De Gids. Jaargang 64
(1900)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volksweerbaarheid.‘Faites-nous des hommes, nous en ferons des soldats.’ Général Chanzy. De moordpartij op groote schaal die in Zuid-Afrika onder de vlag der beschaving plaats heeft, kan ons Nederlanders den weg wijzen naar dringend noodzakelijke verbeteringen. Wij kunnen door doeltreffende maatregelen uit den algemeen bekenden toestand van weerloosheid worden opgeheven, doch ook door het toepassen van schijnmiddelen tot een nog veel lager peil dalen. 't Getuigt ongetwijfeld van belangstelling in de algemeene zaak, dat zoovelen, onder den indruk van hetgeen in Zuid-Afrika geschiedt, naar de pen hebben gegrepen om hunne denkbeelden over de landsverdediging ten beste te geven. Men moet echter bedenken, dat invallende gedachten gewoonlijk zeer oppervlakkig blijken vooral waar een zoo ingewikkeld vraagstuk moet worden opgelost. Zonderen wij enkele beschouwingen uit, dan is er weinig geschreven - hetzij met volle waardeering voor de goede bedoeling gezegd - wat eenig practisch nut kan hebben. Integendeel. De verwarring, die nu reeds door de groote verschillen in zienswijze bestaat, kan er slechts door worden vergroot. De oplossing van het vraagstuk eischt ernstige studie, omdat de maatregelen, die er het gevolg van zullen zijn, niet alleen misschien reeds in de naaste toekomst over ons zelfstandig volksbestaan kunnen beslissen, doch ook, omdat niets zoo diep in het sociale leven van een volk ingrijpt. Jaarlijks wordt een groot gedeelte onzer jongelingschap | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan het familieleven, aan hunnen arbeid en hunne studie ontrukt om, volgens sommigen geheel improductief, langeren of korteren tijd in het leger te dienen. Jaarlijks betaalt Nederland ongeveer 37 millioen aan het onderhoud zijner levende strijdkrachten en doode weermiddelen en in weerwil van deze niet geringe opofferingen verkeeren wij in een toestand van bedroevende weerloosheid. De forten en verdedigingsliniën zijn niet gereed en zóó groot in aantal en zóó uitgestrekt, dat wij de menschen niet hebben om ze te bezetten; de cavalerie is geheel onvoltallig en de getalsterkte van het veldleger te gering en van een weinig vertrouwen inboezemend gehalte. De subalterne officieren zijn - en terecht - ontevreden omdat zij den middelbaren leeftijd gewoonlijk reeds voorbij zijn, alvorens een redelijk bestaan te hebben en misnoegd, omdat er bijna nooit een voldoend aantal manschappen onder de wapenen is; de hoofdofficieren klagen, dat zij zich niet kunnen oefenen in het leiden van grootere troepen-verbanden en de opperofficieren zijn, in weerwil van hunne goede bedoelingen, machteloos om den toestand te veranderen. Het ligt niet op mijn weg het vorenstaande in bijzonderheden uiteen te zetten; ik wil slechts met feiten en cijfers aantoonen, dat als men het leger op degelijken grondslag reorganiseeren wil, men beginnen moet met het physiek gehalte van het geheele volk tot een hooger peil op te voeren. Den veelbesproken marsch van den Haag naar Wassenaar in Augustus 1899 zal ik tot uitgangspunt mijner beschouwingen nemen.
Zoodra de eene of andere militaire oefening buiten het kader van den gewonen dagelijkschen dienst valt, mag deze oefening niet meer als oefening beschouwd worden, doch moet ze als een toetssteen voor het resultaat van het oefenen, m.a.w. voor het kunnen gelden. Twee overwegingen zijn 't in hoofdzaak, die voor hem, die een dergelijke proefneming gelast, den maatstaf behooren aan te geven van hetgeen hij eischen mag. In de eerste plaats of de physieke toestand van de menschen waarmee de bepaalde ‘veronderstelling’ moet worden uitgevoerd daartoe voldoende is, en in de tweede plaats of de daarbij te stellen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eischen binnen de grenzen blijven van hetgeen in tijden van gevaar zou kunnen worden verlangd. De beschouwingen van steller dezes over den physieken toestand van den Nederlandschen soldaat, sedert 1890 in het Militair Weekblad zoo dikwijls herhaald als daartoe gelegenheid bestond, hebben wel - naar hem van bevoegde zijde verzekerd is - aanleiding gegeven tot vele verbeteringen, maar nog volstrekt niet geleid tot die afdoende maatregelen, waardoor onze weerbaarheid op een deugdelijke basis zou kunnen worden gevestigd. De in militaire kringen bekende tegenhanger van bovengenoemden marsch - die van Keizersveer naar BredaGa naar voetnoot1) - de nota's over de beoefening van den looppas van den Generaal den Beer PoortugalGa naar voetnoot2) en de ervaringen door bekende officieren en militaire geneeskundigen in Indië opgedaan, maakten wel eenigen indruk, doch van zoo voorbijgaanden aard, dat men stilzwijgend alles bij het oude heeft gelaten. En waarom zou men zich ook druk maken? Want staan niet tegenover deze feiten de verslagen van de militaire correspondenten der dagbladen, die bij elke manoeuvre nieuwe voortreffelijke hoedanigheden in ons militieleger ontdekken? En worden de gebreken niet geheel weggeredeneerd door de rapporten van hoogere en lagere commandanten, waarin de lof