De Gids. Jaargang 64
(1900)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stichting van kleine landbouwbedrijven en uitgifte van grond aan arbeiders.I.In de meeste Staten heeft men vroeger of later het nut en de noodzakelijkheid gevoeld om van overheidswege den stand der kleine landbouwers te handhaven en het grondbezit of grondgebruik van arbeiders te bevorderen. In Frankrijk had de wetgeving, zooals Henri Taine in zijne studie over het ‘Ancien Régime’ aantoont, zich lang vóór de groote revolutie in deze richting ontwikkeld en was het kleine bedrijfGa naar voetnoot1) er toen reeds zeer talrijk. In den loop dezer eeuw heeft zich die verdeeling van den bodem nog aanmerkelijk uitgebreid en is Frankrijk het typische land der kleine bedrijven geworden. Thans wordt algemeen erkend, dat het ‘morcellement démocratique’ van den grondeigendom eene der voornaamste oorzaken is, waardoor Frankrijk de geweldigste politieke en economische schokken zonder groot nadeel voor zijne welvaart heeft kunnen te boven komen. Het grootste deel der bevolking heeft belang bij het behoud der orde en de handhaving van de grondslagen der maat- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schappij, zoodat groote stoornis nooit lang heeft kunnen voortduren. De voorzichtigheid, welke de Fransche politiek der laatste dertig jaren kenmerkt, ondanks het hartstochtelijk volkskarakter en het overwicht der radicale democratie, is daaraan voor een goed deel te danken.
In Duitschland was de loop der zaken anders. Aldaar had, vooral in het noorden en oosten, in de eerste helft van deze eeuw het groote grondbezit zich sterk uitgebreid ten koste van de middelbare bedrijven, maar naarmate de maatschappij zich ontwikkelde, deed zich de behoefte gevoelen om overal, naast het groote grondbezit den stand der eigengeërfde boeren, die door verschillende oorzaken was achteruit gegaan, te handhaven niet alleen, maar ook zooveel mogelijk uit te breiden. De wetten, op voorstel van Bismarck in 1886, '90-'91 tot dit doel in Pruisen ingevoerd, zijn algemeen bekend. Men kan er eene uitvoerige beschrijving van vinden in het proefschrift van Mr. F.C. van Geer: ‘Agrarische wetgeving in Pruisen; Leiden 1899’Ga naar voetnoot1). In dit boek wordt omtrent de met de wet van '90-'91 verkregen resultaten o.a. het volgende gezegdGa naar voetnoot2): ‘De werking der wet van '90-'91 heeft alle verwachtingen overtroffen. Prof. Sering deelt mede, dat tot het einde van 1894 door bemiddeling der rentenbanken reeds 3748 hoeven met 40208 H.A. zijn ontstaan. Voegt men hierbij de renten-goederen (3207 hoeven met 34030 H.A.) welker formatie toen nog niet geheel was voltooid en welker renten nog niet door de rentenbank waren overgenomen, dan blijkt, dat, dank zij de wet van '91, na weinige jaren 7081 hoeven met 79298 H.A. zullen zijn ontstaan.’ Betreffende de werking van de wet van 1886 deelt een den 26 Febr. 1900 aan den Pruisischen Landdag overgelegd verslag mede, dat door de ‘Köningl. Ansiedelungs-Kommis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sion’ in 1899 een tot dusverre nog in geen enkel jaar bereikte oppervlakte werd aangekocht. Die oppervlakte bedroeg:
Alzoo in het geheel ruim 130000 Hectaren. In sommige Kreisen heeft volgens bovengenoemd verslag tengevolge van de wet van 1886 eene belangrijke bezitsverschuiving plaats gehad. Zoo is in Kreis Znin 30,03 %, in Kreis Gnesen 26,37 %, in Kreis Wongrowitz 18,17 % en in Kreis Mogilno 16,96 % der bij groote landgoederen behoorende oppervlakte aangekocht en in kleine bedrijven uitgegeven. Het aantal gevestigde kolonistenfamiliën bedraagt 3616. Deze zijn verdeeld over 130 nieuwe Duitsche ‘Dorfschaften’, van welke 92 volkomen gekoloniseerd en tot landgemeenten georganiseerd zijn. Voor den toestand der kolonisten is het kenmerkend, dat van de verschenen rente en pacht slechts gedeelten van een procent achterstallig zijn gebleven. Sedert het bestaan van de kolonisatie-commissie werden in 't geheel niet meer dan 5 boerderijen gerechtelijk verkocht. Volgens Mr. Van GeerGa naar voetnoot1) was reeds in 1896 aan den boerenstand evenveel grond teruggegeven als hij in den loop dezer eeuw door het vrije goederenverkeer aan het groote grondbezit had verloren (in de 6 oostelijke provinciën ruim 100,000 H.A.). Het is, zegt deze schrijver, te voorzien, dat binnen weinige jaren evenveel grond als door de boeren tot aflossing der feodale lasten is afgestaan (in het oosten 200000 H.A.) aan den boerenstand zal zijn gerestitueerd; dan zal deze eene gelijke uitgestrektheid in bezit hebben als tijdens Frederik den Grooten. Volledigheidshalve moet hier nog melding worden gemaakt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de bewering van enkelen, o.a. Brentano, dat sommige bepalingen der wetten op ‘Rentengüter’ niet passen bij de tegenwoordige verkeersopvattingen, maar men moet niet vergeten, dat, om de groote eigenaars tot afstand van grond te bewegen, wel rekening moest worden gehouden met Oud-Pruisische opvattingen. De bedoelde bezwaren betreffen dan ook minder het stelsel zelf dan eenige bijzonderheden in de uitvoering. De Pruisische wetgeving stelt zich voornamelijk ten doel het stichten van bedrijven, die aan de ondernemers een zelfstandig bestaan verzekeren. Tot het stichten van ‘Rentengüter’ voor den arbeidenden stand, het verstrekken met behulp der overheid van doelmatige perceelen aan boerenarbeiders is het tot dusverre in Duitschland nog niet gekomen. Van sommige zijden worden hiertegen, vooral met betrekking tot die streken, waar het groote grondbezit overheerschend is, bezwaren geopperd. Men vreest nl., dat, waar slechts één of twee groote werkgevers in de buurt zijn, de arbeider te weinig keus van arbeidsgelegenheid zal hebben, om het wenschelijk te maken hem door grondbezit aan de streek te binden. Van andere zijde echter wordt er krachtig op aangedrongen. De invloedrijke Von der Goltz geeft dit vraagstuk eene plaats onder de ‘Agrarische Aufgaben der Gegenwart’, waarover hij in 1896 een werk schreef, en had er reeds vroeger op gewezen in zijn geschrift: ‘Die ländlichen Arbeiter und der preussische Staat’ (blz. 233-246). Voor ons land is de beteekenis van het grondgebruik door arbeiders voor de volkswelvaart duidelijk aangetoond door den heer E. Bergsma in zijne in 1897 verschenen brochure: De Uitvoering van de Armenwet in FrieslandGa naar voetnoot1). De schrijver wijst daarin op het groote verschil in welvaart tusschen de arbeiders in Friesland en het landbouwende (nietindustrieele) deel van Overijsel en zoekt de oorzaak van de zooveel gunstiger verhoudingen in laatstgenoemde provincie voornamelijk in het meer algemeene bezit van grond en vee. Ook de enquêtes, eenige jaren geleden door de Maatschappij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot Nut van 't AlgemeenGa naar voetnoot1) en de Vereeniging Patrimonium over de werkloosheid gehouden, leidden tot de slotsom, dat het gebruik van grond voor de veldarbeiders van groot belang is.
