De Gids. Jaargang 67
(1903)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Buitenlandsch overzicht.29 Maart.
| |
[pagina 199]
| |
uitbreiden; vooreerst mag de Perzische golf nog onder Engelsch gezag blijven; maar wanneer het eens het achterland politiek en economisch in zijn sfeer heeft getrokken, dan zal Rusland zich ook den toegang tot de “warme zee”, tot den Indischen oceaan verschaffen.’ De wrijvingspunten vermeerderen zich; hier is het Zweden en Duitschland, daar Oostenrijk, ginds Japan en China, en het Voor-Indië van Engeland, die den schok zullen gevoelen. En te midden van dien majestueusen groei valt de onrust in het hart van het land. De regeering heeft te kampen gehad met de opstootjes van de studenten, - ze werden door de knoeten van de kozakken gedempt; de burgers in de steden hebben zich toen bij de studenten gevoegd, ook daar hielp kozakkengeweld en verbanning. Daarop zijn de boeren in de gouvernementen van het midden tot opstand gekomen, om den hongersnood en de belastingen, - studenten naar het platte land gebannen wakkerden de onrust aan door het verspreiden van nieuwe denkbeelden onder menschen die weinig anders dan heel oude gedachten hadden. Maar de troepen konden de regeering niet zoo goed tegen de boeren helpen als tegen burgers en studenten, omdat ze meestal zelf van het land kwamen, en er werd tegen de boeren tegelijk met wreedheid en met wat edelmoedigheid gehandeld.... Ik geloof ook dat de Czar, die een bedeesd maar goedhartig man is, er genoeg van kreeg, - en nu, tegen de komst van de lente, heeft hij zich in een schrijven, gedateerd op den verjaardag van zijn vader, tot zijn volk gewend om het te zeggen hoe de welvaart van Rusland hem ter harte ging en hoe hij het geluk van zijn volk wilde door het in stand houden van wijze instellingen en het aanbrengen van gematigde hervormingen. Dat is de stofwolk die thans over Rusland warrelt. Niemand kan weten wat zij in zich bergt, want de Czar geeft in zijn schrijven alles en neemt tegelijk alles weer terug. Hij schenkt de godsdienstvrijheid - zooals ze volgens het grondbeginsel van den Staat in Rusland heerscht; maar dan is het geen godsdienstvrijheid. Hij wil de kreitsen een soort van zelfbestuur geven - maar hij laat het open of dat kreitsbestuur niet zal komen aan regeeringsambtenaren en personen door de regeering gekozen. Hij heeft het plan de boeren te bevrijden van de drukkende | |
[pagina 200]
| |
lasten van het gemeenbezit van het land, maar dat gemeenbezit wenscht hij te bewaren als een grondinstelling van het rijk. Ach, dat rescript van den allermachtigsten en allergevoeligsten autocraat over alle Russen kijkt bedeesd iedereen naar de oogen, de geestelijkheid, den adel en de boeren, en 't zeilt door tusschen de wenschen van den procureur van de Heilige Synode, Pobodonoszef, en van de beide machtige ministers van het rijk, von Plehwe en Witte. Von Plehwe, de bureaucraat, - bureaucraten zijn harteloos - heeft als bestuurder van de binnenlandsche zaken de contrôle over de uitvoering van het rescript. Hij heeft tot zijn hulp gekozen den man die het scherpst de opstanden heeft onderdrukt; dat is al een voorproef van de wijze waarop de weifelende beginsels van den Czar in praktijk zullen worden gebracht. Men zegt dat von Plehwe, de smijdige indringer, driemaal van godsdienst veranderd is om van stap tot stap de macht te bereiken; hij zal haar nu willen houden, geheel, en hij ziet als bron van die macht alleen het corps van mannen, geestelijken en wereldlijke ambtenaren, die traditioneel de leiding der zaken in Rusland hebben, en tegenover wier invloed het gezag van den Czar, een enkele weinig beteekenende wil, als tegen een muur breekt en verdwijnt. Verwonderen doet het dus niet dat, ondanks het manifest van den alleenheerscher (de man die wel heerscht, maar die alleen staat - met zijn vrouw en zijn drie of vier dochtertjes), de opstanden voortgaan, of liever, dat de bloedige onderdrukking van het verzet niet ophoudt. Want uit Rusland hoort men alleen, dat de Kozakken, zooals dezer dagen, weer in een stad hebben huisgehouden, en men mag dan veronderstellen dat er een reden voor is geweest. Het warrelt daar in het land. De misbruiken en het bederf in regeeringskringen en in legerbestuur nemen hand over hand toe, de hulpmiddelen zijn wel nog lang niet uitgeput, maar de finantieele toestand, hoewel hij uiterlijk nog wat vertoon maakt, is in zijn hart ongezond, de ontevredenheid onder de bevolking groeit aan. En ze wordt nu versterkt door de zwakheid van den vorst die, met zijn goeden wil, uitzichten toont zonder ze te kunnen bevredigen, en die voor Rusland doet wat hij eens voor de wereldbevrediging heeft gedaan: verwachtingen wekken en ze op hun tegendeel doen uitloopen. | |