gezongen wordt van de bij- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zondere geoefendheid en de militaire waarde onzer troepen? Die tevredenheid, dit optimisme is gevaarlijk. In het bewustzijn zijn plicht gedaan te hebben verkeert men in de overtuiging, dat er in den gegeven (korten) tijd niet meer bereikt kan worden. Maar mag dit wel de maatstaf der beoordeeling zijn? Of is 't niet plicht, in de eerste plaats de vraag te stellen of de toestand voldoende is voor hetgeen men in oorlogstijd moet kunnen praesteeren? Proeven, die niet genomen mogen worden, omdat ze met vivisectie gelijk zouden staan, zouden binnen enkele dagen het bewijs leveren, dat Nederland geen veldleger heeft waarop het vertrouwen kan. Intusschen zal 't zeker niemand verwonderen, wanneer militaire bevelhebbers langzamerhand in de zoo dikwijls bezongen voortreffelijkheid gaan gelooven, en, niet meer twijfelend aan de deugdelijkheid hunner troepen, meenen op een gegeven oogenblik een matigen eisch te mogen stellen. Bij bedoelden marsch is gebleken, dat het physiek gehalte van een groot gedeelte der menschen, die er aan deelnamen, ver beneden het gemiddelde ligt. Waar nu een ander gedeelte de vermoeienis wel doorstond en er, zooals hieronder blijken zal, in oorlogstijd nog heel wat meer wordt geeischt, daar is het op zijn minst genomen hoogst onbillijk de leiders van dezen marsch te veroordeelen. Zonder proeven kunnen de officieren niet weten wat zij van hunne troepen mogen eischen. De lichtzijde van het op zichzelf beschouwd betreurenswaardige feit is dan ook, dat opnieuw duidelijk gebleken is, hoe dringend noodzakelijk maatregelen tot een grondige verbetering moeten worden genomen. De oorlog van '70 en de ons bekend geworden feiten uit den heldenkrijg onzer Zuid-Afrikaansche stamverwanten bewijzen, dat geschiktheid tot snelle verplaatsing over grooteren afstand in den modernen oorlog een hoofdvoorwaarde is. Ter toelichting hiervan een paar voorbeelden van marschen, die ook in de maand Augustus zijn gemaakt. In het begin van den oorlog 70/71 hebben de legerkorpsen, die in Zuid-Westelijke richting, onder bevel van Prins Friedrich Karl over den Moezel trokken, de volgende marschen afgelegd: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het 3e korps (Brandenburgsche) marcheerde den 15den Aug. van 's morgens vroeg tot middernacht, trok den 16en in den vroegen morgen verder en leverde denzelfden dag bij Rezonville-Vionville den bloedigsten slag van den geheelen veldtocht. Het 10e korps (Hanoversche) moest om de noodzakelijke hulp te verleenen 37,5 K.M. afleggen, kwam in den namiddag om 5 uur aan en moest toen nog uren lang aan het gevecht deelnemen; den 18en Aug. bewerkte het 12e korps (Saksische) de zegepraal na een omtrekkende beweging van Mars-la-Tour op Roncourt, waarbij 12 uren onafgebroken gemarcheerd werd. Het 2e korps (Pommersche) besliste bij Gravelotte den veldslag na een marsch van 15 urenGa naar voetnoot1). Is nu in het licht van dergelijke feiten, wier vermelding gemakkelijk te vermeerderen is, de opmerking van een hoofdofficier aan een achterblijver gemaakt ‘dit is nog maar een kleinigheid’ zóó misplaatst, dat men er met recht aanstoot aan neemt? Soldaat zijn is nu eenmaal geen kinderwerk en evenmin werk voor menschen, wier lichamelijke opvoeding gedurende de eerste 20 jaren van hun leven aan het toeval wordt overgelaten. Zelfs bij het stellen van slechts matige eischen is men voor hen nog te hard. Maar men is onbillijk tegenover de officieren, wanneer men hen veroordeelt omdat zij die eischen stellen. Of hebben de Japansch-Chineesche, de Grieksch-Turksche en de Spaansch-Amerikaansche oorlogen niet geleerd wat het zegt te velde te moeten trekken met ongeoefende menschen zonder weerstandsvermogen? Heeft men de schande der nederlagen, de moreele en materieele verliezen niet geheel geweten aan de aanvoerders van hoogeren en lageren rang, hen afgezet, beleedigd en gestraft? Ze zijn onbekwaam geoordeeld, omdat zij met menschen, die slechts door de uniform tot militairen werden gestempeld een taak moesten vervullen, waarvoor in den volsten zin des woords mannen noodig waren. Dergelijke voorvallen zijn ook hier te wachten, wanneer men voortgaat alles voldoende, vaak zelfs onberispelijk en voortreffelijk te noemen. Toen de toestanden nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oneindig slechter waren dan nu, hebben wij meermalen de door gezaghebbenden geuite verklaring gelezen ‘ik ben mij mijne verantwoordelijkheid volkomen bewust’. Zoo iets met het noodige pathos uitgesproken maakt indruk vooral op hen, die voor oorlogsuitgaven de beurs liefst geheel gesloten houden. Doch wanneer wij eens zien wat er van een korps onzer beste troepen terecht komt na een militaire oefening, waarbij de eischen werkelijk gering waren, dan vraag ik wat dergelijke in vredestijd afgelegde verklaringen te beteekenen hebben! Na de débâcle kunnen wij er ons op beroepen, wij kunnen de verantwoordelijke personen - die dan weer anderen zullen zijn, - met verwijtingen en schande overladen, ons zelfstandig volksbestaan krijgen wij er niet door terug.
