De Gids. Jaargang 66
(1902)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
Buitenlandsch overzicht.Januari.
| |
[pagina 377]
| |
moeten letten. De bevolking van Australië is zuiverder Engelsch (er komen weinig Ieren voor) dan die van eenige andere kolonie; en terwijl de herinnering aan het moederland door de verschheid der kolonisatie er nog niet geheel uitgewischt mag heeten, heeft men daarbij weinig grieven te koesteren tegen het hoofd der familie. De band is zoo los dat het niet de moeite waard is hem door te snijden, en aan den anderen kant geeft de connectie genoeg voordeelen, - zoowel tegenover het buitenland, als in de binnenlandsche aangelegenheden, - dat men haar niet wil missen. Ook de lange regeering van koningin Victoria heeft een invloed gehad in conservatieven zin. En de naam van Engeland, met al wat hij vertegenwoordigt aan stoffelijke en geestelijke macht, moet niet te gering worden geschat. In plaats van zijn krachten dus te besteden aan een geheele afscheiding van Engeland, waarvoor geen grond was, heeft Australië, dat, met Tasmanië, in zes koloniën was verdeeld, zich de moeite gegeven geboren te worden als éen groote, virtueel onafhankelijke nieuwe mogendheid.
Het is een wereldgebeurtenis van den eersten rang. Voor de eerste maal werd hier het ideaal bereikt, waarnaar zooveel utopisten hebben gesmacht: de vereeniging van een geheel werelddeel tot een nauw samenhangenden bondsstaat. Want zoo moet men het feit karakteriseeren. De andere wrerelddeelen hebben, allen, zich gewapend te houden voor een inwendigen strijd, en laten de Vereenigde Staten al bijna in een ideale conditie verkeeren, ook zij moeten toch met de mogelijkheid rekenen van het gevaar, gelegen in de nabuurschap van Mexico en Canada, al is dat gevaar niet groot. Hoeveel Europa zijn verdeeldheid kost en voort zal gaan te kosten, - laat ons daarover liever niet spreken. Stelt men zich Australië, het werelddeel, zoo ongeveer, in zijn verbeelding voor, dan lijkt het voorbeschikt tot eenheid. De inheemsche oorspronkelijke bevolking telt in 't geheel niet mee, en de kolonisten zijn allen van éen stam, spreken een zelfde taal en verschillen weinig in beschaving. Ook wat den godsdienst betreft is er van staat tot staat, op dat continent, geen tegenstelling. Het land ligt daarenboven zoo mooi afgerond, met zijn aanhangsel, | |
[pagina 378]
| |
Tasmanië, in den grooten Oceaan, dat het bijna zonde is het zich verdeeld te denken. Toch is de eenheid niet gemakkelijk tot stand gekomen. Juist omdat zij zoozeer voor de hand lag. Wanneer er een gezamenlijke beschaving reeds was, en een gevoel dat men bij elkaar behoorde, waartoe dan nog de uiterlijke band? Redenen die de staten van Australië, Victoria, New-South-Wales, Queensland, West-Australië, Zuid-Australië en Tasmanië uit elkander hielden, waren er genoeg. Want het werelddeel is veel minder éen dan men naar den schijn zou aannemen. De woestenij die het heele inwendige van het continent vult, maakte het onderling verkeer over land onmogelijk, men is dus ver van elkaar af, en dat bevordert nooit het samengaan; het klimaat van het Noorden is tropisch, dat van het Zuiden gematigd, en dit maakt een onderscheid als tusschen Noordelijken en Zuidelijken in de Vereenigde Staten, alleen zijn in Australië de Noordelijken plantagebezitters, terwijl de Zuidelijken de burgers zijn. Tusschen West en Oost heerscht er eveneens antagonisme, zooals het in Amerika bestaat, tusschen de bewoners der mijnstreken, de landbouwers-veetelers en de handelaars. Men mag ook de provinciale jaloezie niet vergeten, en de vrees van de kleine staten (in zielen-aantal: West- en Zuid-Australië, Queensland en Tasmanië tellen te zamen maar 1,500,000 zielen, terwijl Nieuw Zuid Wales en Victoria met hun beiden er 2,500,000 hebben) voor het overwicht van de grooten. Maar er stonden toch tegenover gewichtige belangen ten voordeele van de vereeniging. De militaire defensie tegen een mogelijken aanval van buitenaf eischte eenheid. Evenzoo het spoorwezen, de handel, de irrigatie, - en wat zou men al niet meer kunnen opnoemen waarbij de opheffing der onderlinge afsluiting en van den wederzijdschen naijver de welvaart en het welzijn van het land ten bate zou komen? Als de belangen van de menschen in wereldsche zaken maar steeds den doorslag gaven, - hoe goed en vroom zou men niet worden! Ongelukkig hebben de vooroordeelen hun woord mee te spreken in de dingen dezer aarde. Tegen het vooroordeel kan alleen maar een tegenovergesteld vooroordeel opwegen - noem het dan: opwinding, of patriotisch sentiment. | |
