Naar Holland. Indrukken van een terugkeerende; door Creusesol, schrijver van ‘Soekå Sĕpi,’ Semarang. G.C.T. van Dorp & Co. 1900.
De schrijver die zich achter den pseudonym van Creusesol verbergt, schijnt er slag van te hebben, het zijn lezers naar den zin te maken. Van zijn eerste bundeltje, ‘Op en om Soekå Sĕpi, schetsen van een koffielandje’, in 1898 te Batavia verschenen, bleek reeds in 1899 een tweede uitgave noodig, een uitgave, door een vijftal niet onaardige, blijkbaar naar het indische leven genomen penteekeningen versierd, en nog geen jaar was verstreken sedert de verschijning dier tweede uitgave, of de ondernemende firma G.C.T. van Dorp & Co., te Semarang, durfde een nieuwen bundel van Creusesol op haar persen leggen.
Deze nieuwe bundel is te beschouwen als een vervolg op Soekå Sĕpi. Werden ons hierin het lief en leed geschetst van een eenzame in Java's binnenlanden, die voor het vele dat hij onvermijdelijk missen moet, vergoeding zoekt in de poezie van den arbeid, in een belangstellend en humoristisch beschouwen der Inlanders om hem heen, in de majesteit van Java's bergnatuur en den tropischen sterrenhemel, niet het minst ten slotte in zijn gedachten aan de lang-verbeide bruid, die aan het eind dan ook werkelijk komt en het vergeten koffielandje tot een aardsch paradijs omtoovert; thans zien wij hem met zijn levensgezellin afscheid nemen van dat Java, waar zij wel eens mopperden, maar toch zoo gelukkig waren en in Holland komen, waar wel veel is dat zij op Java misten, maar ook veel niet, dat zij daar ginds voor het grijpen hadden. Te zamen genomen geven de beide workjes van Creusesol een aardig overzicht van het gemoedeleven van den gemiddelden Nederlander, die in zijn jeugd naar Indië trekt, er arbeidt, land en volk lief krijgt, zijn pensioen of een fortuintje verdient en vóor zijn vijftigste jaar naar het moederland terugkeert. Een bijzonderheid, die echter bij het lezen van Creusesol's schetsen en indrukken niet moet worden voorbij gezien, is dat deze schrijver - gelijk hij herhaaldelijk zelf mededeelt - in Indië geboren is. Daardoor bevatten zijn beschouwingen, zoo over Indië als over Nederland, hier en daar gevoelefactoren, die men bij den in Nederland geborene in den regel niet of minder sterk sprekend zal aantreffen.
Als stylist behoort de schr. niet tot de school der modernen, maar evenmin neemt hij den schijn aan, alsof hij er toe behoorde. Aan opmerkingsgave ontbreekt het hem niet en tusschen zijn beschrijvingen is er plaats voor de uitingen van een goedaardigen humor, die te prettiger aandoet, naarmate hij heden ten dage zeldzamer is. Van veel gevoel getuigt, in den hierboven genoemden bundel, het schetsje De laatste Etape. De gewaarwordingen die het terugzien van het vaderlandsch landschap opwekt worden daarin heel goed en hartelijk weergegeven. Goed geslaagd is ook De Piano, een aardige boutade over het getjingel dat onze moderne buurten dikwerf onveilig maakt, gevat in een keurig lijstje van herinneringen aan den indischen avondstond, zoo luisterrijk, vergeleken bij een grijzen November-achtermiddag, die toch óok weer zijn eigenaardige bekoringen heeft .... achter dichtgeschoven overgordijnen en onder het schijnsel der gaslamp!
Er zijn twee dingen waarvoor Creusesol vooral moet oppassen: het onmatig gebruik van citaten in vreemde talen (bovendien niet altijd volkomen zuiver geciteerd) en het zich ‘te buiten gaan’ aan het rijm. Zijn proeve van parodieering van Hugo-Hildebrand's ‘Als 't kindje binnen komt’ in het schetsje Kinderen aan boord, is waarlijk al te onbeholpen om zelfs