Nu men gelukkig hier te lande langzamerhand terugkomt van de struisvogelpolitiek en weer de overtuiging krijgt, dat een offensief optreden vaak gewenscht, ja zelfs noodzakelijk zal zijn, moet men ook de waarheid in hare volle naaktheid durven zien en zich afvragen of ons leger tot zulk een optreden geschikt is, en zoo neen, wat er moet gedaan worden om het geschikt te maken. De oorlog in Zuid-Afrika bevestigt dat in den modernen krijg de geschiktheid tot snelle verplaatsing een der hoofdvoorwaarden voor het succes is. De grootere draagkracht der nieuwe vuurwapenen is oorzaak dat, meer dan ooit te voren, groote eischen aan de longen en het hart zullen worden gesteld. Veel eer dan in vroegeren tijd zal een aanvallende troep den vermoeienden looppas moeten aannemen om zich aan de vreeselijke werking van het vuur van scherpschutters, maxims, enz. zooveel mogelijk te kunnen onttrekken. Meermalen zal het voorkomen, dat compagnieën reeds op afstanden van 700-800 M. moeten worden opgelost om in den looppas alle mogelijke hindernissen te nemen en daarna nog de geschiktheid te hebben om door een goed gericht vuur of met de bajonet het beoogde doel te bereiken. De groote troepenafdeelingen waarmee en waartegen men moet ageeren, het uitgebreide gevechtsfront, dat reeds uit den opmarsch zal moeten gefor meerd worden en de in '66 en '70 en laatstelijk zoowel door de Engelschen als Transvalers met zooveel succes uitgevoerde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omtrekkende bewegingen, stellen eischen aan het menschelijk weerstandsvermogen waarover het beste gedeelte van ons militieleger op het gunstigste oogenblik in de verste verte niet beschikt. Wat moet er van terecht komen als bij plotselinge mobilisatie de compagnieën op oorlogssterkte worden gebracht door het oproepen der oudere lichtingen waarvan een groot gedeelte zich van elke lichamelijke inspanning zorgvuldig onthoudt? Laat ons hartelijk wenschen, dat wij 't nooit te aanschouwen krijgen! Diep beklagenswaardig de menschen, die er in de eerste plaats de slachtoffers van zullen worden en nog dieper beklagenswaardig de bevelhebbers, die de verantwoordelijkheid voor het ageeren met zulke menschen te dragen zullen hebben. Behalve de 100,000 gekwetsten had het Duitsche leger in '70 ruim 400,000 zieken, die gemiddeld 20 dagen buiten dienst waren; men neemt aan, dat de helft van dit cijfer op rekening van het vermoeiende der marschen moet gesteld wordenGa naar voetnoot1). Naar de berekening van den Franschen geneesheer Kelsch verloor het Fransche leger in de eerste 20 dagen van den veldtocht, zonder in 't gevecht te zijn geweest, ⅖ zijner troepenGa naar voetnoot2). Wanneer men met deze cijfers voor oogen bedenkt, dat zoowel in Duitschland als in Frankrijk de eerste oefeningstijd ten minste driemaal zoo groot is als bij ons, dan is het een aardige puzzle voor de beknibbelaars op de oorlogsbegrooting en de voorstanders van korten eerste-oefeningstijd zonder deugdelijke lichamelijke vóóroefening, om eens onder cijfers te brengen welk gedeelte van ons leger b.v. na 14 dagen dienst te velde nog op de been zou zijn.
De vraag wat er gedaan moet worden om den toestand te verbeteren is in den laatsten tijd meer dan ooit aan de orde en een beter tijdstip om iets degelijks tot stand te brengen, zal niet spoedig aanbreken. Men roept in de pers en in vergaderingen om een ‘Volks- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leger’, er werd een Vereeniging ‘Volksweerbaarheid’ opgericht, Zwitserland en Zuid-Afrika worden ons ten voorbeeld gesteld. ‘Leer de jongens schieten’, roepen de scherpschutters-vereenigingen en weer anderen: ‘de 12,000 jongelui, die aan de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel deelnemen moeten vertienvoudigd en meer worden’, en dan ‘Lieb Vaterland kannst ruhig sein’. Kostelijke naïveteit, gevolg van de Transvaal-bedwelming, zooals ik onlangs de hoogere stemming, waarin het Nederlandsche volk op het oogenblik verkeert, hoorde kwalificeeren.Ga naar voetnoot1) Alsof een Nederlandsche jongen met een admissie- of overgangsexamen in 't vooruitzicht, gebukt onder den last van repetities en extra werk, vaak vertroeteld van zijn geboorte af en op twaalfjarigen leeftijd nog dikwijls door de juffrouw warmpjes ingepakt naar school gebracht, met een twaalfjarigen Transvaler te vergelijken ware! Kort geleden vertelde ons toch iemand, die er bij geweest was, dat zoo'n bengel een steenbokje verkocht, vóór hij het geschoten had, met twee patronen er op uit trok om den anderen dag met evenveel bokjes terug te komen. Dergelijke resultaten verkrijgt men niet door schoolzitten, niet door gymnastiek en evenmin door sport. De jonge en de volwassen Boeren zijn het beste bewijs voor het ‘Natura artis magistra.’ Die natuurkinderen zijn gevrijwaard voor lichamelijke verslapping, voor afstomping hunner zintuigen, voor de benadeeling van de gezondheid door het schoolzitten en voor de verwoesting van hun zenuwleven door het najagen van genot en het bedrijven van buitensporigheden, die in de geciviliseerde maatschappij bijna overal regel zijn. Hun streng zedelijk leven en hunne tot een ideale hoogte opgevoerde godsdienstige gevoelens, geven dit volk een oerkracht, waardoor elke vergelijking met andere volken onmogelijk wordt. Reeds in zijne jeugd moet hij zich geschikt maken tot den kamp met het wilde dier, de schorpioen, de slang, ja zelfs met den panter en den leeuw. Hierdoor ontwikkelt hij zijn zintuigen, voorzichtigheid, tegenwoordigheid van geest, koelbloedigheid, vlugheid en taaiheid tot denzelfden graad van volkomenheid als het wilde dier, zijn tegenpartij, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bezit. Voegen wij hier nu nog bij het menschelijk vernuft en zijn vindingrijkheid, die door den onafgebroken strijd met de natuur wordt ontwikkeld, dan is de strijdwijze der Boeren en het verloop van den oorlog in Zuid-Afrika althans gedeeltelijk verklaard. De door spel en sport ontwikkelde Engelschman is een bravourvechter, die blindelings op den vijand inloopt, terwijl de Boer die bravourtaktiek niet kent. Zijne taktiek is die van den jager waarbij omtrekken, bekruipen en in een hinderlaag lokken de hoofdrol speelt. Zijn devies is: list, geduld en kalmte, en hij weet, dat door niets de vastheid van oog en hand meer wordt benadeeld, dan door de bravourstemming. Als jager heeft hij ook geleerd zijn kruit te sparen en zijn leven niet nutteloos in gevaar te brengen, want herinnerd zij nog eens, dat de Boer niet is een hazenjager, doch iemand, die elk oogenblik gereed moet zijn, den strijd tegen leeuw en panter te kunnen aanbinden. Bij al deze niet hoog genoeg te schatten individueele voordeelen, heeft een Boerenleger ernstige tekortkomingen, als het zich met een naar Europeesche beginselen geoefende macht moet meten. Dan komen het gemis aan gemeenschapszin en het gebrek aan discipline zoo sterk uit, dat veel van de individueele voortreffelijkheid waardeloos wordt. Bij Ladysmith en aan de Modderrivier zouden de Engelschen verpletterd zijn geworden, en de geheele oorlog zou een anderen loop genomen hebben, als de Boeren eene vooral op discipline steunende voldoende aanvalskracht bezeten hadden. Individueele vergelijkingen met hen zijn onmogelijk en leiden tot misrekeningen; door de fouten die zij gemaakt hebben op hunne creditzijde te plaatsen, is men onvoorzichtig. Voorzeker schieten en goed schieten is noodzakelijk en hoe meer men het bevordert des te beter zal onze weerbaarheid ontwikkeld worden. Maar dan moet deze kunst ook wat meer in overeenstemming met de practijk worden beoefend. 't Is niet voldoende met eigen geweer en zorgvuldig afgewogen ammunitie buiten zon, regen en wind na rustig en herhaald mikken een mooi resultaat te bereiken. Men moet datzelfde rozen schieten eens probeeren na een wandeling van een uur of zes, gepakt en gezakt, of na b.v. 500 M. in den looppas te hebben afgelegd. ‘En onze dijken en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
greppeltjes dan?’ hoor ik zeggen. Zeer juist! Maar daar kan men niet blijven liggen. Men moet zwaar bepakt en beladen over hekken en slooten springen, door drassig weiland marcheeren, over de zware kluiten van het bouwland voortrukken, door den mullen grond van zandwegen en duinen heenwerken en velerlei andere moeilijkheden overwinnen om dan ten slotte nog met kracht tot den aanval te kunnen overgaan. Dit alles stelt hoogere eischen aan den schutter dan de schietbaan en moet genoegen hoorde ik dan ook in een vergadering van scherpschutters, dat ook zij voorafgaande physieke vorming noodzakelijk achten. Een soldaat moet ook leeren exerceeren al was het alleen maar om den disciplineerenden invloed dien het hebben kan als het naar de strengste beginselen geschiedt. Men moet er echter geen kinderwerk van maken. De vrijwillige oefeningen in den wapenhandel hebben het land den onschatbaren dienst bewezen, dat ze het vooroordeel tegen het leger hebben verminderd en langs dien weg de invoering van den persoonlijken dienstplicht hebben voorbereid; maar nu dit doel bereikt is, moeten ze zoo spoedig mogelijk op een andere leest worden geschoeid. Straks kom ik op dit onderwerp terug. Onder de middelen aangeprezen om het volk weerbaar te maken behoort ook het vrije spel en sport. En tot zekere hoogte terecht. 't Is echter jammer, dat de voorstanders daarvan zich niet beperkt hebben tot de aanprijzing dier middelen, maar op eene wijze, die van vooroordeel, oppervlakkigheid en verregaande onkunde getuigt, hebben getracht een zaak in discrediet te brengen, die het vrije spel altijd als tot haar gebied behoorende beschouwd heeft. Ik bedoel de gymnastiek, die zoowel uit een gezondheidsals paedagogisch-practisch oogpunt beschouwd alles kan verwezenlijken wat noodig is om, naast het schieten, de weerbaarheid van het volk tot den hoogsten graad op te voeren. Wij moeten daartoe het onderwerp van een breeder standpunt beschouwen en wel van dat der school, waarvan het doel is, het kind voor het leven op te voeden. De dubbele taak der opvoeding geeft men gaarne weer door Juvenalis' ‘Mens sana in corpore sano’. Wat wij onder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het begrip ‘gezond lichaam’ te verstaan hebben blijkt het duidelijkst, wanneer wij nagaan, wat wij verstaan onder ‘een gezonden geest’. Immers niet: ‘normaal naar den geest’ in tegenstelling van zwak van geest of krankzinnig? Neen, niets meer of minder dan een ontwikkelden geest, een geest, die door doelmatige leiding, tot degelijk weten, kunnen en willen geschikt en vaardig werd gemaakt. Brengen wij dit alles op lichamelijk gebied over, dan komen wij van zelf tot het besluit, dat de zorg voor het lichaam niet beperkt mag blijven tot het bewaren der gezondheid en het herstellen daarvan als de evenwichtstoestand gestoord is. Het doel van het gymnastiekonderwijs is van veel wijder strekking. Daartoe behoort ook de vorming van de menschelijke machine tot den hoogsten graad