Engeland heeft op dit gebied den eersten stap gedaan in 1887 door de invoering der ‘Allotments-act’, aangevuld in 1890, krachtens welke kleine perceelen - niet grooter dan 1 acre = 40 aren - door de gemeentebesturen aan arbeiders in gebruik gegeven kunnen worden. De gemeenten hebben het recht stukken grond aan te koopen - des noods met behulp eener parlements-act te onteigenen - in perceelen (allotments) te splitsen en deze aan arbeiders te verhuren, die alleen wanneer zij hunne verplichtingen niet getrouw nakomen uit de huur ontzet kunnen worden. De ervaringen, met deze wet opgedaan, zijn zeer gunstig. Zij heeft veel bijgedragen tot verbetering der sociale toestanden, ook in de fabrieksdistricten. De heer J. Bruinwold Riedel deelt mede, dat in 1897 reeds meer dan 1,000,000 stukken tuingrond aan werklieden in huur waren gegevenGa naar voetnoot2). Lord Carrington verhaalt in 1899Ga naar voetnoot3), dat hij in den omtrek van de industriëele stad High Wycombe in Buckinghamshire 1400 allotments van 1/10 tot 1 acre heeft uitgegeven aan arbeiders, met het beste gevolg. Bovendien gaf hij in Bucken Lincolnshire nog ruim 1000 landelijke allotments van verschillende grootte en small holdings uit, die allen zoowel voor hem als de houders reden tot tevredenheid geven. Vóór 1887 waren er in het Holland district (Lincoln) slecht 180 acres in allotment uitgegeven. Thans worden 2000 acres op deze wijze geëxploiteerd. Later, in 1892, is men door de invoering der ‘small agricultural holdings act’Ga naar voetnoot4) een stap verder gegaan. In nog hooger mate dan in sommige deelen van Duitschland | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft zich in Engeland het groote grondbezit ontwikkeld ten koste van den eigengeërfden boerenstand en dus deed zich ook hier de behoefte gevoelen aan eene versterking van de klasse der zelfstandige landbouwers. Inderdaad blijkt uit het in 1897 verschenen eindverslag (final report) der Engelsche landbouw-enquéte, dat van 520106 landbouwbedrijven in Groot-Brittannië boven 1 acre er in 1895 niet minder dan 439405 in pacht en slechts 61014 in eigendom werden beheerd, terwijl 19687 bedrijven deels in pacht deels door de eigenaars geëxploiteerd werden. Over 't algemeen hebben de eigengeërfde landbouwers van de landbouwcrisis meer geleden dan de pachters. De pacht toch kan worden verlaagd, de hypotheekrente niet altijd en dan nog niet in verhouding tot de daling der productenprijzen. Zoo wordt in het verslag melding gemaaakt van iemand, die 9 acres in eigendom en 11 in pacht beheert, en voor de eerste meer aan hypotheekrente dan voor de laatste aan pacht moet betalen. De toestand van vele eigengeërfde landbouwers is dan ook van dien aard, dat zij zich niet lang meer staande kunnen houden. ‘Zij zullen allen verdwijnen,’ zegt Mr. Read in zijne verklaring, ‘als er niet spoedig verandering komt.’ Dit moet worden betreurd, want de exploitatie van den bodem zal in den regel het best geschieden door hem, die er zelf alle vruchten van plukt. Het algemeen belang eischt daarom het voortbestaan der eigengeërfde boeren zooveel mogelijk te bevorderen. De wet van 1892 machtigde de county-councils landerijen aan te koopen en uit te geven in bedrijven van ½ tot 20 H.A. Wie zulk een perceel van de county-council overneemt, moet een deel dadelijk betalen, een deel blijft als eeuwige rente op den grond gevestigd en het resteerende - de helft - wordt aangezuiverd in 50 jaartermijnen, die rente en aflossing omvatten. Aan arbeiders of kleine boeren, die niet in staat blijken een deel van den koopprijs zelf te betalen, kan het land in pacht gegeven worden, maar dan mag het bedrijf niet grooter zijn dan 6 H.A. Het voor den aankoop en de splitsing van grond en de andere onkosten noodige kapitaal wordt tegen lage rente voorgeschoten. Ook van grondbezitters en tot dit doel opgerichte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maatschappijen, ‘land companies’, kunnen aanvragen tot uitgifte van hun grondbezit of een deel daarvan op genoemde voorwaarden uitgaan. Slechts 11 graafschappen hebben van de hun bij deze wet gegeven bevoegdheid gebruik gemaakt en 483 acres aangekocht en in kleine landbouwbedrijven uitgegeven. In 41 andere graafschappen werd wel door belanghebbenden op aankoop en uitgifte aangedrongen, maar de councils wisten zich aan deze opdracht te onttrekken. Deze loop van zaken heeft reeds aanleiding gegeven tot de uitspraak, dat de eigengeërfde boer als een afgestorven lid der Engelsche samenleving is te beschouwen.Ga naar voetnoot1) Maar de uitkomst is verklaarbaar, als men bedenkt, dat reeds in 1894 deze werkkring der county - councils verviel door de wet tot instelling der ‘parish-councils’. De maatregel heeft dus veel te kort gewerkt om er belangrijke resultaten van te verwachten, terwijl bovendien 1893 door de droogte een ongunstig jaar was voor dergelijke ondernemingen.Ga naar voetnoot2) Daarentegen wordt dikwijls door eigenaars en vereenigingen grond voor kleine bedrijven uitgegeven. Zoo is dit in Wiltshire en Noord-Devon o.a. met gunstig resultaat geschied in perceelen van ¼ tot 16 acres. Nog in andere deelen van Engeland hadden deze uitgiften met goed gevolg plaats; hier en daar, b.v. in New-Forest, schijnt de toestand der kleine grondbezitters zelfs uitnemend. Maar niet zelden ondervond men ook teleurstellingen, vooral wanneer de uitgiften met een philantropisch oogmerk werden ondernomen en de grond of de begiftigden of beide minder geschikt bleken voor de cultuur. Ook hier te lande heeft men maar al te vaak teleurstelling ondervonden doordat men personen, dikwijls weinig voor landbouw geschikt, zocht gelukkig te maken door hen op onvruchtbaren heidegrond te plaatsen. De Engelsche Staatscommissie komt dan ook tot de slotsom, dat, waar de voorwaarden gunstig zijn, zoowel wat den grond als de personen aangaat, de kleine landbouwers of arbeiders in hun streven naar eigen grond ondersteund moeten worden. Daarvoor is betrekkelijk veel kapitaal noodig, omdat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onkosten voor woonhuis, schuur en stal bij zeer kleine bedrijven naar verhouding hooger zijn dan bij andere. De commissie acht het daarom noodig, dat de stichting van kleine landbouwbedrijven worde bevorderd door kapitaalvoorschotten tegen lage rente, met gemakkelijker terugbetaling en voor langer termijn dan gewoonlijk door de Landcompanies bepaald wordt. Zij adviseert, dat dergelijke voorschotten door den Staat worden gegeven of althans gesteund. Meestal werken de Engelsche grondeigenaars tegenwoordig krachtig mede tot deze uitgiften, wellicht ook om een tegenwicht te vormen tegen de ontvolking van het platteland, die aldaar met reden bezorgdheid wekt. De grootte der perceelen schijnt echter veelal wel wat klein om een onafhankelijk boerenbestaan te verzekeren. In de verhooren de Staats-commissie wordt dan ook herhaaldelijk door de getuigen betoogd, dat het bijna onmogelijk is van een ‘small holding’ te leven als men geene bijverdienste heeft en dat daardoor dikwijls goed gemeende pogingen mislukken. Dit geldt te meer, daar de menschen meestal niet de beste gronden krijgen, dikwijls zelfs zeer slechte.
