Allerlei Menschen, door J. de Meester. Amsterdam, C.A.J. van Dishoeck. 1902.
Tegen dit boek hebben wij twee bezwaren, die den inhoud niet raken. Ten eerste dat het zoo lomp van vorm is. Voor zulke luchtige lectuur als hier wordt aangeboden is het formaat ten eenenmale ongeschikt. Men moet zulke boeken op reis, op de wandeling, in de hand of in den zak kunnen meenemen en dat kan men dit logge boekdeel, 6½ ons schoon aan den haak, niet. Ons tweede bezwaar geldt de rangschikking der stukken: het allerbeste staat voorop en dat heeft dit nadeel, dat men na de lezing hiervan zijn verwachting voor hetgeen volgt te hoog spant.
Dat allereerste en allerbeste is het ‘Avontuur van David Zangvogel’, een meesterstukje in zijn genre. Men heeft bij dit ondeugende, scabreuse verhaaltje van niet meer dan 14 bladzijden, waar de plaats der handeling een Rotterdamsch ‘Maison Tellier’ is van den zooveelsten rang, van de Maupassant gesproken; maar al moge de schrijver misschien door zijn bewondering voor den schrijver van ‘Boule de suif’ op het denkbeeld gebracht zijn om op zijn beurt te beproeven een van die netelige onderwerpen à la Maupassant in het kleine bestek van een vertelling te behandelen, men zal hem niet het dubbelzinnig compliment behoeven te maken dat ‘Het avontuur van David Zangvogel’ nu eens een ding is, dat aan buitenlandsche modellen herinnert. Want het is door en door Hollandsch. En dat is nu juist het mooie van dit geestige - vooral niet boertige - stukje, dat het jodenmannetje zoo voortreffelijk getypeerd, het milieu zoo precies geteekend, en alles, goed geproportionneerd, in nog geen vel druks, zonder onnoodig bijwerk, volkomen àf is.
Is dit misschien de handigheid, die een journalist beet krijgt, om de dingen vlug en in niet meer woorden dan noodig is te zeggen, ook elders in dit boek treden de goede eigenschappen van den journalist voor den dag. Maar diezelfde gedwongen vlugheid en beknoptheid maken dat de schrijver in zijn schetsen vaak niet meer dan schema's, om niet te zeggen schimmen, geeft van novellen of romans. ‘In korte woorden was dit hun historie’: zoo begint een van de schetsen, en zoo zouden er meer kunnen beginnen; de uitwerking van het motief, iets als een zielkundige ontleding blijft in den regel achterwege. Wederom als journalist, als den vroegeren Parijschen correspondent van het Handelsblad zien wij den heer De Meester in zijn schetsen onder den algemeenen titel ‘Uit Parijs’. Het zijn Parijsche Falklandjes, als de Amsterdamsche ongelijk van waarde, soms wat zwak van compositie, en met een eenigszins gezocht slot, maar vol origineele typen, aardig geobserveerd of grappig verzonnen, en vlug verteld.