De Gids. Jaargang 66(1902)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 553] [p. 553] * * * Aan mijn vrouw. Uit parken, waar de duist're linden geurden zwoel over ongeziene wand'laars, en op de open plek vreemd-duid'lijk stond en kleurde stil-geel in 't late licht 't oud slot, - zoo ben ik met mijn Lief droomende uitgetreden in ruime avond-hal, scheem'rig en lucht.... en droomende gingen wij over breede terrassen tot den rand.... Er voer een zucht van wind om ons, koel aan de oogen, en zacht ons helder zien koesterend streek de verre bergen over, die op-togen vàn diep-beneden tot waar vaag weg week in roze lucht het blauwig heuvel-land - Wij, 't samen koesterend, streelen elkaar, want onze blikken, wijl dë eene hand de andere teeder drukt, eenen zich dáár... [pagina 554] [p. 554] De avond is zoo stil... Weg liggen laag de landen in duister-groen, 't riviertje gaat er vlak-wit doorheen, en in schemer vervaagde boomen staan neer in 't hemel-lichte water. Tot waar wij rusten aan een balustrade waait vaag muziek op uit een lichten tuin diep onder ons, - hel-groen zijn alle bladen, ruischloos, der wit-doorgloeide boome-kruin. Zacht'lijk ontploffen lichte harp-klank-bloemen in 't sidd'rend zilver van viool-gesuizel... maar een violoncel uit somber zoemen vlaagt klagend op, en in lichteren duizel verzwijm'len de violen rillende.... totdat één, stijgend fijn, teederlijk uit tintelt, als 't sterrig licht, op heuv'len trillende ver in wiss'lend verglinsteren.... een fluit tjuikt als een zoete vogelstem te zamen met de viool, ze zinge' in elkaar henen en ganschelijk weg! - o Lief! ik voel je âmen zoel aan mijn wang... o, dit, 't opperst vereenen, [pagina 555] [p. 555] dit saam vervloeien in deez' heerlijk huwende geluiden, die verluide' in de' avond.... Luister! harp-klanken plonzen in de lucht, de luwende nacht-lucht te baden, weg te drijve' in 't duister.... Wonder, dat ons verdrinkt in zaligheid! Wij liggen gansch verzonke' in de eindelooze stroomen van klank, eeuwig in-een-gevlijd, waar stil onz' lijven staan als dood-gevrozen. Saint-Germain-en-Laye, Juli, 1902. Carel Scharten. Vorige Volgende