma's
| |
| |
en het opnemen van nieuwe vereenigingen en diensten. En het was onder het pontificaat van Pius IX dat de Kerk èn zijn verlies leed, èn zijn winst in bezit nam.
Onder allerlei beroeringen, tumultuarisch, zooals het temperament was van den Paus.
De twee en-dertig jaren van Pius' pausschap heerschte Joachim Pecci, die zijn opvolger zou worden, op zijn manier over het bisdom Perugia. Van den grooten weg af, maar niet geheel onbekend aan de wereld. Hij was bisschop in den vollen zin van het woord, hij ordende en leidde zijn diocese; hij kwam voor al de vraagstukken te staan die de grootere Kerk, waarvan zijn kerk een deel was, bewogen, en zonder veel ophef vond hij de middelen om zijn kerk, te midden van de stormen, ordelijk te bewaren, zonder aanstoot te geven, en toch de waardigheid ophoudend, ja vermeerderend. Een priester in de eerste plaats.
Het lag in den aard van de zaak, dat men aan den kardinaal, bisschop van Perugia dacht, toen de erfenis van Pius IX openviel, - een groote, maar een verwarde erfenis. Hij was aangewezen, ik weet niet door welke vrije en eigen uiting van de verlichte meening, om een hersteller te zijn van de levensorde der Kerk in de nieuwe kerk-vijandige wereld.
In dat jaar 1878, toen Pius IX stierf, was Europa vervuld van cultuur-kampen, zooals men 't toen heette; dat waren strijden waarbij de Staat als drager van een hoogere beschaving de Kerk wou wegdringen. In Pruisen had die oorlog zijn scherpsten vorm gekregen, niet alleen door de verwijdering der geestelijke orden, maar ook door de gevangenneming der bisschoppen, door het onttrekken van kerkelijke inkomsten aan de Kerk, door een geheel stelsel van aanval in één woord. Maar in de andere landen, Rusland met zijn katholieke Polen, Engeland met zijn katholieke Ieren, Spanje met zijn Carlisten, Frankrijk met zijn anti-clericalisme, en Italië niet te vergeten, dat in het Rome van den Paus heerschte, - in de andere landen stond het niet minder erg geschapen.
Er bestond behoefte aan vrede, zooweel bij de gouvernementen als bij de kerk. De stemming van buiten was voor een man als de kardinaal Joachim Pecci, maar het kwam op het kardinalen- | |
| |
collegium aan, en op het vereenigen der stemmen voor de keus van een bepaald persoon.
Ik geloof niet dat men daar, onder de kardinalen, den bisschop van Perugia voor den rechten man hield om aan de kerk haar richting te geven. Een man als kardinaal Franchi bv., die ten slotte een voorstander van Pecci geworden is, hield zich toch als een Romein van Rome oneindig verheven boven den man uit den achterhoek, die uitgeblonken had als bisschop van een onbeduidende diocese. Wanneer men Pecci koos, zooals men 't gedaan heeft, dan lag dat behalve aan de uitstekende voorspraak die hij in 't college vond, aan 't denkbeeld dat zijn persoonlijkheid hem juist geschikt maakte voor een tijd van overgang en niet voor nieuwe denkbeelden, terwijl zijn zwakke voorkomen hem geen lange jaren van leven beloofde.
Zoo kwam de man van Carpineto aan de allerhoogste eer van het pausschap, en de droom van zijn moeder, die met acht jaar haar lieven tengeren zoon naar de gevangenis zond van de geestelijke school, geraakte tot verwezenlijking.
Toen in het conclave de laatste stemming gehouden zou worden, en zijn keus tot paus al bijna verzekerd was, kwam Joachim Pecci op den kardinaal Bartolini, zijn steun en voorspraak, toe en zeide hem: ‘Nu gij, Eminentie, en veel anderen mij tot Paus wilt, vindt ge 't goed dat ik den naam aanneem van Leo XIII, ter herinnering aan Leo XII, aan wien ik alles te danken heb?’ - ‘Noem u maar Leo XIII,’ antwoordde Bartolini, ‘ik vind het goed.’
Verschillenden van het college, nieuwsgierig geworden, wilden weten welken naam Pecci aan Bartolini had opgegeven. ‘Ik weet het,’ zei er een, ‘hij zal zich Pius X noemen...’
Het stemmen begon; vier en veertig billetten vertoonden den naam van Joachim Pecci.
‘Daar God het wil, kan ik het pausschap niet weigeren,’ antwoordde hij op de vraag of hij de keus aanvaardde. ‘En ik neem den naam van Leo XIII, uit eerbied en verplichting jegens Leo XII,’ zeide hij op de tweede vraag die aan den nieuwen Paus wordt gedaan. Maar het was met een bevende en door snikken gebroken stem.
| |
| |
Met het verkiezen van dien naam behield hij zijn zelfstandigheid zonder groote aanspraken te laten gelden.
Leo XIII heeft het volle gevoel gehad van de macht en van de verantwoordelijkheid die het opperste priesterschap met zich bracht. Hij is er door overweldigd geweest, een oogenblik, en het heeft hem kracht gegeven, ook, om na het bisdom Perugia het bisdom Rome te besturen.
Door hem is het pausschap een teeken van vrede en eenheid geworden. Verzoening kwam tot stand met de regeeringen, en de kerk werd weder als een ordelijke macht onder de wereldmachten aangenomen. Het is een langzame en harmonische ontwikkeling geweest uit de rijke verwarring, door zijn voorganger nagelaten. Want waar Pius IX het denkbeeld opvatte om zich tot het volk te wenden tegenover de vorsten die hem aanvielen, waar hij er aan dacht de revolutionaire krachten te hulp te roepen voor de Kerk, daar heeft zijn opvolger ook de Kerk in aanraking gebracht met den maatschappelijken stand die een omwenteling wil, en hij heeft geleerd dat de Kerk zich naar alle staatsvormen kan richten. Hij heeft het begrip der eenheid van de Kerk zijn vruchten laten dragen in de ordening van haar onderdeelen en in de uitbreiding van haar gezag, en hij heeft getracht haar aan alle uitingen van het leven te laten aansluiten.
En hijzelf, de Paus, belichaamde de Kerk, hij was haar middenpunt, hij mocht de gestoorde orde der jubeljaren herstellen, en het jubileum der wereld in 1900 vieren. Hoevele waren niet zijn eigen jubeljaren, welke vereering genoot hij niet?
Alleen in éen opzicht faalde hij. Den vrede met het land waar zijn zetel stond, kon hij niet bewerken. Het pauselijk Rome, dat naar zijn geslacht tot Italië behoort, bleef vijandig aan het Rome dat de hoofdstad is van Italië en het zinnebeeld van zijn eenheid.
Op eigen gebied schoot de opperpriester te kort.
Zullen wij nu een oordeel uitspreken? -
Het leven van Leo XIII is de triomf van den priester.
Wat hij geroepen was te doen bij zijn pauskeus, heeft hij bereikt voor zoover het binnen menschenbereik lag. Hij heeft geordend
| |
| |
en bevestigd. Maar hij heeft niet het nieuwe gebracht. Hij heeft aangesloten, maar hij is niet voorgegaan.
Een man van de provincie, is hij van de provincie gebleven.
Zijn werk heeft hij gedaan, grootsch als een zorger voor menschen, het grootere werk heeft hij overgelaten om te doen.
Hij kwam na Pius IX. Misschien zal de geschiedenis hem na Pius IX plaatsen, ondanks zijn triomf.
B*.
|
|