van bruikbaarheid. En evenzeer als de degelijkheid van den geest niet in de eerste plaats bestaat in de hoeveelheid kennis, doch vooral in de geschiktheid om de aanwezige kennis in levende kracht om te zetten, d.w.z. in kunnen, bestaat de lichamelijke degelijkheid niet alleen in het bezit van gezondheid en lichaamskracht, maar ook in de geschiktheid om van die lichamelijke kracht te allen tijde het juiste en meest gewenschte gebruik te maken. En deze is slechts door veelvuldig oefenen aan de zoo menigmaal, doch geheel ten onrechte, afgekeurde toestellen te bereiken. De gymnastische oefeningen die op bevel worden uitgevoerd vinden ook geen genade in de oogen van oppervlakkige beoordeelaars; ook hier tegenover stellen zij het vrije spel. Reeds Jahn zegt in zijn ‘Deutsche Turnkunst’: ‘Zur Turnkunst gehören wesentlich die Turnspiele. Ohne Turnspiele kann das Turnwesen nicht gedeihen.’ Deze uitspraak is nooit door iemand bestreden; men heeft steeds ingezien, dat het spel en het turnen elkander aanvullen en derhalve bij de lichamelijke opvoeding hand aan hand behooren te gaan. Beide bewerken ze, natuurlijk op verschillende wijze, ontspanning van den geest, omdat bij beide meer het motorische dan het sensitieve hersen- en zenuwgebied wordt in werking gesteld. Het kenmerkende van een gedeelte van het gymnastiek-onderwijs ligt in het uitvoeren der bewegingen op bevel, terwijl bij een ander gedeelte en bij spel en sport het handelen op eigen gelegenheid de hoofdrol speelt. Door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit laatste ontwikkelt men energie, zelfstandigheid en zelfbewustzijn, doch ook in hooge mate eigenliefde. Door het doen turnen op bevel ontwikkelt men echter geleidelijk de lichamelijke vaardigheid, veelzijdigheid, voorzichtigheid en zelfkennis, maakt men den leerling geschikt zich naar anderen te regelen, gemeenschappelijk met anderen te handelen en vergroot men het conceptievermogen. Wij zouden daarom in het kort kunnen zeggen, dat door het turnen op bevel discipline aangekweekt wordt en door het spel niet. Door het spel ontwikkelt men de levens-energie, die helaas! door de sport vaak weer verloren gaat, terwijl tevens door deze laatste de kiemen worden gelegd voor het karakter van den mensch ontsierende hoedanigheden. Evenmin echter als men het recht heeft de kunstmatige lichaamsoefeningen te veroordeelen, omdat ze wel eens verkeerd worden toegepast, evenmin zullen wij de sport veroordeelen, omdat ze veeltijds misbruikt wordt. Wij erkennen het nut van sport onder zekere voorwaarden, doch herhalen met den meesten nadruk, dat ze voor onontwikkelde lichamen gevaarlijk is; ze mist de daarvoor noodzakelijke ‘doseerbaarheid’ en met hare kampioenschappen, medaljes, weddenschappen en vermeldingen in de dagbladen is ze voor de school hoogst bedenkelijk. De roeping der school is niet eigenliefde te kweeken, doch wel de jeugd voor het maatschappelijk leven te helpen voorbereiden, en daartoe rekenen wij ook den dienst in het leger. Het Engelsche voorbeeld hebben wij in Nederland gelukkig niet noodig. Kort geleden schreef een Engelschman in de ‘Daily Telegraph’: ‘Ons opvoedingsstelsel is een omschrijving van het woord verwarring en wij geven ons niet de minste moeite om het aan den Staat dienstbaar te maken. Ja zelfs ons physiek overwicht hebben wij verloren. Terwijl wij hartstochtelijk naar athletenspelen keken heeft een zorgvuldig geleide lichamelijke opvoeding in Duitschland een zoo groote verbetering van den gezondheidsstand en de lichaamskracht veroorzaakt, dat de uniform van een grenadier uit de vrijheidsoorlogen den tegenwoordigen Duitscher van gemiddelde lichaamslengte eenige duimen te klein is. Zelfbeheersching en discipline zijn naar Burke de grondslagen eener degelijke opvoeding.’ Wanneer oorlogen Staatexamina zijn, dan hebben de Pruisen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in '66 en de Duitschers in '70 de degelijkheid hunner instellingen en de voortreffelijkheid van hun opvoedingsstelsel schitterend bewezen. Engeland daarentegen toont op 't oogenblik aan de geheele verbaasde en verraste wereld het vermolmde van zijn instellingen en de schaduwzijden van zijn zoo hoog opgevijzeld opvoedingsstelsel. Ons nu nog daarheen te willen verwijzen getuigt van verregaande verblinding. Wij willen aannemen, dat de Engelschman als eenling onovertroffen is in de energie zijner handelingen en dat hij zijn doel, welk 't ook zij, met benijdenswaardige hardnekkigheid najaagt; wij weten echter ook, dat als 't op gehoorzamen en op discipline eischend handelen aankomt, zooals in den oorlog dikwijls noodzakelijk is, 't hem daaraan mangelt, zooals in den Krimoorlog en in Zuid-Afrika zoo duidelijk gebleken is. De opvoeding uitsluitend door spel en sport maakt daartoe te stijfhoofdig, te eigenwijs. Het is naar veler meening een feit, dat aan deze eigenschappen de Engelschen hunne wereldheerschappij en hun politiek overwicht te danken hebben, doch evenzeer is het waar, dat zij hunne energie niet zelden in dienst van het egoïsme stellen, dat slechts één recht, het vuistrecht kent, en dat hun sport met het devies: ‘De zege tot elken prijs’ daartoe een voortreffelijke leerschool is. Zonder vrees voor tegenspraak durf ik dan ook de alle menschelijke gevoelens diep krenkende wandaden door Engelsche militairen bij Elandslaagte en elders begaan op rekening stellen van dit zelfs voor onze scholen aangeprezen opvoedingsmiddel. Hiertegenover blijven wij in de gymnastiek het