De Gids. Jaargang 67
(1903)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 523]
| |
De toestand in Finland.I.Zelfs tot het najaar van 1902 konden naïef-optimistische politici onder de Finnen nog met een schijn van reden doen gelooven, dat het nieuwe régime, dat aanving na de openbare afkondiging van het Februari-manifest in het jaar 1899Ga naar voetnoot1), niet tot doel had Finlands binnenlandsche aangelegenheden op eenige wijze omver te stooten; dat het slechts een, door de omstandigheden noodzakelijk gemaakte en van het standpunt van den grooten oostelijken nabuur zeer begrijpelijke, ‘toenadering’ was, in het belang van het land. Tot dien tijd waren de voornaamste ingrijpingen door genoemd manifest verordend: het taaldecreet in den zomer van 1900 en de oukase op den dienstplicht van Juli 1901. Beide betroffen alle vragen waar het feitelijk in Rusland's eigen belang was voor te waken. Het vereischte dan ook geen zeer diep nadenken over dergelijke zaken om in te zien, hoe de herhaalde verzekeringen uit allerhoogste hand, dat men ‘Finlands binnenlandsch bestuur met rust zou laten’, niet veel meer waren dan zand in de oogen strooien. En terwijl sommige verstandige diplomaten overal inschikkelijkheid predikten om het behoud van hetgeen men nog over had tenminste te verzekeren, kwamen anderen steeds met nieuwe bewijzen voor den dag, die met onwederlegbare klaarheid aantoonden, dat de storm niet alleen zou razen | |
[pagina 524]
| |
over onze politieke, maar ook over onze administratieve zelfstandigheid, over onze vrije ontwikkeling en over al de eigenaardigheden van ons volksbestaan. De bevelen die in Augustus 1902 werden uitgevaardigd, waren niet het eerste, maar zeker wel het grofste en duidelijkste dementi van de gedane beloften over de vaste integriteit van het binnenlandsch bestuur. Volgens die bevelen werden ambtenaren aangesteld en afgezet, Russen tot alle ambten toegelaten, de rechten van den Senaat ingekrompen en die van den Gouverneur-Generaal uitgebreid. Er was een bijna onbegrensde administratieve macht in handen van laatstgenoemde gelegd; hij werd tot een soort alleenheerscher over Finland gemaakt, die slechts voor zekere vragen en tot het verkrijgen van een onderteekening zich tot de hoogste macht behoefde te wenden. Hiermee had het nieuwe régime zelfs elken schijn van niet anders dan de harmonie tusschen twee verschillende deelen van het rijk te willen bevorderen, over boord geworpen. Het had zijn voet gezet op den nek van den mindere en zou iedere levensuiting den kop indrukken. Men had er reeds lang over gesproken dat de ministerstaatssecretaris von Plehve en generaal Bobrikoff niet altijd met elkaar overeenstemden. En inderdaad moet de eerste dan ook, terwijl hij nog slechts staatssecretaris was, meer diplomatisch en eleganter opgetreden zijn dan de Gouverneur-Generaal. Maar sinds hij minister van binnenlandsche zaken in Rusland is geworden, de ziel en de leider van het geheele bestuur, heeft von Plehve belangrijker zaken om aan te denken dan het bewaren van een soort decorum in de ‘russificeering’ van Finland - en heeft hij Bobrikoff vrij spel gelaten. Hieraan moet men misschien ten deele de brutaliteiten toeschrijven in de bovengenoemde bevelen van de maand Augustus. Evenzoo het feit, dat sindsdien het vernietigingswerk met een te voren ongekende vaart is toegenomen. De verschillende Gouverneursambten waren het eerste veld voor de experimenten van de Russische ambtenaren. Misschien zal de lezer zich de handelingen van Gouverneur Kaigorodoff, van Nyland, herinneren. Vooral zijn optreden met de Kozakken tegen een vreedzaam volk en, den 18den April van het vorig | |