[pagina 201]
| |
Wanneer het Russische rijk door eigen zwaarte en zijn onmetelijke groeikracht niet zoo vast op den grond en in de wereld zijn stelling bewaarde, zou men het er voor houden dat het aan het begin van een groote omwenteling of van een reeks revoluties stond. Nu, in de gegeven omstandigheden, is 't het best zich van voorspellingen te onthouden en te wachten tot de lucht is opgeklaard en men beter kan zien.
Een gevaar dreigt van het zuiden, van het Balkan-schiereiland. De zending van den Russischen minister van Buitenlandsche Zaken Lamsdorf naar de Balkan-staten en naar het Oostenrijksche hof te Weenen, de aanneming door de Porte van de Russisch-Oostenrijksche nota over de hervorming van den toestand in Macedonië hebben nog in 't geheel niet den gewenschten vrede in 't leven geroepen. Men zou bijna zeggen dat de Sultan bij zijn onderwerping aan de eischen van de twee groote mogendheden, op zijn manier, dat is slinks, zonder grootspraak maar onverdroten, het voorbeeld gevolgd heeft van president Castro in Venezuela. Hij is gezwicht voor de overmacht en heeft toegegeven, en onderwijl gaat hij zijn gang, in het geheim door Duitschland gesteund, en trekt, schijnbaar voor Rusland bukkend, van de omstandigheden tot eigen voordeel partij. Want daar hij beloofd heeft om de belastingen, in Macedonië geheven, ten nutte van de provincie aan te wenden, zendt hij er voortdurend troepen heen op kosten van Macedonië en laat zoo zijn leger door de provincie onderhouden. Stoomboot op stoomboot en trein op trein brengt lichtingen aan in het land, van soldaten uit klein Azië, het voedsterland van het Turksche leger, en daar volgens de wet de troepen maar een bepaalden tijd mogen dienen, worden zij vervangen door nieuwen aanvoer, die op zijn beurt gevoed, gekleed en betaald naar Anatolië terug zal gaan om er een geoefende reserve te vormen. De reden die de Sultan voor zijn handelwijze kan opgeven is, dat Macedonië door benden van opstandelingen in onrust wordt gehouden. Zij komen van de Bulgaarsche grens en van Bulgarije, en een zorgzaam herder moet waken tegen de aanvallen van den wolf die zijn schapen bedreigt. | |
[pagina 202]
| |
Macedonië wil niet tot rust komen en Bulgarije, dat van grootheid droomt, wil zijn bestemming van een machtig slavisch rijk dat zich over Macedonië uitstrekt, maar niet opgeven. Daar, in Bulgarije, blaast de lentewind ook hevig, en de vorst van Bulgarije weet niet naar welken kant het hoofd te wenden. Hij heeft in deze laatste dagen eerst zijn minister van oorlog, Paprikof, ontslagen, omdat hij tegen den zin van het overig ministerie versterking van het leger verlangde, daarna heeft hij het ontslag van het ministerie aangenomen dat niet meer de sympathie van het leger, en misschien ook van den vorst had om zijn onderwerping aan den wil van Rusland. Een nieuw ministerie is thans opgetreden onder leiding van Geschow, maar hoe zal het handelen daar het twee heeren moet dienen? Officiëel kijkt het naar Rusland, en in 't geheim moet het zich richten naar den volkswil en den wil van het leger, die beide aandrijven tot een oorlog met Turkije om het bezit van Macedonië. En in Servië is de verdeeldheid niet minder groot; het koninkje wil zich onafhankelijk maken van de vertegenwoordiging van het land, om Servië naar zijn luim te kunnen leiden in een balanceerhouding tusschen Oostenrijk en Rusland, en de politieke partijen, buiten het bestuur gelaten, intrigeeren eveneens naar alle kanten. Alles blaast en stormt daar in het Noorden van het Balkanschiereiland, in afwachting van een beslissing; - maar wanneer zal die komen?