middel bij uitnemendheid zien om den jeugdigen mensch naar lichaam en karakter beide behoorlijk op te voedenGa naar voetnoot1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laat ik nu trachten de vraag te beantwoorden, wat er gedaan moet worden om den toestand te verbeteren. Volgens onze meest bevoegde militaire autoriteiten hebben wij in eerste linie behoefte aan ± 175,000 goed geoefende weerbare mannen. Om deze te verkrijgen moet de jeugd doelmatig worden voorbereid. Zonder deze voorbereiding kan ons leger onmogelijk behoorlijk gevormd worden. Bij het vermoedelijk snelle verloop van een oorlog in Europa waarin wij betrokken kunnen worden, zal er niet aan te denken zijn, uit het geheele volk, dat zich dan ongetwijfeld zal aanbieden, zelfs maar een bruikbare reserve te vormen. Door geestdrift en goeden wil alleen - de legers van Gambetta hebben 't bewezen en de 11000 yeomanry, waarvan slechts 3000 werden goedgekeurd, hebben 't bevestigd - kweekt men geen soldaten. De wil moet op kunnen steunen en in het vaardige, krachtige en geharde lichaam een bruikbaren dienaar vinden. Minstens driejarige diensttijd in het leger als eerste oefening is noodzakelijk om het gehalte onzer twintigjarigen tot de hoogte op te voeren, dat zij aan een macht van gelijke sterkte het hoofd kunnen bieden. Zij, die in de tegenwoordige omstandigheden op korten diensttijd aandringen, laden een groote verantwoordelijkheid op zich. Zij laden op hun hoofd het bloed der slachtoffers, die zonder de minste kans op goeden uitslag, hun wanhopig pogen met hun leven zullen boeten. En toch is korte diensttijd voor onze toestanden noodzakelijk en ook mogelijk, zonder aan de deugdelijkheid van het leger iets te kort te doen. Hij is noodzakelijk: 1o. om een voldoend aantal dienstplichtigen in het leger te kunnen oefenen; 2o. om de persoonlijke lasten te verminderen; 3o. om de finantiëele lasten te beperken; 4o. om niet noodeloos | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tal van arbeidskrachten langeren tijd aan de maatschappij te onttrekken en 5o. om den band tusschen het huisgezin en de dienstplichtigen niet losser te maken. Hij is mogelijk: 1o. wanneer men door het stellen van zekere eischen bij het in dienst treden de geheele mannelijke bevolking voorloopig indirect tot een doelmatige voorbereiding verplicht en 2o. omdat nog nooit bewezen werd, dat langdurig verblijf in de kazerne noodzakelijk is, dat de discipline ‘eingelebt’ moet worden. Laat ik trachten, dit laatste dwaalbegrip, dat door vele ultra-militairisten gehuldigd wordt, nog eens te weerleggen. Er wordt beweerd dat militaire geest en tucht uitsluitend door een langdurig verblijf in de kazerne te verkrijgen zijn. 't Is mij altijd een raadsel geweest, hoe ontwikkelde menschen zoo iets kunnen beweren. Zijn gehoorzaamheid, gemeenschapszin en andere burgerlijke deugden geen synoniemen van militaire geest en tucht? Hoe treurig zou 't er overal uitzien, waar geen algemeene dienstplicht in den strengsten zin des woords bestaat, wanneer die eigenschappen uitsluitend in het leger konden worden aangekweekt. Wanneer deze meening juist was, dan zou in het Engelsche leger, dat bijna geheel uit vrijwilligers bestaat, de discipline het grootst moeten zijn en zouden ook bij ons de beroepssoldaten ten voorbeeld van onze miliciens moeten kunnen dienen. De muiterijen in het Engelsche leger en de sterk bevolkte klasse van discipline hier te lande, bewijzen het tegenovergestelde. Door de opvoeding in het huisgezin, door het onderwijs in de school en meer bepaald en direct in de gymnastiekzaal en op de speelplaats worden de militaire hoedanigheden op veel deugdelijker grondslag ontwikkeld dan in het leger. Of is de beredeneerde tucht, waaraan de leerling zich zonder vrees voor straf, alleen door een bij hem geleidelijk ontwikkeld plichtsgevoel gereedelijk onderwerpt, niet van hooger orde, dan de in het leger afgedwongen gehoorzaamheid? Ons toekomstig leger kan en mag niet zijn de school, waarin de eerste beginselen der burgerplichten worden ingeprent of waar de grondslag wordt gelegd van de lichaamsontwikkeling onzer jonge mannen; het moet de instelling zijn waarin de moreele eigenschappen en de lichamelijke krachten der geheele jongelingschap ten slotte het militaire cachet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krijgen; slechts zoo zal de mogelijkheid om den geboortegrond te verdedigen niet langer een hersenschim behoeven te heeten. Van den hervormer onzer levende strijdkrachten verwachten wij een organisatie, die rekening houdt met onze behoeften, met onzen volksaard, met onze maatschappelijke toestanden en met onze finantiëele krachten. Zoolang de bovenbedoelde algemeene voorbereiding niet heeft plaats gehad is elke hervorming voorbarig. Wij kunnen daarom de strijdvraag over het stelsel, Zwitsersch, Transvaalsch of welk ander ook, voorloopig geheel buiten beschouwing laten. Wij kunnen slechts vaststellen, dat onverwijld in school en leger en daarbuiten met de voorbereiding moet worden begonnen; dat het leger der toekomst streng gedisciplineerd, goed geoefend en van voldoende getalsterkte moet zijn en dat het zoowel in de hoogere als lagere rangen door mannen moet worden aangevoerd, die volkomen voor hunne hoogst verantwoordelijke taak berekend zijn. Zonder bezwaar kan worden verklaard, dat ons officierskorps aan die hooge eischen zal kunnen voldoen, mits het op onbekrompen wijze in de gelegenheid wordt gesteld, zich ook practisch te bekwamen.