[pagina 525]
| |
jaar, zelfs tegen vrouwen en kinderen. Minder bekend is, buiten de grenzen van het land, de Gouverneur van Wiborg, Mjäsojädoff. (De naam beteekent ‘vleescheter’ en is door het volk tot Kanibaloff gemaakt!) Die man is de type van een Russischen provincialen Gouverneur, zooals de satirische Russische verhalen ons die hebben leeren kennen. Zijn ijver is grenzenloos, maar zijn oordeel houdt daarmee geen gelijken tred. Met behulp van zijn rechterhand, een gendarme-officier, spionneert en begluurt hij de meest private aangelegenheden. Brengt een zangvereeniging een serenade aan een hem persoonlijk onaangenaam persoon, dan worden de leden tot verantwoording geroepen; maar als het dan blijkt dat de eerste personen die voorkomen Russische namen dragen, verandert de toestand.... Een clubje jongelui arrangeeren een sledepartij. De Gouverneur ontvlamt in woede en beweert dat zij een politieke meeting gehouden hebben en dat de dames verkleede heeren waren! Een arme drommel wordt gepakt omdat hij een pet in het bureau van den Gouverneur gestolen heeft, en de Gouverneur laat hem vrij omdat hij een agent van de gendarmen is. Onderwijl worden er, aan den anderen kant, geschikte ambtenaren, op losse gendarmrapporten, van hun ambt ontzet en Russen in hun plaats benoemd. Deze voorbeelden zullen voldoende zijn om te toonen hoe een Gouverneur in een beschaafd land, in het jaar Onzes Heeren 1903, zich gedraagt! En wat een orde er in de administratie heerscht kan men zich licht voorstellen! De vier laatste, aan de wet onderdanige Finsche Gouverneurs werden afgezet, omdat zij op cynische circulaires van Bobrikoff antwoordden met het verzoek den keizer hun aarzeling mede te deelen over het in-werking-doen-treden der oproeping voor den dienstplicht. Zij werden vervangen door een adjunctprocureur uit Irkunsk in Siberië, een Russisch generaal die bij Bobrikoff geattacheerd was, en verder door een Finschen advocaat en een Finschen landmetersdirecteur, die zich gewillig toonden. Eén Gouverneursplaats wordt nog door een Fin bezet, maar een Fin die zijn carrière in Petersburg gemaakt heeft en meer Russisch gezind is dan een Rus zelf. Doch een provincie kan een kundig Gouverneur ontberen, indien het verdere bestuur overigens goed is. Daarom schaden deze benoemingen in werkelijkheid minder dan bijvoorbeeld | |
[pagina 526]
| |
de vervulling van zuiver juridische plaatsen door Russische militairen. Zoo is tot Secretaris-GeneraalGa naar voetnoot1) van de provincie Nyland een Russisch kapitein van de artillerie benoemd! Als men bedenkt, dat hij die dit ambt vervult de verantwoording draagt betreffende alle rechtskwesties van de geheele provincie, begrijpt men zonder verdere commentaren wat dit zeggen wil. Voeg daarbij nog de beleediging die zulk een maatregel het volk toebrengt; het volk dat, volgens overoude gewoonte, aanspraak meent te hebben op het feit dat zijn aangelegenheden met kennis van zaken en doorzicht behandeld worden. Op dezelfde wijze dringt de ééne Rus na den andere zich in dienst bij den Gouverneur, en het zal niet lang meer duren of alle Finnen zijn er buiten gesloten. Dit is slechts het signaal. In het najaar werden er van ieder der hooger-gerechtshoven van Åbo, Vasa en Viborg drie rechters afgezet, zooals men zich misschien herinneren zal. De reden van dit ontslag was, dat zij weigerden zich aan zekere voorschriften de dienstplicht betreffende te houden. Een