Dit is voor ons geen nieuws. De heer Sickesz zeide in eene vergadering van het Landbouw-Comité in 1896, dat het niet voldoende is eenen arbeider een huis en 3 of 4 Hectaren grond te geven, maar dat men hem bovendien eenigen loonarbeid moet verschaffen. Zoo is Hoenderloo ontstaan. De heer Sickesz had hierbij het oog op heidegrond. Op vruchtbaarder bodem kan, onder gunstige omstandigheden, d.w.z. als de gebruiker weinig rente of pacht behoeft te betalen, een grondbezit van slechts weinige hectaren niet zelden een voldoend levensonderhoud voor een gezin verschaffen, ook zonder bijverdienste. Maar het is geen regel. Zoo worden de gronden in Friesland van den heer Janssen te Amsterdam uitgegeven in perceelen van zeer verschillende grootte. Op zandgrond krijgen de arbeiders 1 HA., op ondergrond van veen 4 HA. land bij hun huis. Hiervan maken allen ⅓ HA. tot tuingrond en de rest tot groenland (stalvoedering). Op de zandgrondhoeven moeten de mannen op dagloon uit, zoo vaak zij daartoe tijd hebben. Op de andere behoeft dit niet en kan een gezin van de opbrengst leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De menschen, die deze gronden in gebruik krijgen, worden uit de armste arbeiders gekozen, mits zij niet lui of aan den drank verslaafd zijn. Het stelsel is, dat op de gronden gesticht worden goedkoope, maar geriefelijke woningen van 900 tot 1600 gulden; de kleinste met stalling en hooiberging voor 2, de grootste voor 4 koeien, schapen, varkens en veldvruchten. Ieder gebruiker brengt met behulp van één of meer hem toegevoegde arbeiders zijn eigen grond in cultuur. Men begint daarmee in den herfst. De toekomstige bewoner krijgt bij dezen arbeid even goed zijn loon als zij, die hem helpen. Er wordt gezorgd, dat tegen Mei van 't volgende jaar de woning klaar is. Hij betrekt die dan, heeft ⅓ HA. tuingrond in den bouw benevens ⅔ HA. groenland (raaigras met klaver) in orde, waarvan hij met 1 Juni een koe kan stalvoederen. De man gaat 's zomers bij anderen werken, terwijl de vrouw het land en de koe verzorgt, waarvan de melk naar de fabriek gaat. In den herfst vangt de ontginningsarbeid weer aan. Intusschen wordt bij de eerste nog eene tweede koe verschaft, vooral met het oog op het maken van mest. Men rekent, dat op deze wijze de 4 HA. in 6 jaar in cultuur zijn. De meesten doen het echter sneller. De huur of rente wordt elk jaar hooger tot een maximum van ± ƒ 160 's-jaars. De heer Van Zinderen Bakker, aan wiens welwillendheid ik deze inlichtingen dank, is met de algemeene leiding belast en roemt zeer de uitkomsten, zoowel te Beets als te Terwispel, Jubbega, Haulerwijk en Appelscha. De armoede is verminderd, ruim 40 boerderijtjes zijn op deze wijze reeds gesticht, honderden losse arbeiders hebben 's winters werk gevonden en 40 gezinnen zijn werkelijk tot welvaart gebracht. Geen enkele bewoner heeft tot dusver zijne rente niet op tijd betaald. De menschen voelen zich gelukkig en er zijn steeds honderde liefhebbers om perceelen in gebruik te nemen. Intusschen moet men hierbij in het oog houden dat de heer Janssen genoegen neemt met 2 % rente van de zandhoeven en 2½ % van die op ondergrond van veen, dus met minder dan de normale rente. Waar deze (bijv. 3½ %) werd geëischt, zouden de resultaten natuurlijk minder schitterend zijn en zou men niet zoo spoedig van 4 H.A. grond zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijverdienste kunnen leven. Want dit is niet gemakkelijk. Een Engelsch getuige zegt hieromtrent, waar hij spreekt over de aldaar opgedane ervaring: ‘Niemand is in staat met een gezin een voldoend levensonderhoud te vinden uit een klein landbouwbedrijf als éénig middel van bestaan, tenzij hij eenig kapitaal bezit, zeer hard werkt en meer zaakkennis heeft dan gemiddeld bij de arbeidersbevolking wordt gevonden.’ Doch omtrent grondgebruik door arbeiders erkent hij: ‘Op het platteland zijn vele personen, hoofdzakelijk levende van den arbeid in dienst van landbouw, nijverheid of een ander bedrijf, voor wie het bezit van een klein stuk grond tot groot voordeel zoude zijn, daar velen onder hen voldoende bekwaamheid en inkomsten hebben om een gunstig resultaat te doen verwachten en zij ook genoeg beschikbaren tijd hebben.’ In denzelfden geest sprak de heer Bergsma, destijds burgemeester van het Bildt op de meeting in Mei 1896 te 's Gravenhage gehouden. ‘Bij onderzoek,’ zoo verklaarde hij, ‘is mij gebleken, dat overal waar de arbeider bij het werk, dat hij als daglooner vindt, ook heeft een plek gronds, waarop hij zijn eigen voedsel grootendeels kan verbouwen en eenig vee kan houden, hij daar nooit tot die diepte is gezonken als in dergelijke streken als waar ik woon. Op de armste gronden van Overijsel en Drente heeft men eene bevolking die maatschappelijk hooger staat, die meer floreert en onafhankelijker is van de bedeeling dan die in de vette kleistreken van Friesland.’ Men erkent thans in Engeland vrij algemeen, dat op de vraag: ‘als de boeren door de slechte tijden geen voldoend loon kunnen betalen, hoe kan dan het inkomen der boerenarbeiders worden aangevuld?’ het antwoord moet luiden: ‘Door hun eenig land in gebruik te geven.’ Lord Carrington o.a., die uitsluitend van zijn grond moet leven, zeide verleden jaar t.a.p., dat een ondervinding van meer dan 30 jaar hem geleerd had, dat ‘small holdings and allotments’, mits onder bepaalde voorwaarden, steeds zijn een financiëel en maatschappelijk succes. Zoowel in de nabijheid van industriëele centra als op de kleigronden van Noord- en Midden-Bucks, zoowel op de lichte en gemengde gronden als in de venen van Lincolnshire was de uitkomst gunstig. De schrijver toont dit met vele feiten aan, maar wijst ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de voorwaarden, waaraan moet worden voldaan: 1o. de gebruikers moeten menschen zijn, die de bebouwing van het land goed verstaan; 2o. zij moeten geene te groote uitgestrektheid tegelijk in cultuur nemen maar allengs hun bedrijf uitbreiden; 3o. de grond moet geschikt zijn voor de kleine cultuur; 4o. de lasten, die de gebruiker op zich moet nemen mogen naar evenredigheid niet hooger zijn dan de huur welke voor grootere bedrijven in dezelfde streek wordt bedongen. Dat niet altijd de philantropie behoeft te worden te hulp geroepen, bewijzen de talrijke voorbeelden hier te lande - met name uit Groningen worden er mij medegedeeld - dat grondeigenaren door louter commerciëele drijfveeren gedreven gronden in perceelen aan arbeiders hebben verkocht en zoodoende medegewerkt tot het ontstaan van een welvarenden, grondbezittenden arbeidersstand. Zij, die in dergelijke gevallen als kooper optreden zijn niet de armste, maar veeleer de degelijkste arbeiders, die het reeds tot eenige welvaart hebben gebracht. Alleen wanneer de zaak commerciëel wordt opgevat zullen belangrijke resultaten verwacht kunnen worden. Stichtingen als van den heer Janssen, hoe sympathiek en goed geregeld ook, zullen nooit op groote schaal verrijzen, want slechts bij uitzondering zullen particulieren geld uitzetten beneden de normale rente. In den regel kan men dus zeggen, dat het kleine grondbezit vooral dan aan zijne bestemming zal beantwoorden, wanneer het komt in handen van hen, die met de bewerking van den bodem volkomen zijn vertrouwd en niet geheel ontbloot zijn van eene zelfstandige maatschappelijke positie. Den grond in dergelijke handen te brengen is een algemeen cultuurbelang, waartoe de overheid gerust mag medewerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Van deze denkbeelden gaat blijkbaar de belangrijke agrarische wet uit, die in 1899 door de Deensche regeering werd ingediend en kort geleden in werking trad, waarvan ik hier een overzicht wensch te geven. Deze wet, die blijkens haar opschrift zich ten doel stelt het verschaffen van perceelen grond aan landarbeiders, begint met te bepalen, dat in ieder administratief | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
district eene commissie wordt ingesteld tot het verschaffen en het houden van toezicht op bedoelde perceelen. Zij beschrijft vervolgens de inrichting dezer commissie, bestaande uit drie leden, waarvan minstens één een ‘huisman’Ga naar voetnoot1) moet zijn. De uitgaven der commissie worden uit de staatskas betaald. Hare werkzaamheden worden door den Minister van Landbouw geregeld. Onder landarbeider wordt verstaan ieder, die zijn levensonderhoud hoofdzakelijk vindt in het verrichten van gewoon landbouwwerk voor anderen, tegen vergoeding, onverschillig of hij in vaste dienstverhouding staat dan wel als daglooner werkt. Om volgens de bepalingen dezer wet in het bezit van grond gesteld te worden, moet de landarbeider voldoen aan de volgende voorwaarden. Hij moet:
De perceelen grond, welke worden uitgegeven, zullen in den regel eene grootte hebben van 3½ tot 5 tönde (1¾ tönde = 1 H.A.; dus 2 tot 3 H.A.) land van gemiddelde hoedanigheid, maar het perceel mag niet kleiner zijn dan 2 en niet grooter dan 8 tönden. Alleen in onvruchtbare land- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
streken mag het perceel eene grootere uitgestrektheid hebben. Wanneer een landarbeider, die aan de gestelde eischen voldoet, een stuk grond in eigendom wenscht te krijgen, volgens de voorschriften dezer wet, maar hij zelf geen perceel kan aanwijzen, in welks bezit hij door overeenkomst met den eigenaar kan treden, wendt hij zich tot zijn gemeentebestuur, dat daarop aanbiedingen op aannemelijke voorwaarden tracht te krijgen. Gelukt dit niet, maar oordeelt het bestuur, dat de gemeente zelve eigenares is van gronden, die geschikt zijn voor het aangegeven doel, dan vraagt het van de daartoe bevoegde autoriteiten machtiging tot verkoop van eene behoorlijke uitgestrektheid grond tot een billijken prijs. Het gemeentebestuur moet er op letten, dat de met zijne medewerking verkregen perceelen eene doelmatige ligging hebben ten opzichte der wegen. Wanneer een arbeider zelf of door tusschenkomst van het bestuur der gemeente zijne keus gevestigd heeft op een perceel, levert hij zijne aanvrage in bij den voorzitter der bovengenoemde commissie. Deze aanvrage, welke door bemiddeling van het gemeentebestuur kan worden ingediend, moet vergezeld gaan van de noodige bescheiden, waaruit blijkt, dat de aanvrager aan de gestelde eischen voldoet en verder inlichtingen bevatten omtrent de grootte en de ligging van het perceel, den prijs, waarvoor het gekocht kan worden, de inrichting van de vereischte gebouwen, de som, die men daarvoor en voor den aankoop van veebeslag en gereedschappen noodig rekent. De totaalprijs, waarop alles den kooper zal komen te staan, mag slechts bij uitzondering, nl. wanneer de prijzen van land in eene bepaalde streek steeds bijzonder hoog zijn, het bedrag van 4000 kronen (ƒ 2700) te boven gaan.