Stellen wij voorop, dat de toekomst aan die volken zal behooren, welke door doeltreffende middelen de jeugd krachtig maken, dan mag men de oprichting van de vereeniging ‘Volksweerbaarheid’ een heuglijk feit noemen. Het is de eerste maal, dat menschen van allerlei politieke richting zich ongedwongen hebben vereenigd om een der hoogste idealen tot werkelijkheid te maken. Die Vereeniging zal onafgebroken de aandacht doen vestigen op de noodzakelijkheid om ons volk uit zijn verval op te heffen en het weer geschikt te maken om, zoowel in den economischen strijd der volken als ter handhaving van zijn vrijheid en van zijn koloniaal bezit, krachtig en zelfbewust te kunnen optreden. Volgens de Statuten zal ‘Volksweerbaarheid’ haar doel trachten te bereiken door:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zooals ik boven aanstipte kunnen de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel, op de tegenwoordige leest geschoeid - in weerwil van de toewijding waarmeê ze worden geleid - niet veel bijdragen om de dienstplichtigen als strijdbare mannen in het leger te brengen. Wil men er deugdelijk nut van hebben dan moet dit onderwijs tot den zestienjarigen leeftijd uitsluitend uit algemeene lichaamsoefeningen bestaan. Daarna voege men er schieten aan toe en bekrone het werk, door in de twee laatste jaren vóór het in dienst treden, onder bepaald militair verband en naar strenge beginselen te laten exerceeren, enz. De andere punten hebben mijn volle sympathie, al zoude ik ook gaarne gezien hebben, dat de middelen meer uitvoerig waren aangegeven. Dan toch zou uitvoerige correspondentie en veelvuldig vergaderen minder noodzakelijk zijn geweest om de afdeelingen te constitueeren en zouden zij, die volstrekt niet op de hoogte zijn, zich een denkbeeld kunnen vormen van hetgeen er gedaan moet worden. Zoodoende zou men tijd gewonnen hebben, hetgeen van de grootste beteekenis is. Zoo ergens dan moet hier het ijzer gesmeed worden terwijl het nog heet is, want onverheeld mag niet blijven, dat bij de verkoeling, die na den tegenslag der Boeren onmiddellijk geconstateerd kon worden, zich nog een reeks van denkbeeldige en werkelijke bezwaren zullen voegen die, als niet ten spoedigste door een weldoordacht optreden leiding gegeven wordt, tot een volslagen échec of tot een zeer kwijnend bestaan der nieuw opgerichte vereeniging zullen leiden. Aansluiting zoeken bij bestaande bonden en vereenigingen zonder in de autonomie dier lichamen in te grijpen, is daartoe dringend noodzakelijk. Toen ik, nu reeds twaalf jaren geleden, voor het denkbeeld ‘Volksweerbaarheid’ trachtte propaganda te maken,Ga naar voetnoot1) stonden mij de bezwaren en de middelen helder voor den geest. De- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfde bezwaren, die toen golden, bestaan ook nu nog en zullen overwonnen moeten worden als men het doel wil bereiken. Dezelfde klippen, waarop mijne sedert '88 onafgebroken aangewende pogingen schipbreuk leden, zijn ook nu nog te duchten. Het is gebrek aan moed, om open en eerlijk te erkennen waaraan het hapert; het is het vastgeroest zijn in verouderde denkbeelden en begrippen en het slaafs gehoorzamen aan traditie en bureaucratie. Het is de neiging tot schipperen en halve maatregelen, de vrees personen te kwetsen of te benadeelen en het gemis aan energie, wilskracht en doortastendheid. Zoolang de machthebbende ontbreekt, die met onbevangen blik het geheele vraagstuk der landsverdediging overziet, die zich boven persoonlijke overwegingen stelt, die zich met al de kracht van een mannelijken wil door de bezwaren heenslaat, den strijd niet vreest tegen bureaucratie, kastegeest en conservatisme, - zoolang zal ‘Volksweerbaarheid’ een utopie blijven en het erfdeel onzer vaderen, ons zelfstandig volksbestaan en ons koloniaal bezit, slechts bij de gratie van anderen voortduren. Doch wij mogen niet in den huidigen toestand berusten in afwachting van de dingen die komen zullen. De verwaarloosde lichamelijke volksopvoeding moet door en door verbeterd worden. Het beste middel daarvoor is de op ervaring en wetenschap steunende gymnastiek, waartoe, zoolang ze oordeelkundig naar leeftijd en sekse, vorm en duur wordt toegepast, alle lichaamsoefeningen behooren. Daarom kan en mag niet geredekaveld worden over de bijzondere beteekenis van vrije- en orde-oefeningen, van oefeningen aan toestellen, van schieten, spelen, zwemmen, roeien, enz. Het zijn alle middelen waaraan van oudsher de algemeene naam gymnastiek werd gegeven. Het verplicht gymnastiekonderwijs in de scholen is niet alleen het hoofdvereischte, om zijn innerlijke waarde, doch ook omdat het de eenige gezonde basis is, waarop de legervorming steunen moet. Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat de lagere school de lichamelijke opvoeding voltooien kan. De moreele invloed van de naar wij hopen in de toekomst machtige vereeniging ‘Volksweerbaarheid’ moet zich bij gemeentebesturen en particulieren zoo krachtig doen gelden, dat de kinderen die de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
