Buitenlandsch overzicht.
26 Maart.
Voorbereiding.
Laat ons, voordat wij het vergeten - want hoe licht, eenmaal te midden der wereldgebeurtenissen van de afgeloopen maand, zouden we het lot van een enkelen nederigen aardbewoner over 't hoofd zien, - laat ons noteeren dat er ten minste één zelfvoldaan gelukkig mensch in deze laatste tijden het plaveisel der aarde met zijn ijzerbeslagen schoenzolen betreedt.
Een politieagent, een bobby.
Is 't zijn volbrachte plicht die hem een rustig geweten, en daarmede geluk, geeft? - Heeft hij een natuurgenoot uit het water of de vlammen gered, heeft hij een voortvluchtigen kassier, met de kas, gered? - En is zijn bekwaamheid, zijn deugd, zijn moed beloond geworden? -
't Mocht wat.
Het geluk dat wij hebben moeten verdienen, is niet het ware. Het echte is de fortuin die onverwacht komt, en die ons de illusie schenkt alsof we tot een andere wereld dan deze, van moeite en nood en verdienste, behooren. Er moet iets tooverachtigs in het geluk zijn, wil 't heusch wezen.
Dat komt bij Bobby zoo uit.
Want wien anders zou ik kunnen bedoelen dan den policeman die de kans heeft gehad, bij de repetities van de Kroningsceremonie in de Westminster abdij, voor den Koning te moeten figureeren, en de kroon (in blik) op 't hoofd te moeten ontvangen uit handen van den aartsbisschop van Canterbury (in namaak)?
Het Koningschap, in onze dagen, is een illusie, als zoovéél dingen die macht en eer willen beteekenen. Hoe zwaar moeten de arme kroondragers niet voor den schijn boeten! Of denkt ge soms dat Eduard VII plezier heeft van zijn majesteit zijn? Maar de illusie van een illusie, - dat is iets heerlijks.
Wanneer gij en ik, - wanneer wij ons voorstellen Koning te zijn, den diadeem op onze slapen gedrukt, den purperen mantel in breede plooien vallend om onze ledematen, den troon tot zetel (let op hoe mijn woorden van zelf bij het denken aan het Koning-