De commissie neemt kennis van de ingekomen aanvragen en onderzoekt of de gestelde voorwaarden zijn vervuld en of de ingediende bouwplannen doelmatig zijn. Blijkt het, dat het bedrag, hetwelk op de Staatsbegrooting over het loopende dienstjaar voor dit doel is toegestaan voor het district, waarin het perceel ligt, niet voldoende is om alle aanvragen in te willigen, dan doet de commissie daaruit eene keuze. De aanvragen, welke om deze reden moeten worden afgewezen, komen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het volgend dienstjaar het eerst in aanmerking, voor zoover zij althans opnieuw worden ingediend. Van de beslissing der commissie kan de aanvrager in hooger beroep komen bij den Minister van Landbouw en niet bij eene rechtbank. De Staat schiet het benoodigde bedrag voor tot ten hoogste 9/10 der hypothecaire waarde van het perceel. Voor dit bedrag krijgt de Staat de eerste hypotheek en het wettelijk pandrecht op het perceel met gebouwen en veebeslag. De leening, die door den Staat niet kan worden opgezegd, zoolang de verplichtingen dezer wet worden nageleefd, geschiedt tegen eene jaarlijksche rente van 3 percent. Gedurende de eerste vijf jaren wordt niet afgelost. Voor de volgende jaren blijft de helft van het bedrag staan zonder aflossing tot de andere helft, waarvoor aan rente en aflossing te zamen jaarlijks 4 percent betaald wordt, is gedelgd. Daarna wordt van de overblijvende schuld aan rente en aflossing jaarlijks 3½ percent betaald, waarvan 3 percent rente en ½ percent aflossing. Voor deze leeningen kan door den Staat gedurende 5 jaren een jaarlijksch bedrag van twee millioen kronen (1¼ millioen gulden) worden beschikbaar gesteld. Het bedrag wordt ieder begrootingsjaar verdeeld over verschillende districten, hoofdzakelijk naar verhouding van het getal aanvragen, dat is ingekomen. Hij, wien een stuk grond volgens de bepalingen dezer wet wordt toegewezen, verkrijgt het eigendomsrecht onder de volgende beperkingen: Niemand kan van de schatkist een voorschot krijgen op meer dan ééne bezitting. Evenmin kan hij, die een volgens deze wet verkregen eigendom aan een ander overdraagt, opnieuw de voordeelen der wet genieten. Een eigendom met veebeslag en gereedschappen kan, zoolang de vordering van de schatkist niet is teruggebracht tot de helft van de oorspronkelijke hypotheekwaarde, niet belast worden met andere hypotheken. Ook kan er op zoodanig eigendom geen beslag worden gelegd voor eene persoonlijke schuld, door den eigenaar of iemand in zijnen naam aangegaan, tenzij daartoe toestemming is verleend door den Minister van Landbouw. In de pandovereenkomst wordt eene bepaling opgenomen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat in geval de eigenaar verhuist, een deel van het perceel verhuurt of er een huis op bouwt en verhuurt, hem de hypotheek kan worden opgezegd. Op het perceel moet een gewoon landbouwbedrijf worden uitgeoefend en steeds moeten het daartoe noodige veebeslag, de noodige gereedschappen benevens de gebouwen in goeden staat worden onderhouden. Ook moet de eigenaar zoowel de gebouwen als de losse goederen tegen brandschade verzekeren. Naar het nakomen van deze voorwaarden stelt de commissie binnen vastgestelde termijnen persoonlijk een onderzoek in. De bezitting mag niet worden gesplitst noch vereenigd met of verruild tegen andere gronden, zonder bijzondere toestemming van den Minister van Landbouw, welke slechts wordt verleend, wanneer de aanvrage hiertoe wordt ondersteund door het gemeentebestuur. In geval de eigenaar nog bij zijn leven zijne geheele bezitting wenscht over te dragen, kan de kooper alleen dan in dezelfde verhouding tot de schatkist komen te staan, wanneer hij voldoet aan de in deze wet gestelde eischen. Is degene, aan wien de eigenaar het perceel wenscht af te staan echter een zoon, schoonzoon of kleinkind, dan kan worden afgezien van de onder a, b en g gestelde voorwaarden. Aan anderen dan de hierboven bedoelde personen kan de overdracht van het perceel alleen geschieden, wanneer te gelijker tijd de schuld aan de schatkist geheel wordt afgelost. Ook bij zulk eene overdracht wordt het eigendom niet vrij gemaakt van de beperkende bepalingen omtrent verdeeling, vergrooting en verruiling. Wanneer de eigenaar sterft, kan zijne weduwe treden in de rechtsverhouding van den overledene tot de schatkist. Als zij hertrouwt kan die verhouding slechts worden bestendigd indien de nieuwe echtgenoot voldoet aan de onder c, d en f gestelde eischen. Voorts kan de eigenaar bij testament onder zekere voorwaarden zijne rechten en verplichtingen jegens de schatkist overdragen op een zijner kinderen mits dit voldoet aan de onder c, d en f gestelde eischen. De schuld, ten bate van de overige erfgenamen op het goed gevestigd, mag met de nog uitstaande schuldvordering van den Staat het oorspronkelijk voorgeschoten bedrag niet overtreffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer de Staat bij wege van executie tot den verkoop van een in deze wet bedoeld eigendom wenscht over te gaan dan kan dit verkocht worden vrij van de daarop gevestigde beperkingen. Aan het slot der wet komt nog de bepaling voor, dat zij aan eene herziening moet worden onderworpen binnen 5 jaren na hare invoering.
Het zou te veel plaatsruimte vorderen, in eene kritische beschouwing te treden over de bepalingen dezer wet, die trouwens grootendeels voor zich zelve sprekenGa naar voetnoot1). Slechts een paar opmerkingen wil ik mij veroorloven. Het is merkwaardig, dat de Deensche wet, ondanks de vele radicale en socialistische elementen, die aldaar tot het wetgevend lichaam behooren, een zeer gematigd, zelfs min of meer behoudend karakter draagt. Onteigening, om in geval van tegenwerking de wet toch haar doel te doen bereiken, die in Engeland voor het uitgeven van kleine perceelen wordt toegelaten, kent zij niet. Zij, in wier handen de grondstukken komen, krijgen daarvan niet alleen het gebruik, maar, als zij hunne verplichtingen trouw nakomen, een slechts weinig beperkt eigendomsrecht, dat onder bepaalde, gemakkelijk te vervullen voorwaarden op één hunner kinderen kan overgaan. Trouwens een dergelijk stelsel zal steeds noodig zijn, voor zoover men door kleine gebruikers woeste gronden in cultuur of minder vruchtbare gronden tot grootere vruchtbaarheid wil doen brengen. Want wie zal daaraan zijn tijd en kosten willen besteden, als hij niet zeker is, dat die opofferingen hem en zijne nakomelingen ten goede zullen komen? En hiervan is hij niet zeker, wanneer hij op den grond slechts huur- of gebruiksrechten heeft, al mag hij ook verwachten, dat de grond hem, als hij zijn plicht doet, niet licht zal worden ontnomen. Het verdient dan ook de aandacht, dat men bij deze wet, evenals bij die op de Duitsche ‘Rentengüter’ den overgang bij versterf van het onverdeelde goed op een der naaste erven door gunstige bepalingen heeft bevorderd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meermalen wordt als een bezwaar tegen grondbezit door arbeiders aangevoerd, dat wanneer het perceel op de juiste grootte en in goeden staat is gebracht en de bezitter sterft, alles weder verkocht of gesplitst moet worden, de goede afmetingen van het perceel verloren gaan en de kinderen niet veel beter af zijn dan losse arbeidersGa naar voetnoot1). Door echter de opvolging bij versterf te vergemakkelijken kan het perceel onverdeeld blijven en het door een vorig geslacht tot stand gebrachte worden behouden. De overige kinderen kunnen als zij vlijtig en oppassend zijn op hunne beurt de voordeelen der wet inroepen. Het had dan ook in den gedachtengang van den wetgever m.i. gepast, om, bij overgang in geval van versterf, den erfgenaam, die aan de eischen der wet voldoet en het perceel overneemt, in dezelfde verhouding tot de schatkist te brengen als zijn voorganger oorspronkelijk was. Daartoe zou hem, onder beding van hypotheek van Staatswege het geld voorgeschoten kunnen worden, om de overige erfgenamen schadeloos te stellen, voor zoover hierdoor de op het perceel rustende schuld het oorspronkelijk bedrag van het staatsvoorschot aan den overleden eigenaar niet zou te boven gaan. Dat men aan de arbeiders, die de voordeelen der wet wenschen deelachtig te worden, hooge eischen stelt, zoowel wat hun karakter als hunne geschiktheid voor den landbouw aangaat, zal niemand afkeuren. Eveneens is het goed, dat men zich bepaalt tot hen, die reeds vijf jaar als veldarbeider werkzaam waren, daarvan goede getuigen kunnen overleggen en althans eene kleine som gelds bezitten. Maar het schijnt mij toe wat ver te gaan, te eischen, dat zij, die vroeger bedeeling hebben genoten, het uit dien hoofde verkregene eerst moeten hebben terugbetaald.