paar van de beste sprekers uit den Senaat hebben, om dezelfde reden, hetzelfde lot ondergaan. Een godsdienstonderwijzer en rector van een school, ergens in het Noorden van het land, werd ontslagen omdat hij het woord had gevoerd bij een politieke meeting, en men verbood de school zijn portret in de feestzaal op te hangen. Doch de grootste slag trof het land toen onlangs zestien leden van het Hooggerechtshof te Åbo, zonder omwegen en zonder eenig recht op pensioen, hun ontslag kregen. Karakteristiek is het voor de wijze waarop in Finland de wet nu uitgevoerd wordt, dat deze bevelen tot ontslag juist volkomen in strijd zijn met de hierboven genoemde, in Augustus genomen, besluiten. En ook karakteristiek is het voor de wijze waarop de betreffende personen beschouwen en behandelen hetgeen zij zelf wet en keizerlijk bevel noemen! De oorzaak van deze ongehoorde maatregel is: dat het gerechtshof te Åbo - evenals dat te Wiborg - weigerde een beschuldiging tegen eenige ambtenaren in te trekken. Het | |
[pagina 527]
| |
eenig doel van dat bevel tot intrekking was: eenige, wegens grove misgrepen in de uitvoering van hun ambt beschuldigde ambtenaren, waaronder de Gouverneur Kaigorodoff en eenige politiedienaren, voor het schandaal van een strenge veroordeeling te bewaren. Het pertinent weigeren van deze leden van het gerecht bewijst het grenzenloos idealisme en het onwrikbaar vasthouden aan de bezworen wetten, dat het grootste deel van onze rechters bezielt en dat hun eenige richtsnoer is, niettegenstaande zij weten dat zij daardoor hun geheele bestaan opofferen.Ga naar voetnoot1) Onbekwame, jonge mannen werden in hun plaats benoemd, terwijl direct een paar jonge advocaten tot leden werden aangesteld. Advocaten, die vroeger onmogelijk zelfs de laagste betrekking van klerk aan een Hooggerechtshof konden innemen. De plaats van directeur van het algemeen postwezen wordt, sinds Lagerborg, een uitstekend bekwaam man, die verliet, vervuld door een ambtenaar in dienst bij den Gouverneur-Generaal - een jongmensch dat zeker nooit van een dergelijke promotie gedroomd heeft. Diens eerste werk was het besluit te onderteekenen dat Lagerborg, niettegenstaande men ongehoorde pressie op hem uitoefende, steeds geweigerd had uittevaardigen; een besluit waarbij het briefgeheim in het vervolg aan de willekeur der gendarmen werd overgelaten; met andere woorden, dat brieven, aan als verdacht aangegeven personen, achtergehouden kunnen worden en geopend, dit laatste evenwel slechts in bijzijn van den geadresseerde, die dus telkens een wandeling naar het postkantoor kan maken. Doch dit besluit is zóó dat het niets geeft als er geen Fin te vinden is die het uitvoeren wil - en dit zal nog wel lang duren, als men bedenkt dat niemand de circulaire van den Gouverneur heeft willen contrasigneeren, totdat men er eindelijk iemand van het provinciaal bestuur voor vond, dat wil zeggen, een Rus! Verscheidene Russen, waaronder juristen en officieren, zijn op het oogenblik op de griffie van den Gouverneur-Generaal werkzaam. Deze griffie heeft plotseling groote uitbreiding en | |
[pagina 528]
| |