Zoo ziet Oost-Europa er uit; hoe is het in het Westen? Marocco blijft daar een gevaarlijke plek. De troebelen houden aan, en de toestand wordt zoo troebel dat men van buiten af in 't geheel niet zien kan wat er in het land voorvalt. Het is wel duidelijk dat er Europeesche mogendheden zijn, of dat er een Europeesche mogendheid is, die belang heeft bij de algemeene onkunde omtrent den toestand in Marocco. Dat moet Frankrijk wezen. Frankrijk speelt tegenover Marocco de rol, die Rusland ophoudt tegenover Turkije. Het wil Marocco, het moet Marocco hebben tot bekroning van zijn gebied in Noord-Afrika. Wanneer men de Fransche literatuur nagaat over de expedities en onderzoekingen in Afrika - en die literatuur is zeer uitgebreid | |
[pagina 203]
| |
en vermeerdert met den dag -Ga naar voetnoot1) dan bemerkt men hoe in het leger en in de koloniale kringen Marocco als een ontwijfelbaar toekomstig domein van Frankrijk wordt beschouwd. Maar het Fransche gouvernement hoedt zich wel voor zijn plannen uit te komen. Het heeft zijn binnenlandsche hervormingen te volvoeren en zou op 't oogenblik niet graag te veel invloed aan het leger gunnen. Want voor Marocco zou 't al zijn militaire en maritieme krachten op 't spel moeten zetten, omdat Engeland zich tegen de inbezitneming van Marocco zou verzetten. En Frankrijk is zichzelf nog niet geheel meester. Men moet nog afwachten wat de gevolgen zullen zijn van het begin van emancipatie uit de armen der Katholieke kerk, door de wetgeving ingesteld met de verdrijving der congregaties. Daar gaan ook stormen over Frankrijk dezer dagen, al is de regeering zoo gelukkig geweest om zonder al te veel tegenkanting haar plannen in de wetgevende vergaderingen door te zetten. Het is nog maar een eerste of tweede stap, dat over de grenzen zetten van een aantal orden van geestelijken. De groote strijd over de geheele emancipatie van den Staat uit de kerkorde kan niet uitblijven. Men denkt vooreerst nog wel niet verder te gaan dan het eerste noodige gedeelte van den weg, maar op den duur dwingt de logica van de feiten tot het afloopen van den geheelen weg.
Engeland wapent zich om desnoods tegenover de geheele wereld zich op te kunnen houden. Zoo is de indruk dien de laatstgenomen maatregelen tot versterking van zijn vloot en zijn leger moeten maken. De vloot zal numeriek en in gehalte sterker zijn dan de vloten van Frankrijk, Rusland en Duitschland te zamen, en het leger zal talrijk genoeg zijn om tegelijk naar Noord-Azië tegen Rusland een groot expeditionair corps te kunnen afzenden, en Voor-Indië te verdedigen. Engeland neemt zijn krachten bijeen, het doet zijn best Zuid-Afrika te verzoenen en het heeft een voorschot van 100.000.000 | |
[pagina 204]
| |
pond sterling en een geschenk van 12.000.000 over om Ierland te verzoenen. Het ziet den storm naderen, en het spant zijn ongeëvenaarde hulpmiddelen tot het uiterste in om zich de wapenen te verschaffen, moreele en materieele, tot behoud en tot versterking van zijn positie als wereldmogendheid.
Wat moet al dat geblaas wel geven als resultaat?
B*. |
|