De Gids. Jaargang 65(1901)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] Sonnetten. I. Held're nacht. De nacht is als een zee van licht waar deint De zilv'ren maan laag aan der aarde zoom, Die stijgt omhoog aan nachtelijken doom En zich in 't vloeiend licht in glans verreint. O Lief! op donk're aarde rijst een gloom En gouden nevel tot symbolen lijnt, - Het is altoos uw Beeld dat als in droom In glans der eeuw'ge starren mij verschijnt ... Mij licht uit held're nacht nog reiner glans Dan van de heem'len straalt. Daar is ontloken Mijn droom tot lichtend lied, en aan den trans Zoek ik mijn rust in rijk van droom en lied, - In gouden schaduw eenzaam weggedoken, Tot d'ochtend weer langs doffe starren vliedt ... [pagina 167] [p. 167] II. Octoberonweer. Een donderslag davert in doffe zwaarte Langs somb're velden, bosschen, heuvelklingen. O, hoe in angst'ge stilt' blauwlichte klaarte Des weerlichts vlamt door verre avondkringen ... Weer volgt de donder, die in groot gevaarte Door 't luchtruim dreunt in dieper schemeringen. Dan daalt na even stilte op 't dicht geblaarte Een regen neer, en wekt herinneringen ... Het onweer wijkt, verrommelt in de verte ... En in het koel geruisch van milden regen, In 't duistergroen geboomt', hoor ik een zang ... Daal' in mijn ziele rust die ik zoo verlang ... Kalm en weemoedig zweeft langs d'avondwegen Muziek van droom en lied tot 't hoog gesternte... [pagina 168] [p. 168] III. Winternacht. Mij scheen de zon in nevelen vergaan, Zoo was de dag met sneeuw en damp bevracht. Nu strooit de nacht op aarde- en hemelbaan Veel lichten, maar waarin geen vreugde lacht. In 't wazig schemerlicht blijf 'k eenzaam staan In weemoed diep, maar zonder woord van klacht. Ik zie het nachtmysterie peinzend aan, Als in een droom, geboeid door toovermacht ... Het koele zilverlicht der volle maan En starren wijd verstrooid doorschijnend zacht Het stil en grootsch heelal, waar roerloos staan De fijn getakte kruinen sneeuwbelaân. O, zie die stille koude schitterpracht Der witte boomen in den winternacht! Jules de Boer. Vorige Volgende