beteekenis gekregen. Het ziet er naar uit of die éénmaal den Senaat volkomen in de schaduw zal stellen en het centraalpunt worden zal voor Finlands administratie. Genoemden Russen wordt beurtelings een gouvernementsbetrekking aangewezen, opdat zij langzamerhand (bijv. als Secretaris-Generaal!) in de machinerie thuis zullen geraken. Maar, zooals wij zeiden, heeft Bobrikoff grootsche plannen met zijn griffie. Die zal ongeveer driemaal grooter worden dan zij nu is, en behalve een directeur en hoofden der verschillende afdeelingen, zullen er niet minder dan achttien secretarissen aangesteld worden - die gezamenlijk een tractement van bijna driehonderdduizend mark ontvangen. Het plan is nog niet door den Senaat behandeld; maar er moeten reeds tusschen de twee- en driehonderd sollicitaties voor de achttien secretarisplaatsen in de kast van den Gouverneur-Generaal liggen te wachten. De jonge ambtenaren die nu hun leerjaren op de griffie van den Gouverneur-Generaal doorbrengen, branden van verlangen om hun riddersporen te verkrijgen in hun, volgens Russische denkbeelden, te vervullen betrekkingen. Voor hen is Bobrikoff veel te zacht en te koel jegens de Finnen. Zij wenschen niets liever dan een tweede Polen van het land te maken, en volgens hen is de Gouverneur van Wiborg ‘Kanibaloff’ het ideaal van een Russischen voorvechter in Finland. Hunne opinies worden, zegt men, volkomen gedeeld door Bobrikoff's adjunct, Deutrich, die op de troonsopvolging hoopt, als de troon eenmaal vacant zal wezen. Maar dit zal nog wel wat duren. Zelfs de groote tegenstand bij de oproeping voor den dienstplicht schijnt, niettegenstaande alles wat men daarover vertelde, den vasten zetel van den gunsteling niet te hebben doen wankelen.
In bleeke lijnen teekende ik hier de omtrekken van een toestand zooals die zich klaarhelder aan onze oogen opdringt. En nog sprak ik niet over de russificeering der scholen, noch over het feit, dat ook den vice-kanselier der Universiteit zijn ontslag te wachten staat, noch over het ongehoorde censuur-systeem en over een menigte kleinere voorvallen, die op het dagelijksch leven betrekking hebben en die wij ons zoo langzamerhand gewend hebben ons niet verder aan te | |
[pagina 529]
| |
trekken. De lezer die onder kalme, normale toestanden leeft en een oogenblik over bovengenoemde feiten nadenkt, zal zich ongetwijfeld afvragen, hoe een natie met West-Europeesche beschaving en overoude, Germaansche rechtsbegrippen zoo-iets opneemt. | |
II.Menschen verschillend van zienswijze en opvatting sluiten zich dikwijls, onder den invloed van harde slagen, bij elkaar aan, en zoodra er dierbare belangen op het spel staan, wordt dat verschil gewoonlijk weggevaagd. De hervorming in het bestuur van Finland begon op een tijd dat de taalstrijd reeds zijn bruisende heftigheid van de jaren 80Ga naar voetnoot1) verloren had en het er naar uitzag alsof de toestand rustiger zou worden. Daarbij steeg de geheele volksziel als een groote, heldere en verwarmende vlam op in één gemeenschappelijk pogen: tot het verzamelen van het grootst mogelijk aantal onderteekeningen voor het adres aan den Czaar, in de jaren 1899 en 1901, en de besluiten der Provinciale Staten in zake den dienstplicht en eenige andere aangelegenheden. Toch was de kloof te diep om over te springen, en het duurde niet lang voordat de groote scheuring ontstond die sindsdien altijd-door grooter gemaakt wordt; aan den eenen kant grooter door de aanhangers van dat deel van den Senaat dat zich voegen en schikken wil, aan den anderen, door de constitutioneele partij, de partij van den passieven tegenstand. En al was de groepeering nu eenigszins anders dan vroeger, toch kan het niet ontkend worden dat de diepste oorzaak der scheuring in de taalkwestie gezocht moet worden. Reeds van het eerste oogenblik af dat in Finland de politiek weer ontwaakte, dus sedert meer dan een halve eeuw, hebben zij die zich aan de spits stelden voor het Finsche nationaliteitsstreven, er voor gepleit in Finland aan de Russische eischen zooveel mogelijk tegemoet te komen. Terwijl, aan den anderen | |