[pagina 379]
| |
En dit laatste gevoel groeide in Australië op, werd machtig en ging de omstandigheden overheerschen. 't Is curieus om zijn ontwikkeling te volgen. Sinds 1883, toen Lord Derby het ‘Australische’ zelfgevoel beleedigde door toe te staan dat Duitschland zich op een gedeelte van Nieuw-Guinea nederzette, werd het denkbeeld van een Australië voor de Australiërs geboren, en het werd al meer en meer opgewekt toen Frankrijk de hand wilde leggen op de Hebriden. Van dien tijd dagteekent het begin van een federatie. Maar het denkbeeld van een vereeniging, en het enthousiasme voor het idee was van de mannen die aan politiek deden en zich de toekomst van Australië toeeigenden, nog niet gekomen tot de massa van het volk. Omstreeks 1890 ging het land gebukt onder een financieele crisis; toen die voorbij was en de voorspoed weer zijn intocht deed, in 1893, werden de plannen voor een Australischen bond met kracht weer opgevat, maar nu uitgaande van het geheel van het volk. Afgevaardigden der parlementen van de verschillende staten hadden, in 1891 te Sidney vergaderd, al een ontwerp-constitutie opgemaakt; in 1897 kwam er dan na lange onderhandelingen een congres bijeen, met leden direct door het volk gekozen, om de definitieve grondwet van het verbonden Australië voor te bereiden. Het constitutie-voorstel werd onderworpen aan het oordeel van de wetgevende macht in de zes kolonies, en daarna geämendeerd voor het geheele volk gebracht om er over te stemmen. Niet glad is het er doorgegaan, daar Nieuw Zuid-Wales oppositie voerde, maar ten slotte, na het opnemen van nieuwe verbeteringen, kwam de grondwet nog voor den afloop van 1898 gereed en werd naar Engeland gezonden ter eind-beslissing. Eenig debat veroorzaakte daar nog de verhouding van den Privy Council, den Staatsraad, tot de Kolonie; het deerde echter niet veel, want Australië kreeg inderdaad geheel zijn zin, en het Parlement keurde de wet goed. Nu kon ‘het gemeenebest van Australie’, zoo was de titel van den nieuwen staat, worden geconstitueerd, en in het voorjaar van 1901 hadden de eerste verkiezingen plaats voor zijn vertegenwoordiging in het Wetgevend Lichaam. | |
[pagina 380]
| |
Met het verantwoordelijk Bondsministerie, dat inderdaad de regeering voert, (want de gouverneur-generaal, door den Koning benoemd is er alleen voor de representatie van het bestuur) heeft het Wetgevend Lichaam, als zaken van den Bond, het beleid en de beslissing wat betreft de defensie, de spoorwegen, de irrigatie, de tarieven, de buitenlandsche aangelegenheden, de immigratie, de geschillen tusschen de afzonderlijke Staten, en verscheiden onderwerpen van staatszorg, als verzekering tegen ongelukken en uitkeering van pensioenen aan werklieden. Huis van representanten samengesteld naar evenredigheid van de bevolking, en Senaat vertegenwoordigende de afzonderlijke Staten, - elk van de zes heeft er zes afgevaardigden, - vormen te zamen de wetgeving; beiden komen direct uit het volk voort. Want de constitutie is veel democratischer dan de Amerikaansche, waarbij de Senatoren door de wetgeving der afzonderlijke Staten worden gekozen, en ze kan democratischer zijn omdat een Koning de heer van het gemeenebest is. Waar de President der Vereenigde Staten en de gouverneurs der enkele staten als in Amerika door het volk worden gekozen, daar heeft de regeering, onafhankelijk van de wetgeving, op den duur een eigen macht gekregen; voor den gouverneur-generaal en de gouverneurs, door den Koning aangesteld, heeft men daarentegen in ‘het gemeenebest van Australië’ niet te vreezen. Zoo zal de Bond een macht zijn, steunende op het geheele Australische volk, en het besef van een groot Australië niet alleen levendig houden maar hoe langer hoe meer versterken. De grootheidszin is er in gekomen, en die houdt hen op 't oogenblik nog bij Engeland geschaard. Men voelt er dat men het moederland helpt, en dat men het in zijn moeilijkheden moet helpen. Het is een eerste uiting. Wie kan de gebeurlijkheden overzien, wanneer Australië, de nieuwe mogendheid, overmoedig geworden door snellen aanwas van bevolking, zich daar in het verre oosten zal laten gelden als een groote mogendheid?
B*. |
|