De Gids. Jaargang 65
(1901)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
Buitenlandsch overzicht.October.
| |
[pagina 376]
| |
Voor ons, gewone menschen, is een gids noodig. Maar wij hebben hem. Karl Lamprecht, de Leipziger professor, heeft een boek in 't licht gegeven met den titel: Zur jüngsten deutschen VergangenheitGa naar voetnoot1). Dat werk lijkt mij nog iets meer te zijn dan enkel een boek: het is een daad. De naam van Karl Lamprecht is in den laatsten tijd genoeg bekend geworden. Hij is een geschiedenis van Duitschland begonnen te schrijven die hem de vijandschap van de meesten zijner collega's professoren heeft op den hals gehaald. Waarom? Omdat het boek met de pretentie aankwam van een nieuw geheel te zijn en te zullen zijn, een aanspraak, waaraan niemand vond dat het inderdaad voldeed. Er volgde een jarenlang twistgeschrijf, en het was daarbij niet alleen te doen om kritiek en verdediging van Lamprechts Duitsche historie, maar ook om richting en opvatting van geschiedenis en geschiedschrijving.Ga naar voetnoot2) Gelukkig kan men den Leipziger professor in dien strijd niet noemen; hij bleek noch geheel opgewassen tegen het exacte weten van zijn verschillende tegenstanders, noch in staat zijn eigen denkbeelden tot klaarheid voor zich zelf te brengen. En zijn boek bleef voorloopig liggen. Het scheen dat Lamprecht, een man van groote beloften, en zeker nog van meer dan beloften, had afgedaan. Maar hij heeft zich gewroken op het lot. Hij is op nieuw in de leer gegaan. De degelijke man in hem begreep dat hij met zijn Duitsche historie op een verkeerd spoor was gekomen. Lamprecht had gedacht dat hij uit de middeneeuwen, waarvan hij een gedeelte goed kende, zoo maar rustig kon voortgaan met nieuwe Duitsche geschiedenis te beschrijven totdat hij aan 't slot kwam. Maar de pauze in zijn werk, de strijd, de teleurstelling en het verdriet, ook het vertrouwen op zijn krachten en de trots om iets nieuws te doen, brachten hem tot het inzicht dat men ware geschiedenis - historie die iets beteekent voor de menschen - niet schrijven kan, wanneer men niet tot steunpunt en tot basis van vergelijking de kennis heeft van het heden, het eenige leven dat men direct in zijn volheid en samenhang kan kennen. En hij heeft zijn Duitsche historie | |
[pagina 377]
| |
vervolgd door van de 17e eeuw over te springen tot de laatste jaren van de 19e eeuw, en de studie te maken, die geleid heeft tot dit boek: Zur jüngsten deutschen Vergangenheit.
Het is een daad. Dit boek is geleefd, zegt de schrijver van zijn werk. Ik geloof het graag. Lamprecht heeft niet maar eenvoudig de bewegingen van zijn tijd en zijn tijdgenooten geöbserveerd, hij heeft niet wat prentjes en boeken op zijn studeerkamer bekeken en gelezen, maar hij is midden in de strooming gegaan en heeft de wateren tegen zijn borst voelen aankloppen. Dat is de groote beteekenis van het boek. Een geleerd man, een man, aan methodischen, nauwkeurigen arbeid gewoon, heeft van het leven om hem heen willen leeren. En leeren kan men niet, of men moet gelooven. Lamprecht heeft geloofd aan de ideeën, de gevoelens en de voorgevoelens die hij om zich heen zag geboren worden, - geloofd, zonder toch zijn bezinning te verliezen. Dan heeft hij ze beschreven, midden uit het leven grijpend, met zijn ziel en zijn bezinning. Waarlijk een wonder, want het is niet een boek dat ons het leven van gisteren geeft, maar het brengt ons leven van heden, - bijna had ik gezegd van van morgen en van morgen.
Het karakteristieke leven van onzen tijd toont hij ons in het aesthetisch gevoel van de kunstenaars; de twintig jaren voorafgaand aan het eind der 19e eeuw hebben een geheele verandering gebracht, niet in politiek of vormen van samenleving, niet op godsdienstig en zedelijk gebied, maar in de opvatting van de kunst. Zoo gaat het aesthetisch gevoel voorop, en wijst den omkeer aan die zich langzamerhand voorbereidt op het overig terrein van de menschelijke werkzaamheid. Welk is het nieuwe beginsel van de kunst? Het is een dieper teruggrijpen in het gevoel der menschheid, een tot bewustzijn brengen van sensaties en prikkels die tot het onbewuste leven behoorden, een breuk met de historische vormen van gedachten en gevoelens. De muziek, de schilderkunst, de poëzie gaan terug tot den klank van den toon, van de kleur, van het woord, tot de directe oogenblikkelijke impressie van het muzikale geluid, van het gekleurde licht, van het gesprokene. Daaruit bouwen zij hun wereld op. Eerst naturalistisch: het nieuwe element zoekt nieuwe onderwerpen in de werkelijke wereld, waaraan het zijn kracht kan toonen; - maar dan trekt het zich in zich zelf terug en geeft | |
[pagina 378]
| |
uitsluitend stemmingen; totdat het versterkt en verrijkt, van zichzelf voldaan, een nieuwe wereld uit zichzelf projecteert van klanken, kleuren en woorden, een symbolische wereld; om, als laatste transformatie, misschien, een herschepping te beproeven der sociale en godsdienstige symbolen van de bestaande samenleving. In dat opzicht vraagt de aandacht het werk van Nietzsche, waarin wijsbegeerte en godsdienst een aanloop tot hervorming hebben genomen.... Nietzsche en Wagner zijn de twee helden van de geestelijke beweging in Duitschland; de een als de voorbereider die de innerlijke kracht van de aesthetische hervorming heeft bewezen door haar als een wedergeboorte van den maatschappelijken mensch te beschouwen, en een vereeniging der Kunsten tot doelwit te nemen; de ander, omdat hij van het kunstgevoel uitgaand aan de behoefte naar wedergeboorte haar hoogsten mystischen vorm heeft gegeven.
Het is mijn bedoeling niet, hier een denkbeeld te geven van Lamprechts werk, ik wil alleen opwekken het te lezen, en te overpeinzen in deze dagen van het eindigende jaar. Ook maar een schema te schetsen van zijn inhoud is een ongedane en niet te doene zaak. Het boek is geleefd - en leeft en is levendig. Het verbindt met redeneering en historisch betoog beschrijving van personen, portretten en biographiën, en het is maar hier en daar pedant. Ik zal niet zeggen dat het geen zwakke partijen heeft, maar op 't oogenblik wil ik ze niet aanwijzen, wil ik geen aanmerkingen maken. Waarom niet? Omdat die fouten vervallen bij de éene groote verdienste: het krachtige en overtuigende relief dat het boek geeft aan het leven van heden, aan de moderne psyche. Het is noodig dat wij weten hoe rijk en veelvuldig het nieuwe leven is, om lust te hebben in den dageraad en niet terug te zeuren naar het afgedane.
B*. |
|