[pagina 530]
| |
kant, zij die ijverden voor het behoud der Zweedsche taal en der overoude Zweedsche cultuur volhielden, dat zoodoende ook de politieke zelfstandigheid van het geheele land groot gevaar liep, indien men zich te gewillig toonde tegenover de eischen van den Oostelijken buurman. De eerste zienswijze was, uit een politiek oogpunt, zeer zeker de verstandigste - tenminste voor het oogenblik. Vooral omdat zij, als wederdienst, haar aanhangers ondersteuning voor hun streven tot het behoud der Finsche nationaliteit beloofde. De andere zienswijze vertegenwoordigde de traditie, de vrijzinnige Westersche cultuur, den meest idealen vorm van een constitutioneele staatsinrichting. Uit een zuiver politiek oogpunt zou een samengaan van deze twee partijen ten slotte niet onmogelijk geweest zijn. Want zoowel de Fennomanen der oude school als de anderen zagen het ongeluk er van in, zoo het Russische element de overhand verkreeg. De Svekomanen hadden, van hun kant, hun droomen van een politieke toenadering met Zweden volkomen opgegeven - droomen, die overigens slechts in een paar fantastische hersens waren opgekomen. Zij zagen, evengoed als de Fennomanen in, dat een ontwikkeling op zuiver nationalen bodem misschien een mogelijke oplossing voor de toekomst wezen kon. Doch de, in den grond zoo gerechtvaardigde, strijd voor het behoud der Finsche taal ontaardde dikwijls in een hatelijk optreden tegen het Zweedsch sprekend deel van het volk en zijn belangen. Van den anderen kant deden de Svekomanen, door hun onverdraagzaamheid en hun onmacht om de Finsche beweging te begrijpen, alles om een toenadering te bemoeilijken. Ondertusschen waren de tijden langzamerhand veranderd. De oude Fennomanen, de leerlingen van SnelmanGa naar voetnoot1), die, toen | |
[pagina 531]
| |
de slagen nog zoo hard vielen, in de bres gestaan hadden, waren er nog wel en vergaten noch hun brandende smart van de ontvangen wonden, noch de hatelijke bitterheid in de polemiek. Maar naast hen scheen een jonger geslacht van voorstanders der Finsche zaak opgewassen, waaronder talentvolle schrijvers en geleerden, die inzagen dat de nationaliteitsvraag niet het eenige voedingsmiddel was dat het Finsche volk in het leven kon houden. En deze groep van jongeren naderde, in hun ijverig en succesvol cultuurstreven, al meer en meer de jongere generatie der Zweedschgezinden, die ook, op hun beurt, ophielden uitsluitend voor hun taal te ijveren en hun tegenstanders beter begonnen te begrijpen, zonder evenwel iets aan hun werken voor de Zweedsche cultuur en de Zweedsche bevolking van het land te kort te doen. En in één opzicht was het alsof de zoogenaamde ‘jonge Fennomaansche’ richting volmaakt samenging met die der Zweedschgezinden. Evenals deze, hielden ook de eersten uiterst streng vast aan het constitutionalisme als het dierbaarste palladium en de zekerste waarborg voor een toekomstige ontwikkeling van ons volk. Even krachtig als de Zweedschgezinden veroordeelden ook zij de incorrectheid der oude Fennomanen in dit opzicht. Vooral zij die, in zekere vragen, waar hun koppige tegenstand hen tot wanhoop gebracht had, den weg naar Petersburg waren opgegaan. Toen nu het Februari-manifest verscheen, was het, zooals bekend is, de oude hoofdman der Fennomanen Yrjö Koskinen, die de verspreiding er van doordreef. Wel hoorden eenige onder hen die er voor waren tot de Zweedsche partij, doch die werden toch ten deele