Eene andere vraag is of de oppervlakte der uit te geven gronden in deze wet gelukkig is gekozen. Men moet bij eene zaak als deze streng in 't oog houden, wat men wil: òf zelfstandige landbouwers scheppen òf arbeiders met grondbezit. Wil men het een en het ander dan moet men voor beide afzonderlijke regels stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het eerste geval moet het bedrijf zoo groot zijn, dat het ook werkelijk een onafhankelijk bestaan kan verschaffen. In het tweede moet er gelegenheid zijn een behoorlijk loon te verdienen en voorts het bedrijf niet zoo groot zijn, dat de afwezigheid van den eigenaar aan de exploitatie schaadt. Nu komt het mij twijfelachtig voor of de Deensche wet in voldoende mate op dit onderscheid heeft gelet. Het minimum van 2 H.A. doet vermoeden, dat men bedoelt de opleiding van boerenarbeiders tot zelfstandige landbouwers. Immers dit is in de meeste gevallen eene te groote uitgestrektheid om door een arbeider in zijn vrijen tijd te worden bewerkt. Het is waar, dat er in sommige streken menschen zijn, die zelfs bij een grondbezit van 3 à 4 H.A. uit werken gaan. Maar dit kan alleen, als de aard van het werk er zich toe leent en het slechts een gedeelte van het jaar duurt. De heer Van Zinderen Bakker geeft dan ook tot dusverre aan daglooners niet meer dan één H.A. grond in gebruik. Nu vinden b.v. in Jubbega, - waar de werkzaamheden, die in dienst van anderen worden verricht, uit maaien, hooien en veenbaggeren bestaan en dus van tijdelijken aard zijn - sommige menschen dit cijfer wel wat klein en hadden zij gaarne meer. Evenwel meent men voorshands zich bij 1 H.A. te moeten houden, omdat men te veel land voor een daglooner nog gevaarlijker acht dan te weinig. Mocht men intusschen meenen, dat men zonder bezwaar bij een gebruik van 2 H.A. uit werken kan gaan dan zou dit in elk geval als een maximum en niet als een minimum beschouwd moeten worden. Doch als men wenscht zelfstandige bedrijven te stichten, die den landbouwer een levensonderhoud verschaffen zonder dat hij genooodzaakt is elders bijverdienste te zoeken, dan rijst weer de vraag of een bedrijf, dat als regel slechts 2 tot 3 H.A. groot zal zijn daartoe voldoende is te achten. Zeker, er zijn voorbeelden, dat men van zulke bedrijven leeft, vooral wanneer tuinbouw meer op den voorgrond treedt. Maar deze gevallen kan men veilig als uitzonderingen beschouwenGa naar voetnoot1), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs al denkt men niet aan de omstreken van Parijs, waar de warmoezerij, volgens Gide, bruto frs. 25,000 per H.A. oplevert. De heer Van Zinderen Bakker acht op ondergrond van veen, - d.i. op vrij goeden bodem - toch nog 4 H.A. noodig voor een onafhankelijk boerenbestaan en dat nog wel op zeer gunstige rente-voorwaarden. Het is niet zonder bedenking het aantal boerderijen, die te klein zijn om er geheel op te kunnen leven en te groot om den ondernemer, vooral in den zomer, geregeld te kunnen missen, sterk te vermeerderen. Want in den regel zijn de gebruikers van dergelijke bedrijven er het slechtst aan toe, vooral wanneer zij tot eenigszins belangrijke gelduitkeeringen verplicht zijn. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden verdient het uitbreiden van deze categorie van landbouwers aanbeveling. Dit is ook de meening van Prof. SeringGa naar voetnoot1). Deze komt tot de slotsom, dat landelijke hoeven, welke uit zich zelf niet voldoende in het levensonderhoud der eigenaars kunnen voorzien, doorgaans slechts dán levenskrachtig en geschikt zijn, de arbeiders economisch en maatschappelijk op te heffen, wanneer, behalve aan een paar andere door hem genoemde voorwaarden, ook voldaan is aan de volgende, namelijk dat de grootte der hoeven daarop is berekend, dat zij in hoofdzaak door vrouw en kinderen kunnen worden bebouwd en den man niet verhinderen zijne hoofdwerkzaamheid aan den loonarbeid bij vreemden te wijden. Grootere hoeven b.v. dan van 2 H.A., die echter niet volkomen een zelfstandig bestaan waarborgen, voeren, zegt hij, licht tot eene ondoelmatige krachtsversnippering. Het is natuurlijk niet absoluut te zeggen, hoeveel grond | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een landbouwer moet hebben, om daarop een zelfstandig bestaan te kunnen vinden. Dit hangt af van de soort van grond, van de cultuur, van het klimaat en van den persoon. Maar toch geloof ik, niet ver van de waarheid te zijn, wanneer ik beweer, dat voor een gewoon landbouwbedrijf ± 5 H.A. noodig zijn. Volgens Sering zijn in het Oosten van Pruisen de hoeven van meer dan 7½ H.A. als zelfstandige aan te merken; in het westen de meeste van 5-7½ H.A. 2½-7½ H.A. acht hij over 't algemeen eene gevaarlijke grootte, daar dergelijke hoeven te klein zijn voor een zelfstandig en te groot voor een onzelfstandig bedrijf. Dat zelfs een bedrijf van meer dan 5 H.A. den ondernemer soms nog kan verplichten bijverdienste te zoeken, blijkt uit de volgende aanhaling van KärgerGa naar voetnoot1) met betrekking tot Westfalen: ‘Der eigene oder gepachtete Grundbesitz (der freien Tagelöhner) schwankt zwischen 1-5, meist zwischen 1-3 H.A. Wer über 5 H.A. - nach einer vereinzelt dastehenden Angabe sogar über 3 H.A. hat - geht gewöhnlich nicht mehr auf Tagelohn, sondern lebt ganz von seiner Wirtschaft. Doch wird in einem Berichte der Umfang der Besitzungen solcher Tagelöhner bis auf 6, in einem andern bis auf 8 H.A. angegeben’.
