Bibliographie.
De boeken der kleine zielen. - Het late leven, door Louis Couperus, 2 dln. Amsterdam, L.J. Veen (1902).
Een vervolg te geven op een voortreffelijk geslaagden roman, is altijd een waagstuk. In dit geval was het dubbel hachelijk, nu het gold de voortzetting van het kleine leven der kleine zielen, in de beide vorige deelen reeds in al zijn bijzonderheden ontvouwd.
Liep Couperus niet gevaar in herhalingen te vervallen en zou hij er in slagen onze belangstelling voor de Van der Welcke's en de Van Lowe's gaande te houden? Zelf heeft hij gevoeld dat hij dit gevaar enkel zou kunnen afweren en zich van die belangstelling enkel zou kunnen verzekeren door in zijn roman een nieuw element te brengen, een nieuwen persoon, die met de hoofdpersoon, Constance van der Welcke, in aanraking komend, haar een nieuwe levensphase zou doen intreden.
In de eerste hoofdstukken laat de schrijver ons nog wat lang verwijlen bij de ons bekende kleine zielen, zonder dat hij daar ander nieuws in brengt dan het onbehagelijke, zij 't ook voor de verklaring van Constances later voelen en handelen onmisbare, liefdetje van Van der Welcke met zijn nichtje Marianne. Maar dan komt Brauws, de globe-trotter, nu eens geen Hagenaar, geen ‘fatsoenlijk’ man, maar een menschenschuwe, min of meer een menschenhater, ruw en onhandig in zijn vormen, maar eerlijk en oprecht. En wanneer Constance met hem aan het praten gaat, Brauws haar van zijn leven vertelt, van zijn jeugd vooral waarin zooveel voorkomt wat met gebeurtenissen uit haar eigen jeugd samenstemt, en hij haar zijn ideeën en zijn wereldbeschouwing ontvouwt, dan laat Couperus ons getuige zijn van het nieuwe leven van die kleine ziel, het leven dat te laat komt misschien om van die kleine een groote ziel te maken, maar waarin toch dieper gevoelens bij haar wakker geroepen worden, waarin zij zich een nieuwe, zij 't ook haastige en oppervlakkige, zelfopvoeding geeft. Hoe Constance door die samensprekingen, door hetgeen zij voor Brauws gaat gevoelen er toe komt de verhouding tusschen van der Welcke en Marianne te begrijpen, met een vreemde teederheid, een moederlijk medegevoel voor die liefde; en hoe dat er haar toe brengt, haren man een scheiding voor te stellen; hoe beiden dan, elk op zijn beurt, Addy deelgenoot maken van hun plannen, behoort tot het zeer belangwekkende en in zijn diepe tragiek aangrijpende van dit boek. Wat Constance zich in dat late leven droomt, onder den blik