geleid door juridische spitsvondigheid en ten deele door vrees. Er kan geen kwestie van zijn of de slimme oud-Fennomaansche hoofdman zag zijn voordeel in de verordening, die hij doorvoerde, en in de politiek, die hij sindsdien leidde. Wel trad hij zelf van het tooneel, maar van achter de coulissen leidde hij de zaken zooals hij ze hebben wilde, om plotseling zijn partij een plaats in de administratie van het land te doen verkrijgen, zooals zij die tot nu toe nooit gehad had. En de gebeurtenissen hebben zijn verwachtingen niet weersproken; overal werden weldra de Zweedschgezinde ambtenaren vervangen door familieleden en vrienden van de leidende politici. En Yrjö Koskinen, de | |
[pagina 532]
| |
oude verdediger van Göran Magnus SprengportenGa naar voetnoot1), kon, evenals deze, zijn aanhangers doen gelooven dat een nieuwe gelukkige tijd voor Finland was aangebroken, die eindelijk de macht der anti-nationale bureaucratie verbreken en hen opheffen zou en het er toe zou brengen dat de leiders invloedrijke plaatsen konden bezetten. En hij wist zijn bewonderaars zóó op te winden, dat zij zich uitingen lieten ontvallen als: dat er nu gerust een geheele zondvloed Russen in het land komen mocht als de Fennomanen, liefst binnen het jaar, maar hun plaats aan het bestuur kregen! Er waren meer bezadigde mannen, die, in principe, met de voorzichtigheidspolitiek meegingen, zonder juist door die vreeselijke opwinding bezield te zijn of door dien ziedenden haat tegen alles wat Svekomaan heet, die zoo kenmerkend is voor Yrjö Koskinen, zijn orgaan Uusi Suometar en voor korifeeën van andere partijen. Die mannen kwamen steeds met het verwijt aandragen, en hielden anderen steeds voor oogen, dat men zich in een toestand bevond waar geen ideale, maar uitsluitend practische opvattingen zich moeten laten gelden, en dat een goedwillig-ingaan op de voorgestelde eischen een met-geweld-doordrijven van nieuwe voorkomt. Zij die zich aan den kant der passieve tegenstanders plaatsten, hadden eerst en vooral de omstandigheid voor oogen, dat de nieuwe eischen alle in strijd waren met de gezworen wetten, en dat het volk, door zijn optreden, zijn souverein moest toonen dat een onderwerping aan alle Russische eischen een moreele slapheid ten gevolge hebben zou. Hoe meer men gaf, des te meer zou er begeerd worden, en indien redding mogelijk was, zoo zou die in ieder geval slechts te zoeken zijn in een andere denkwijze bij den grootvorst van Finland en een ander régime in zijn rijk. Had men goedwillig het dierbaarste wat men bezat eens weggegeven, dan zou dit, als in de toekomst lichter tijden aanbraken, toch niet teruggewonnen kunnen worden. Eén punt in de redeneering der tegenstanders is tenminste gerealiseerd: men heeft, met stijgenden schrik, gezien, dat de | |
[pagina 533]
| |
grenzen der toegevendheid onmogelijk te trekken zijn en dat deze tot een toestand voerde dien men gerust een moreel verderf noemen kan. Ik wacht mij om in bizonderheden te treden en bijvoorbeeld de manier van handelen van den Senaat te karakteriseeren, daar mijn doel was slechts de algemeene stroomingen aan te geven. Maar zelfs de innigste voorstanders van het manifest van 1899 hadden zeer zeker niet kunnen denken dat Finlands Senaat zou neerdalen tot het spelen van de ellendige rol van handlanger van den Gouverneur-Generaal - dikwijls meer bobrikoffsk dan Bobrikoff zelf. Ook niet, dat Finlands departement van justitie, onze hoogste rechterstoel, na twee jaren, voor het grootste deel zou zijn samengesteld uit onbekwame, in rechtszaken