Nu is het mogelijk, dat in Denemarken de toestanden zoodanig zijn, dat velerwege voor een zelfstandig bestaan minder grond noodig is dan in andere landen Het is zeker, dat een groot deel van den Deenschen grond bijzonder geschikt is voor de kleine cultuurGa naar voetnoot2). Maar als dit zoo is, mag wel in het oog worden gehouden, dat dergelijke toestanden exceptioneel zijn. Immers wanneer wij in de wet lezen, dat het geheele bedrijf: grond, gebouw en veebeslag, de waarde van ƒ 2700 niet mag te boven gaan, dan moet in Denemarken de toestand eenigszins anders zijn dan bij ons. Hier zou voor een dergelijk bedrag moeilijk een levensonderhoud verschaffend bedrijf kunnen worden verkregen, vooral niet wanneer er van die som nog 4 pCt. aan rente en amortisatie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet worden betaald. Geeft men gecultiveerden grond dan is die vrij duur en bij woesten grond moeten de kosten van bewerking worden voorgeschoten. De bedrijven van 4 H.A., uitgegeven door den heer Van Zinderen Bakker komen op ongeveer ƒ 4000 te staan, waarvan ƒ 800 voor aankoop van grond, ƒ 1000 voor bewerking, ƒ 400 voor bemesting, ƒ 1200 voor huis en stal en ƒ 600 voor 4 koeien. Voor landen als het onze met zeer uiteenloopende grondgesteldheid zou de grootere speelruimte der Engelsche wet n.l. ½ tot 20 H.A., aanbeveling verdienen. Ten slotte wensch ik nog enkele opmerkingen te maken omtrent de richting, waarin het landbouwbedrijf zich tegenwoordig ontwikkelt en het vraagstuk der werkkrachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.In de meeste landen neemt de gemiddelde grootte der landbouwbedrijven langzamerhand af. Men houde bij de beoordeeling van dit verschijnsel wel in het oog, dat er verschil is tusschen bedrijf en bezit. Het grondbezit kan zich concentreeren, terwijl toch de afzonderlijke bedrijven kleiner worden, hoewel in den regel het tegendeel geschiedt en vermeerdering van bedrijven met toename van het aantal eigenaars gepaard gaat. In de gedrukte tijden, die de landbouw doorleeft, schijnen de kleine bedrijven den vlijtigen, voorzichtigen en spaarzamen ondernemer nog betrekkelijk de beste uitkomsten te geven. Dit is een merkwaardig verschijnsel, omdat zoo dikwijls wordt beweerd, dat in de tegenwoordige maatschappij de kleine ondernemingen meer en meer door de groote worden verdrongen of ingeslikt. Voor den landbouw althans gaat deze leer niet op. BernsteinGa naar voetnoot1) beweert, dat ze ook niet in die mate in vervulling treedt bij industrie en handel als velen wel gelooven, maar ik wensch mij hier tot het landbouwbedrijf te bepalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeer leerzaam is de volgende vergelijking tusschen het aantal en de oppervlakte der naar groottenklassen ingedeelde Duitsche landbouwbedrijven, zooals die voorkomen in de in 1895 in Duitschland opgemaakte bedrijfsstatistiek. De vergelijking betreft de jaren 1895 en 1882.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer men deze statistiek aandachtig beschouwt, springt het in 't oog, dat de cijfers in 't algemeen pleiten voor het kleine bedrijf, maar vooral voor de bedrijven van 5-20 H.A., dat zijn dus die, welke aan een boerengezin een zelfstandig bestaan verschaffen zonder dat vreemde hulp behoeft te worden ingeroepen. Voor wie meenen mocht, dat deze toename kunstmatig is te voorschijn geroepen door de reeds besproken wetgeving, zij medegedeeld, dat hoe belangrijk ook de invloed van de wetten van '86, '90 en '91 zij en op hoeveel prijs het moet worden gesteld, dat zij in 1896 reeds 100,000 H.A. aan den boerenstand hadden teruggegeven, dit cijfer toch aanzienlijk kleiner is dan dat, 't welk wij verkrijgen, indien wij aan de hand der meegedeelde cijfers gaan berekenen, hoeveel H.A. de bedrijven van 5-20 H.A. in oppervlakte hebben gewonnen van 1882-1895. Bovendien moet niet worden vergeten, dat een deel der gestichte ‘Rentengüter’ valt onder de klasse van 2-5 H.A. en een ander deel onder die van 20-100 H.A. In bebouwde oppervlakte namen de bedrijven van 5-20 H.A. toe met 563 387 H.A., terwijl de toename der in 't geheel door deze klasse ingenomen oppervlakte zelfs 1 045 643 H.A. bedroeg. Ook in Nederland neemt het aantal der kleine en middelbare bedrijven toe, dat der groote af, zooals uit het volgende staatje, dat eene vergelijking bevat tusschen de jaren 1895 en 1885 mag blijken:
In Groot-Brittannië zien wij hetzelfde verschijnsel. Het Blauwboek over de ‘Agricultural Holdings’ geeft over 1885 en 1895 de volgende cijfers: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder zijn dus niet begrepen de honderdduizende ‘allotments’ beneden 1 Acre, wier aantal sedert 1887 zeer is toegenomen. Deze cijfers betreffen Engeland, Schotland en Wales, zonder Ierland. Maar zooals men weet is in dit laatste land het aantal kleine bedrijven overwegend. Ook in de Vereenigde Staten neemt de gemiddelde omvang der bedrijven steeds af, ten minste in de Oostelijke en Midden-Staten, waar, naarmate de bevolking toeneemt, de extensieve landbouw niet meer volgehouden kan wordenGa naar voetnoot1). Bij extensieve cultuur is het groote bedrijf voordeeliger, maar waar intensief moet worden gewerkt kan de kleine boer en zelfs de bekwame veldarbeider prijzen besteden, die voor eene grootere onderneming naar verhouding te duur zouden zijn. Dit is de verklaring van de toeneming reeds | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sedert eeuwen van het kleine bedrijf en klein grondbezit in Frankrijk. Het is dan ook eene dwaling, dat in de reusachtige Amerikaansche bedrijven met hunne kolossale werktuigen de toekomst van den landbouw zou zijn gelegen. Veeleer is het omgekeerde het geval en zullen de bedrijven in Amerika bij toeneming der bevolking en na het opraken van den maagdelijken grond meer en meer op die in Europa gaan gelijken.
Uit een en ander moge blijken, dat het kleine bedrijf de concurrentie tegen het groote zeer goed kan volhouden en dat het scheppen van het kleine bedrijf niet iets is, dat strijdt met de richting in welke zich de landbouw tegenwoordig ontwikkelt. En in de toekomst zal dat te minder het geval zijn, naarmate de coöperatie op landbouwgebied zich uitbreidt, waardoor aan den kleinen landbouwer bijna alle voordeelen, die de groote ondernemer vroeger op hem voor had, worden verschaft. Onder inachtneming van het boven gezegde omtrent de grootte der bedrijven mag de beweging, die de statistiek ons openbaart, als een voordeel worden beschouwd, niet slechts voor den kleinen boer en de arbeiders, maar ook voor de voortbrenging in het algemeen. Het kleine bedrijf toch waarborgt als regel eene meerdere opbrengst dan het groote. Zoo is het bekend, dat de cultuur op de reusachtige bedrijven van N.-Amerika zeer extensief geschiedt en de opbrengst per H.A. geringer is dan de vruchtbaarheid van den bodem zou doen verwachten, n.l. voor tarwe 10.7 H.L. van de H.A.Ga naar voetnoot1). Charles Gide zegtGa naar voetnoot2): ‘Het onherstelbaar gebrek van de groote cultuur is dat zij van de bebouwde oppervlakte eene veel kleiner hoeveelheid artikelen verkrijgt dan de kleine teelt. Zij geeft een veel geringere bruto-opbrengst. Maar de toekomst zal behooren aan de wijze van cultuur die het meeste voedsel uit den grond weet te halen.’ En waar men soms ziet, dat de opbrengst op kleine bedrij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven verkregen, geringer is dan die, welke groote bedrijven opleveren, daar schuilt de oorzaak van dit verschijnsel in den regel niet in de manier van exploitatie, maar in het feit, dat de kleine boer zich veelal met de mindere gronden moet tevreden stellen, soms zelfs met zoodanige, die anders niet zouden zijn bebouwd. Er zijn in landen met veel groote bedrijven, zooals in Engeland en Schotland uitgestrekte streken, die als woeste grond blijven liggen, voor jachtterrein en als parken gebruikt worden, maar die vermoedelijk wel in cultuur zouden zijn gekomen, als zij, in perceelen verdeeld, binnen het bereik van den kleinen landbouwer waren gebracht. Men moet er daarom niet veel waarde aan hechten, wanneer sommigen, in navolging van LiebknechtGa naar voetnoot1), om de voordeelen van het groote bedrijf in het licht te stellen, er op wijzen, dat de gemiddelde graanopbrengst per H.A. in Engeland zooveel hooger is dan in Frankrijk. Het kleine bedrijf en de hoogere graanprijzen in Frankrijk, tengevolge der invoerrechten, maken het mogelijk graangewassen met voordeel te telen op gronden, waarop men in Engeland die cultuur en soms elke cultuur moest opgevenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook laten het klimaat en de grondsgesteldheid in 't algemeen in dezen natuurlijk hunnen invloed krachtig gelden. Dat in elk geval de oorzaak van het verschil niet kan liggen in de verdeeling van den grond, kan uit het volgende blijken. België en Denemarken hebben slechts eene weinig geringer opbrengst per H.A. dan Engeland. En juist in deze beide landen is het kleine bedrijf zeer overwegend. In België zijn thans 95½ % der bedrijven beneden 10 en 84 % beneden 3 H.A. Maar ook in deze landen wordt de graancultuur nagenoeg niet beschermd en is die - vooral geldt dit voor tarwe - alleen op de beste gronden nog loonend. Nederland verkeert in hetzelfde geval. Daarentegen hebben Rumenië en Rusland met meer groote bedrijven dan Frankrijk eene veel kleinere gemiddelde opbrengst. Teneinde eene zuivere vergelijking te maken, moet de opbrengst van groot en klein bedrijf in hetzelfde land en dan nog wel in streken met ongeveer gelijk klimaat en grondgesteldheid worden vergeleken. Dit is niet gemakkelijk, maar de eenige juiste weg. Het is geschied door F.O. Herk in zijn reeds genoemd, grondig en zeer gedocumenteerd geschrift: ‘Die agrarischen Fragen im Verhältnis zum Socialismus.’ Hij heeft het gedaan aan de hand van de betrouwbare ‘Statistique agricole de la France’ over 1897. Het land wordt voor die statistiek verdeeld in verschillende ‘zônes.’ Van ieder dezer heeft Herk de departementen met overwegend kleine en groote bedrijven met elkaar vergeleken. Tot de eerste worden gerekend die, waar minstens ⅗ der oppervlakte door kleine bedrijven wordt ingenomen; tot de laatste (daar anders het voor de vergelijking noodige aantal departementen niet te verkrijgen was) die, waar de groote bedrijven 55 % van de oppervlakte beslaan. De verhouding wordt dus iets minder gunstig voor de kleine bedrijven dan in werkelijkheid het geval is. Uit de aldus gevonden gemiddelden werden weder gemiddelden voor de groote, natuurlijke ‘régions’ van Frankrijk gevormd en binnen deze, dus onder ongeveer dezelfde toestanden van klimaat en bodem, de groote en kleine cultuur met elkander | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergeleken. Uit die vergelijking blijkt, dat bij tarwe in drie zônes de gemiddelde opbrengst der groote bedrijven hooger was dan der kleine. In twee zônes was echter het omgekeerde het geval, doch de verschillen waren in al deze gevallen gering, - gemiddeld niet meer dan ½ H.L. per H.A. Voor aardappelen overtrof de opbrengst der kleine cultuur in drie régions die der groote; - in twee viel het omgekeerde te constateeren. Voor wijn was de opbrengst in twee régions bij de groote bedrijven hooger en in even zoo vele bij de kleine. Voor paarden waren de uitkomsten in drie régions ten gunste van het kleine bedrijf, in twee ten gunste van het groote. Maar voor de teelt van rundvee en varkens waren de uitkomsten overal en nog wel sterk in het voordeel der kleine bedrijven. De verpleging en voortdurende zorg voor deze dieren kunnen bij een bedrijf op kleine schaal door den veehouder persoonlijk worden uitgeoefend en zoodoende beter tot haar recht komen. Het oog des meesters maakt het vee vet. Als men hierbij in aanmerking neemt, dat het kleine bedrijf meer eigenaardig thuis behoort op lichtere gronden, daar de zware kleigronden veel trekkracht vereischen, zoo mag men het er veilig voor houden dat voor de exploitatie van den bodem vooral in landen waar vele lichte gronden worden aangetroffen en waar veeteelt, zuivelbereiding en varkensfokkerij de grootste plaats in het landbouwbedrijf innemen, uit het kleine bedrijf het meest is te wachten. Dat de landbouw zal voortgaan zich te ontwikkelen in de richting van het bedrijf, dat grootendeels kan worden gedreven, daarvoor pleit nog eene omstandigheid, waarop ik de aandacht wil vestigen.
