moord; een minister van binnenlandsche zaken, een Sipiaguine, valt als slachtoffer door de hand van een student.
Schrik hier en schrik daar. Hongersnood en vertwijfeling, ongerechtigheid en sluipende geest van samenzwering, ze legeren zich over het onmetelijke land. Maar de colossus, log en zeker, gaat zijn gang, met het vredevriendelijke kornakje tot stuurder, hoog op zijn rug, een stuurder die misschien het minst van allen weet, waar de olifantenmarsch heen zal voeren.
In de Balkanstaten begint, met de goede maanden telkens zich hernieuwend, de gisting van menschen en denkbeelden. Er zijn daar veel ideeën zonder soldaten, - men noemt dat politieke en nationale problemen van grensuitbreiding, die door onderhandeling en intrigue hun beslag zullen vinden; en er zijn daar ook veel soldaten zonder ideeën, - men noemt ze kortweg roovers. Met de lente raakt dat alles in beweging.
De Arnauten, in Albanië, gaan de dorpen plunderen, de Serviërs krijgen een nieuwe uitlegging van hun constitutie, de Haidomaks, in Macedonië, dalen uit hun gebergte naar de vlakte, de Boelgaren willen een nieuwe leening sluiten met het oog op een mogelijk bloedbad der Macedoniërs, waarvan zij kunnen profiteeren, - en de sinistre, eenzaam bibberende leugenaar in Stamboel zint op moord van een volk of van een ambtenaar tot afleiding voor zijn vrees.
Hé wat al vreemde, gruwelijke en komische, belangrijke en kleingeestige feiten heeft de wreedlachende schikgodin uit haar gapende zak op ons wereldrond laten vallen!
Alleen éen ding wil maar niet te voorschijn komen; het dringt en hort en duwt en schaaft, maar wil niet door de opening heenglijden; - ik meen, het is een te groot brok voor zoo'n windluchtige maand als April, want ik bedoel den vrede. Den vrede, - niet met een groote V, neen, dat is een te groot product voor een maand, zelfs voor een jaar en voor een eeuw, maar eenvoudig den vrede in Zuid-Afrika.
De heele maand is er over voorbij gegaan; de menschen van Transvaal en Vrijstaat zijn bijeengekomen en hebben beraadslaagd, onder hoede der Engelschen, men heeft geraadpleegd in Pretoria met de vertegenwoordigers der Engelsche macht, nu is men bezig met de verschillende commando's te beraden, overleg is er geweest, maar tot een overeenkomst heeft men 't nog niet gebracht. Onderwijl gewent men zich aan het denkbeeld van vrede; de Engelschen zien er naar uit, en de verstandigsten van de Boeren verlangen er ook naar, maar het ding zelf is nog niet uit het omhulsel van de toekomst voor den dag geschoten.