volkomen onervaren, vroegere administratieve ambtenaren. Evenmin, dat diens procurator energisch zou zijn gaan meewerken, om onwettelijk tot stand gekomen, verwarde en tegen elkaar strijdende bevelen door te voeren. En het schijnt alsof velen onder de voorzichtigheidspolitici, die uit zuivere overtuiging handelen, zich telkens weer zullen moeten afvragen of hun streven, aan den anderen kant, niet een weinig te ver gaat; als bijvoorbeeld hun orgaan er over jubelt dat eigen ambtenaren in menigte worden afgezet, de Russische nationale pers hen als bondgenooten begroet en de onbekwaamste gelukzoekers naar voren geschoven worden. Vooral wanneer dan een predikant van groot aanzien als zielverzorger, en zelfs een vroeger lid der Provinciale Staten, de streek rondreist en, mondeling zoowel als schriftelijk, verklaart dat hij èn het adres aan den Czaar èn het besluit der Provinciale Staten over den dienstplicht afkeurt! Naast deze feiten is het van minder belang, dat zekere teekenen er op wijzen dat men eenigszins in deze richting begint terug te trekken. Naar aanleiding van de vroeger genoemde aanstelling van een Russisch kapitein tot Staats-Secretaris, had de Uusi Suometar een artikel, waarin, op ongehoord naïeve wijze, beweerd werd, dat deze benoeming wel eenige aarzeling teweeg | |
[pagina 534]
| |
kon brengen omtrent de ‘welwillende’ bedoelingen van de hoogere regeering voor Finlands binnenlandsch bestuur, bedoelingen waaraan het Finsche volk tot nu toe geloofd had! Het allergrootste deel der ambtenaren is het beginsel der onderwerping aan de oude wet toegedaan, zonder er bij te denken wat het vasthouden hieraan voor gevolgen hebben kan. Aldus hebben alle burgemeesters van het geheele land geweigerd de oproepingsbrieven voor den dienstplicht rond te zenden. En die ambtenaren van het Hoogergerechtshof van Åbo, die hun ontslag niet kregen, hebben vrijwillig een verzoek daaromtrent ingediend, er bijvoegende dat zij het standpunt van hun ontslagen collega's volkomen deelden; de portier zelfs heeft voor hen niet onder willen doen. Ook is het karakteristiek, dat er zich overal moeielijkheden voordoen om de ontslagen ambtenaren te vervangen, en dat men zich daarvoor tot onbekwame gelukzoekers wenden moest. Men zou in het midden kunnen brengen, dat het niet van gevaar ontbloot is het veld zoo open te laten. Aan den anderen kant echter is het niet mogelijk, om, met behoud van vaste overtuiging, mee te werken aan hetgeen nu van een Finschen ambtenaar verlangd wordt. En dat principe schijnt wel het ware te zijn, dat ik dezer dagen hoorde verkondigen: dat het beter is geen hooggerechtshof te hebben en wel een wet, dan geen wet en wel een hooggerechtshof. De scheuring onder het volk is natuurlijk grooter. Onze natie heeft een langzamen gedachtengang en heeft moeite om zelfstandig haar positie te begrijpen, maar volgt des te gemakkelijker wat anderen haar trachten te doen gelooven. Zelden is het zoo duidelijk als nu aan den dag gekomen, wat het voor een volk beteekent nooit zelfstandig geweest te zijn. Doch staat een Fin eenmaal een zaak duidelijk voor oogen, dan houdt hij er aan vast, en de velen die nu overtuigd zijn van het noodzakelijke van een passieven tegenstand, zullen zeker van die meening blijven. Terwijl, aan den anderen kant, te vreezen is dat door de onzinnige opwinding der oud-Fennomanen, die tot elk middel hun toevlucht nemen willen, vele twijfelachtigen zich aan hun zijde zullen scharen. Zelfs de opinies onder de jongeren zijn verdeeld. Men zou meenen dat toestanden als deze al wat jongelieden van idealisme en vaderlandslievend enthousiasme in zich hebben, | |