In den laatsten tijd heeft zich een verschijnsel vertoond, dat steeds grooter afmetingen aanneemt en waarvan de gevolgen belangrijk zullen zijn. Bij het wegstroomen der arbeiders van het platteland naar de groote steden heeft zich gevoegd een trek naar het buitenland, waar de loonstandaard in alle bedrijven en dus ook in den landbouw hooger is dan hier.Ga naar voetnoot1) Bij den omvang, dien hier te lande de verhuizing | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van arbeiders naar Duitschland en België allengs aanneemt, is het niet onwaarschijnlijk, dat de Nederlandsche landbouw bij de andere moeilijkheden, die hij reeds ondervindt, weldra ook zal hebben te kampen met gemis aan goede arbeidskrachten. In het afgeloopen jaar zijn alleen uit Friesland niet minder dan 4500 personen naar Duitschland vertrokken en dit getal zal in het loopende jaar nog aanmerkelijk worden overtroffen. Immers de Commissaris der Koningin in Gelderland heeft van Januari tot October reeds 7000 nationaliteitsbewijzen afgegeven aan naar Duitschland vertrekkende Nederlandsche arbeiders. Menig arbeider kan in één jaar in Duitschland een bedrag overleggen, waarvoor hij in Friesland of Drente verscheidene jaren zou moeten sparen. Dat men hier niet te doen heeft met een voorbijgaand verschijnsel blijkt uit de statistiek. In 1889 werden in Nederland geteld 28767 Duitschers. De cijfers der telling van 1899 zijn nog niet bekend. Uit de Jaarcijfers blijkt echter, dat het getal afneemt. In 1879 bedroeg het aantal in Nederland wonende, maar in Duitschland geboren personen 42026. Wel is waar geeft de telling van 1889 alleen op de in Nederland wonende personen van Duitsche nationaliteit, maar dit zal wel geen verschil van 13.000 hoofden maken. Daarentegen werden bij de laatste Duitsche volkstelling op 2 December 1895 onder de feitelijke ‘ortsanwesende’ bevolking geteld 50743 personen van Nederlandsche nationaliteit, waarvan in Rheinland 33.372, in Westfalen 7908, in Hannover 4357. In 1880, 1885 en 1890 bedroeg het aantal in Duitsch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land wonende Nederlanders resp. 17.598, 27.191 en 37.055. Wij nemen dus eene geregelde stijging waar en dat bij de telling in 1900 de toename nog grooter zal blijken is buiten twijfel, want juist in de allerlaatste jaren heeft deze verhuizing een meer algemeen karakter aangenomen. Ook uit andere landen heeft eene sterke emigratie naar Duitschland plaats, 't geen de volgende opgaven leeren.
In den laatsten tijd heeft ook Rusland, bepaaldelijk Polen, vele arbeiders aan Duitschland geleverd. De oorzaak daarvan ligt ten deele in het verhuizen van Duitsche arbeiders uit Silezië en Posen naar de provincie Saksen, waar op uitgebreide schaal de beetwortel wordt verbouwd, welke cultuur hoogere loonen geeft en veel arbeid vordert (Sachsengängerei). In de opengevallen plaatsen wordt dan uit Polen voorzien. De Poolsche arbeiders moeten echter, evenals de Gallicische, jaarlijks vóór den 15den December weder over de grenzen teruggezonden worden en er bestaat bovendien veel kans, dat de Russische regeering weldra door eene ukase het uit werken gaan van arbeiders over de grenzen zal verbieden.Ga naar voetnoot1) Immers dit land begint zelf reeds gebrek aan arbeiders voor den landbouw te krijgen, want de industrie neemt ook daar allengs eene hooge vlucht en trekt vele werkkrachten naar de stedenGa naar voetnoot2). Onze consul te Warschau, de Heer Willekes Macdonald schrijft in zijn verslag over 1899: ‘Vermelding verdient het jaarlijks wederkeerende gebrek aan arbeiders te plattten lande (in Polen) tengevolge der tijdelijke emigratie naar Duitschland. Zij reizen voor het meerendeel verder dan de grensplaatsen dat Rijk in, naar streken, waar de industrie bloeit en daardoor hooge loonen voor veldarbeid betaald worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat dit voor de ontwikkeling van dit landvolk beteekent, ligt voor de hand. De kinderen, die te huis blijven, moeten arbeid verrichten, die boven hunne krachten gaat en van school gaan noch van eenige geestelijke ontwikkeling van welken aard ook is voor hen noch voor de tijdelijk afwezigen (waaronder ook kinderen zijn) sprake. Maar ook voor de landeigenaars heeft die emigratie van arbeiders verderfelijke gevolgen. Het is hun onmogelijk vreemd volk in dienst te nemen voor loonen, die de Duitsche eenigszins nabij komen. Daarvoor zijn de inkomsten uit hun grond te gering. Zij zien zich dus verplicht hunne bezittingen te verpachten of met behulp van de door het Rijk opgerichte boerenleenbank te verkoopen. Genoemde leenbank heeft sedert 1889 ruim 12 millioen roebels aan boeren ter leen gegeven voor den aankoop van ca. 176.000 H.A. grond, die voor het meerendeel van adellijke grondeigenaars stammen. In de gemeente Galewice alleen zijn op die wijze in de laatste 3 jaren 5 groote bezittingen verkocht, geparcelleerd en in handen van boeren gekomen. Er is alle reden om te meenen, dat dit verwisselen van eigenaars vooreerst nog niet zal ophouden.’ Het is dus wel begrijpelijk, dat de Russische regeering van plan zou zijn deze emigratie te temperen. Wat haar echter vrij staat kan niet geschieden in andere landen, waar de persoonlijke vrijheid door de grondwet is gewaarborgd. Bovendien kan zoodanig verbod uit den aard der zaak alleen gelden voor tijdelijke emigratie, wat die uit Polen hoofdzakelijk schijnt. Wat het cijfer der blijvende vestiging van vreemde arbeiders in Duitschland betreft, komt volgens de statistiek na Oostenrijk-Hongarije het eerst Nederland. De oorzaak van het besproken verschijnsel ligt in den toenemenden bloei en omvang der Duitsche nijverheid, waardoor vele handen aan den landbouw worden onttrokken. Het ontstaand tekort wordt van elders aangevuld, terwijl een deel der vreemdelingen reeds dadelijk in dienst der Duitsche industrie treedt. Uit onze zuidelijke provinciën heeft eene dergelijke verhuizing naar Belgie plaats. Aldaar wonen volgens de laatste volkstelling 56.306 NederlandersGa naar voetnoot1), terwijl slechts 13.697 Belgen in Nederland geteld werden. Vroeger kwamen de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vreemdelingen hier om iets te verdienen, thans is het omgekeerd. Het zijn bovendien meest zeer goede arbeidskrachten, die aldus ons land ontvallen, want de minder geschikte of gebrekkige keeren spoedig terug of worden niet aangeworven. De omstandigheid, dat wij tusschen twee landen liggen, die door hunne opbloeiende nijverheid steeds meer arbeiders vragen, zal onze landbouwers, die op alle productiekosten, dus ook op arbeidsloon, moeten bezuinigen, vermoedelijk nog veel zorg baren. Men moet hierbij niet vergeten, dat wij niet als Duitschland aangrenzende landen met lageren loonstandaard hebben, waaruit het tekort aan arbeidskrachten kan worden aangevuld. Teekenend is het volgende bericht, dat in 't begin van Mei aan een onzer dagbladen uit Friesland werd gezonden: ‘Tal van boeren krijgen hier gebrek aan knechts en meiden. Vele zoons en dochters van arbeiders vertrekken naar Holland, terwijl vele meisjes liever bij burgers dan bij boeren dienen, omdat zij daar met minder zwaar werk hooger loon kunnen bekomen. Aan losse arbeiders is ook gebrek, daar dit voorjaar tal van landarbeiders naar Duitschland zijn vertrokken, om te werken.’ Zooals bekend is, reizen Duitsche agenten Friesland rond om arbeiders te werven en daar zij hooge loonen kunnen aanbieden, gelukt het hun velen mede te krijgen. Ook uit andere streken komen dergelijke klachten. Nu zal ik niet beweren, dat men door bevordering van grondbezit of grondgebruik deze beweging geheel zal kunnen keeren. Misschien zou dit ook niet wenschelijk zijn, waar nog kort geleden over te veel aanbod van arbeiders en chronische werkloosheid werd geklaagd. Maar men kan het aantal, dat genoodzaakt en geneigd is te verhuizen, aanzienlijk beperken en zoodoende voorkomen, dat een tekort aan handen de exploitatie van onzen bodem schaadt. Ieder, die met het platteland bekend is, weet, dat de veldarbeider ongaarne de streek verlaat, waar hij thuis behoort, mits hij er een redelijk bestaan kunne vinden. Waar de bevolking als regel eenig land in gebruik heeft, is ook de stabiliteit het grootst. Buchenberger komt tot de slotsom: ‘De ervaring heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steeds geleerd, dat overal, waar de arbeiders een eigen huis en eenigen grond bezitten, zij liever in de nabijheid van hunne woonplaats dan op grooten afstand daarvan de gelegenheid tot bijverdienste zoeken’Ga naar voetnoot1). Dat er uit Friesland zoo velen verhuizen, hangt zeker samen met het gemis van arbeiders-grondbezit. Dit gemis werkt, zooals terecht door den Heer Bergsma is aangetoond, het ontstaan van minder gunstige toestanden in de hand en maakt bovendien den arbeider los van zijne woonplaats en zijn vaderland. Reeds alleen het vooruitzicht, zooals de Deensche wet dit schept, om zich door vlijt en ingetogenheid tot zelfstandig landbouwer omhoog te werken, zou een prikkel zijn om trouw te blijven aan het landbouwbedrijf en de woonplaats, welks bestuur op de uitgifte van grond invloed kan uitoefenen. Want, het kan niet ontkent worden, eene schaduwzijde in den werkkring van den veldarbeider is, dat hij zich niet dan hoogst moeilijk tot een onafhankelijk bestaan kan opwerken. In de ambachtsnijverheid is het aantal groot van hen, die, als knecht begonnen, het vroeg of laat tot grooten of kleinen baas brengen en aldus naar de volksopvatting hooger stijgen op den maatschappelijken ladder, in elk geval minder afhankelijk zijn. Ook in den winkelstand en de kleine industrie komt dit dagelijks voor. Zij, die ‘voor zich zelf beginnen’ zijn daarom wel niet altijd beter af dan een goede knecht, maar dit belet niet, dat de mogelijkheid van vooruitkomen aan de neiging tot het beroep ten goede komt. Naarmate de uitbreiding van onderwijs en ontwikkeling het verschil in kennis en oordeel tusschen de verschillende standen vermindert, zal die zucht zich krachtiger doen gevoelen en wordt de soort van arbeid versmaad, die weing kans geeft om maatschappelijk vooruit te komen. Hierbij komt nog, dat de sociale wetgeving, die strekt om den loontrekkende door verplichte verzekering bestaanszekerheid te verschaffen, den veldarbeider niet of eerst in de laatste plaats bereikt. Zoo ging het reeds bij de ongevallenwet. Al het aangevoerde zal stellig in het nadeel werken van de landbouwnijverheid, welke het allengs aan geschikte arbeiders zou gaan ontbreken, als er geene middelen waren om aan dit bezwaar te gemoet te komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is juist de groote beteekenis van de nieuwere agrarische wetgeving in Duitschland, Engeland en Denemarken, dat zij een uitweg geeft voor deze moeilijkheid. Menig bezitter van een ‘Rentengut’ was vroeger niet veel meer dan arbeider, maar wist door vlijt en spaarzaamheid en met hulp van den Staat aan grond en bedrijfskapitaal te komen en zich tot eigengeërfden boer op te werken. Ten deele om den zelfstandigen boerenstand te steunen en voor ondergang in moeilijke tijden te bewaren, strekt deze wetgeving. Tevens kan zij dienstbaar worden gemaakt om den voor anderen werkenden daglooner in de gelegenheid te stellen door het bezit van eenig land voor zich en zijn gezin aardappelen en groenten te telen en eenig vee te houden en aldus zich in den winter en gedurende tijden van werkloosheid voor gebrek te behoeden. Ook tot verbetering der woningtoestanden, die op het platteland dikwijls nog zooveel te wenschen overlaten, kan zij bijdragen. En niet alleen voor veldarbeiders, maar ook voor hen die in het ambacht of de nijverheid werken en voor kleine neringdoenden, kan de uitgifte van stukjes grond voor tuinbouw of veehouderij zegenrijke gevolgen hebben, zooals blijkt uit de groote vlucht, die het ‘allotment’ stelsel in Engeland heeft genomen en de gunstige verklaringen, die daaromtrent eenparig worden afgelegd. Maar het grootste voordeel der besproken wetgeving is ongetwijfeld, dat zij voor den werkzamen, oppassenden veldarbeider het vooruitzicht opent zich een eigen onafhankelijk landbouwbedrijf te verwerven en dientengevolge bestaanszekerheid.
A.D. van Assendelft de Coningh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naschrift.Sedert dit opstel werd geschreven is een geschil gerezen tusschen het bestuur der gemeente Het Bildt in Friesland en Gedeputeerde Staten dier provincie. Laatstgenoemd college onthield zijne goedkeuring aan een raadsbesluit, om voor rekening der gemeente voor een bedrag van ƒ 1000 akkerland of tuingrond aan te koopen teneinde dit aan personen, daartoe geschikt en bekwaam, te verhuren als middel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot voorkoming van pauperisme en tot wering van armoede. Het gemeentebestuur kwam hiervan in beroep. Blijkens het in de zitting van den Raad van State van 11 Juli uitgebracht verslag, berust de weigering van Gedep-Staten daarop, dat het niet aangaat uitgaven als de hierbedoelde uit de opbrengst der gemeentebelastingen te bekostigen en dat bovendien de beoogde maatregel, waar die niet door particulieren maar door eene gemeente genomen wordt, tot eigenaardige moeilijkheden kan aanleiding geven. De beslissing der Koningin van 28 September l.l. was terecht gunstig voor de gemeente. Na het in bovenstaande bladzijden gezegde, zal het geen betoog behoeven dat m.i. het besluit van Het Bildt toejuiching verdient en het algemeen belang bevordert. De belangen der belastingschuldigen zullen bij eene goede regeling der verhuringen evenmin nadeel lijden als dit het geval is in de talrijke Engelsche gemeenten, waar van overheidswege dergelijke allotments (perceelen) worden uitgegeven. Indien het voorbeeld van het Bildt op meerdere plaatsen navolging vindt, zou het echter overweging verdienen eenige wettelijke regelen te stellen, volgens welke de gemeenten grond aan daartoe geschikte personen ter bebouwing kunnen geven. Aldus zouden misbruiken worden voorkomen, die thans, ondanks het toezicht van Gedeputeerde Staten, denkbaar zijn, al is er tot dusver geen reden aan de onpartijdigheid der gemeentebesturen te twijfelen. A.D.v.A. de C. |
|