verstandige berekening. Dat was tenminste een afsluiting van den geweldigen strijd, die een zekere bevrediging met zich bracht.
En nog verder dringt wellicht de herinnering van sommigen onzer in het verloop der tijden door, naar de verhandelingen in Hongarije over de verzoening met Oostenrijk na de diepe scheiding die het jaar 1848 en zijn lange nasleep tusschen de beide landen had gebracht. Toen viel daar het woord van Frans Deák in de gedenkwaardige zitting waar de passie van de afscheiding voor goed de overhand scheen te winnen, - het woord dat het getij keerde en de stemming terugbracht tot het vergelijk: ‘Wij mogen alles voor ons vaderland opofferen, ons geld en onze personen, ons goed en ons leven, alleen niet het vaderland zelf.’ Het was de spreuk van den staatsman die een hooger belang kende dan de voldoening van den blinden patriotischen hartstocht.
Of iets dergelijks ginds in de bijeenkomst te Vereeniging gezegd werd? Of het gevoel daar is uitgesproken voor een ideaal vaderland dat levend blijft in de gezindheid van zijn zonen ook tijdens de oogenblikkelijke vernedering waarin het van zijn zelfstandigheid is beroofd?
Wat doet het er toe of wij er van hooren? Wij weten immers toch dat het gevoel daar aanwezig moet zijn, zoowel van de onverzettelijkheid die den krijg wil volhouden totdat de laatste krachten tegen den vijand zijn beproefd, als van de gematigdheid die de kansen in het verschiet niet wil verliezen voor de geringe kans van het oogenblik.
Een ding is toch zeker: de bijeenkomst van de Boeren-afgevaardigden te Vereeniging mag op zichzelf als een zedelijke overwinning voor hun zaak beschouwd worden; en zij is een pand voor de toekomst, ook al leiden de onderhandelingen tot den vrede met onderwerping. Daarom zou ik aan het succes van die onderhandelingen willen gelooven.
De voorwaarden, of ze wat min of wat meer voordeelig zijn, doen er niet veel toe. Het is niet naar de artikels op 't papier gesteld dat de toekomst van een land zich richt. De vraag hier, in de aangelegenheden van Zuid-Afrika, is wie zich het zekerst van zijn houding voelt: Engeland dat domineeren wil, of de Afrikaanders die van geen dominatie willen weten?
Engeland dat gedacht had de zaken geheel naar zijn hand te zetten en den oorlog te besluiten, zonder een letter schrift, door de vernietiging en ontbinding der guerillabenden, - dat overmoedige Engeland van Chamberlain en Milner heeft moeten erkennen een georganiseerde macht tegenover zich te hebben, en