[pagina 535]
| |
wakker zou roepen. In sommige kringen hebben deze eigenschappen zich dan ook op glansrijke wijze doen gelden. Maar, aan den anderen kant treft men, bij een zoo nadenkend en langzaam-handelend-optredend volk als het onze, reeds in de wieg zooveel vroeg-oude wereldwijsheid aan! Daardoor kan men studenten een practische diplomatie hooren verkondigen den meest beproefden en meest ontgoochelden politicus waardig! De kwestie raakt zelfs het allerjongste deel der bevolking, en de schoolbanken zijn niet het forum waar men het minst geinteresseerd is. Een dezer dagen gebeurde het dat, toen een, door zijn politieke beginselen slecht bekend, lid van de schoolcommissie een bijzondere school inspecteerde en in een klasse den leerlingen een vraag stelde, niemand antwoordde. Doch toen dadelijk daarop, in tegenwoordigheid van dien inspecteur, de gewone leeraar aan de klasse dezelfde vragen stelde, verkreeg deze van allen een bereidwillig bescheid. Meisjes en jongens - het was een gemengde school - werden wel is waar gedwongen om vergiffenis te vragen, maar dit gebeurde in dezen vorm: dat zij erkenden te kort gekomen te zijn in achting die zij de persoon in kwestie schuldig waren in zijn hoedanigheid als ‘lid van de schoolcommissie.’ En dít is gelukkig, evenals het een teleurstelling is voor hen die op de gelegenheid rekenen om met gewapende macht op te kunnen treden, dat het volk tot nu toe zich zoo stil gehouden heeft. Maar daar moet men de Finsche kalmte voor hebben en de angstige bezorgdheid dat er bloed zou kunnen vergoten worden, om zich rustig neer te leggen bij het feit dat iedereen op den openbaren weg door een politiedienaar mishandeld kan worden, zonder dat hij zelf het recht in handen heeft zich tegenover dergelijke misdrijven te verdedigen. Ik denk nu slechts aan hetgeen op de markt te Helsingfors geschiedde. De uitzichten voor hen die zich niet voor Rusland willen buigen, zijn verre van schitterend. Nu reeds wemelt het van ontslagen ambtenaren die moeite hebben om werk te vinden. Beschaafde jongelieden, die den leeftijd voor den militairen dienst bereikten, zijn het land uitgegaan, en de meesten der jongere generatie, die onder deze toestanden opgroeien, zullen te kiezen hebben tusschen de loopbaan | |
[pagina 536]
| |
van een ‘tjinovnik’Ga naar voetnoot1) volgens Russisch model, of het Vaderland vaarwel te zeggen. Men zou kunnen beweren, dat er private betrekkingen in menigte zijn. Dit is wel waar; maar men moet ook bedenken dat Finland, meer dan ieder ander land, de natuurlijke hulpbronnen ontbeert die bijvoorbeeld den inwoners van Polen de zorgen voor de toekomst zóózeer verlichtten; dat in ons klimaat en op onzen harden grond de landbouw zoo vreeselijk weinig oplevert; dat, in alle takken der industrie, wij zoo in ieder opzicht afhangen van de vraag of de grenzen, vooral de Russische, voor ons al of niet gesloten zijn. Er zijn zeker eeuwen noodig voordat de ééne natie geheel in een andere wordt opgelost - vooral in een minder beschaafde. Doch dit is een kale troost voor hen voor wie de toekomst van Finland er éénmaal zoo helder uitzag, en die nu plotseling die toekomst door een ondoordringbaren mist omgeven zien, en bovendien nog zich zelf beroofd van het dierbaar bewustzijn, dat zij leven in een maatschappij waar het individu zijn persoonlijkheid vrij kan ontwikkelen onder bescherming van de wet en de rechtvaardigheid.
Helsingfors, Maart 1903.
Een Fin. |
|