Bibliographie.
Registers op de Ideën van Multatuli. Verklarende en critische regeling der Ideën en uitvoerig naam- en zaakregister, voorafgegaan door een studie over Multatuli's werken en gedachteleven, door Mr. C.A. Wienecke. Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier.’ 1902.
De studie over Multatuli en de commentaar op zijn Ideën, welke deze registers voorafgaan, zijn een uiting van echte, oprechte piëteit. De geloovige jonge schrijver moet telkens in zijn diepste gevoelens geschokt zijn door de, soms ruwe, spotternijen met geloof en godsdienst, waartoe Multatuli - zijn ‘vereerde oudoom’, zooals hij hem noemt - zich meer dan eens laat verleiden. Maar daarom te meer treft het, hoe hij, eerlijk uitkomend voor zijn geloof en het niet verzwijgend waar hij Multatuli op een oppervlakkig of onjuist betoog betrapt, in de studie zoowel als in de commentaar het ernstigst streven toont om te waardeeren en te begrijpen. Ziet hij in Multatuli den ‘hoogmoedigen, eenzamen profeet’, het ‘kind van zijn dorren, nuchteren tijd, gegroeid uit de eeuw die het leven neerboog tot stofvergoding’, zijn studie brengt hem o.a. ook tot de overtuiging, dat Multatuli's atheïsme, waardoor velen zich tot hem aangetrokken voelden, ‘niet tot het wezen van den auteur van Max Havelaar behoort.’
‘Laat de wijsgeer der Ideën zich maar atheïst noemen’ - zegt Mr. Wienecke bij de Ideën 703-705 uit den 3en Bundel - ‘wij zien uit zijn sympathie voor den eenvoudigen straatprediker, dat zijn ziel naar Jezus verlangde, meer dan velen die hem smadelijk een ongeloovige noemden.’
Dat de Ideën zeer ongelijk van waarde zijn, zoowel uit een wijsgeerig als uit een artistiek oogpunt, is begrijpelijk, wanneer men weet onder hoeveel geestelijk en lichamelijk lijden, onder hoeveel ontbering van elken aard, Multatuli zich gedwongen zag dezen ‘Times van zijn ziel’ te schrijven. Dit belet Mr. Wienecke niet, hier op zwakke bewijsvoering, ginds op tegenstrijdigheden, elders op overdrijving in het betoog te wijzen; maar telkens, zoowel in zijn studie als in zijn commentaar, blijkt hij diep doordrongen van de groote beteekenis welke Multatuli's werk heeft voor zijn land en zijn tijd, en zelfs ver over zijn land en over zijn tijd heen. Met de ‘gelogen en ongelogen vertelseltjes’ over 's mans ‘dagelijkschen omgang, huiselijk leven en geldgebrek, waartoe sommigen zijner z.g. critici zich niet tot hun eer geroepen schijnen te achten’, houdt Mr.