school verlaten hebben, op de schoolvrije namiddagen geregeld gymnastiek-onderwijs blijven ontvangen. De gemeenten moeten hiertoe de gelegenheid open stellen en de werkgevers de jeugd tot deelneming aanmoedigen en vrijaf geven. Het innig verband tusschen het streven naar ‘Volksweerbaarheid’ en de veredeling van het volksvermaak, door de organisatie van degelijke en opwekkende volksfeesten, zal bij goede leiding een voldoende prikkel tot oefenen zijn. Na den zestienjarigen leeftijd moet het vrije vereenigingsleven in gymnastiek-, schiet-, roei-, zwem- en andere vereenigingen, die door alle gepaste middelen moeten worden ondersteund, de reeds bereikte kracht en vaardigheid onderhouden en verder ontwikkelen. Wanneer men een bruikbaar leger bij betrekkelijk korten eerste-oefeningstijd wil, dan moet de jeugd lichamelijk worden voorbereid en wel op den leeftijd waarin het lichaam zich daartoe het meest leent. De vroegere directeur van de militaire gymnastiekschool te Berlijn, de overste von Dresky, zegt ergens: ‘So lange die turnerische Ausbildung noch so lückenhaft, und also die Gymnastik noch nicht Gemeingut des Volkes geworden ist, so lange bleibt der Militärgymnastik noch immer ein grosser Teil der körperlichen Erziehung übrig, welcher füglich gespart werden könnte.’ Waar de heer von Dresky hier vermoedelijk uitsluitend het oog heeft op de voor den militair noodzakelijke vlugheid en spierkracht, wil ik zijn betoog versterken door de beteekenis van voorafgaand oefenen voor de inwendige organen met enkele woorden en cijfers aan te stippen. Zooals bekend, is behalve algemeene lichaamszwakte, vooral de slechte ontwikkeling van de borst de hoofdoorzaak van de ongeschiktheid voor den militairen dienst. We hebben hieronder te verstaan de meetbare onvolkomen ontwikkeling der longen en de niet-meetbare idem van het hart. Het innig functioneel verband dezer beide organen rechtvaardigt deze conclusie ten opzichte van het hart volkomen. Evenals alle andere organen hebben ook de longen en het hart bijzondere prikkels noodig om tot vollen wasdom te komen, en deze kunnen alleen door verhoogde werkzaamheid, door indirecte oefening gegeven worden. Indirecte oefening, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want deze organen liggen niet zooals bewegingszenuwen en spieren binnen de sfeer van ons opzettelijk willen; 't is alleen door den arbeid van groote spiergroepen, dat wij ze automatisch tot verhoogde werkzaamheid kunnen aanzetten. Deze maakt grooter aanvoer van zuurstof en afvoer van koolzuur noodzakelijk en brengt hart en longen onder de gunstigste voorwaarden om op doeltreffende wijze geoefend te worden. Het zijn de oefeningen die in korten tijd groote inspanning noodzakelijk maken en die, welke langeren tijd worden voortgezet, waardoor deze organen tot ontwikkeling en arbeidsgeschiktheid worden gebracht. De ontwikkeling dezer organen, die op de bloedvorming en de voeding van het geheele lichaam een belangrijken invloed oefenen, is voor den dienst in het leger van het grootste belang. Geschiktheid voor den langen vermoeienden marsch, de mogelijkheid om te velde groote afstanden in den looppas te kunnen afleggen, hoogten te beklimmen of te bestormen en daarna nog onvermoeid en voor den aanval geschikt te zijn, - dit alles is afhankelijk van de arbeidsgeschiktheid van de longen en van het hart. De geoefendheid dezer organen is dus als de lichamelijke grondslag te beschouwen voor den dienst te velde.
Volgens Axel Key, Quételet e.a. neemt tusschen het 14e en 20e jaar de lichaamslengte toe met 18 pCt.
Volgens Beneke:
Op 100 cM. lichaamslengte berekend, bedraagt naar Beneke het:
Naar verhouding van zijne liehaamslengte tot die van het pasgeboren kind beschikt een man over eene 3-4 maal zoo groote hartspier en een 3 maal zoo groote longeninhoud. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De groei is volgens Beneke:
Uit deze cijfers blijkt ten duidelijkste dat de, in verhouding tot den algemeenen groei, enorme ontwikkeling van het hart en de longen, het meest in 't oog vallende anatomisch kenteeken van het tijdperk der geslachtsontwikkeling is. Dit feit, dat volkomen bevestigd wordt door hetgeen de practijk dagelijks leert, maakt 't ook duidelijk, dat alles wat de ontwikkeling dier organen tijdens de hier besproken periode kan bevorderen, voor de gezondheid en de lichaamskracht van den aankomenden mensch en dus ook voor zijne geschiktheid voor den dienst in het leger van de grootste beteekenis is. Alleen een goed gegeven gymnastiekonderwijs, met veel zorg gekozen oefeningen, waarbij de oefeningen in het marcheeren en loopen, klimmen, zwemmen en springen en ook spelen niet mogen ontbreken, kan onze jeugd de voor den dienst in het leger noodzakelijke spierkracht, vaardigheid, wilskracht en vastberadenheid en daarnaast gezonde en geoefende organen voor ademhaling en bloedbeweging verschaffen. Hoe weinig wordt er echter bereikt wanneer men eerst op twintig-jarigen leeftijd en dan nog op zoo gebrekkige wijze met de oefeningen begint? 't Zijn de jaren der ontwikkeling, die het meerendeel der jeugd in fabrieken en werkplaatsen, op kantoren en in scholen in eenzijdigen lichaamsen geestesarbeid doorbrengt, waarvan in het belang van de weerbaarheid van ons volk en de bruikbaarheid van het leger moet geprofiteerd worden. De eenige mij bekende statistieken mogen deze meening nader toelichten. Terwijl bij verreweg het meerendeel der menschen het verschil van den omtrek der borstkas in rust en na diep ingeademd te hebben ternauwernood 5 cM. bedraagt, bedroeg dit bij alle leerlingen van het Erasmiaansch gymnasium die gedurende vijf jaren tweemaal 's weeks een uur gymnastiekles ontvingen 10 en meer cM. Aan de ‘American physical education review’ ontleen ik het volgende: Op de Noord-Amerikaansche vloot werd het turnen in 1890 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ingevoerd. Vóór dien tijd bestonden de lichaamsoefeningen uitsluitend uit de militaire exercitiën en hielden de officieren van gezondheid nauwkeurig aanteekeningen over de ontwikkeling der jonge menschen. De heeren Bowditsch en Porter gaven een werk uit, waarin een overzicht hunner waarnemingen over 4537 ‘naval cadets’ is opgenomen. Na de invoering der gymnastiek deed de off. van gez. M.G. Breijer soortgelijke waarnemingen en vergeleek deze met die der bovengenoemde schrijvers. Er werd vijfmaal in de week gedurende drie kwartier geoefend. De leerstof bestond uit vrije oefeningen (gewichtsoefeningen) en toesteloefeningen. Onderstaande tabellen geven den uitslag weer.
Het verschil is dus ruim 26 millimeters in het voordeel der turners, een cijfer, dat zeer aanzienlijk kan genoemd worden. Het verschil in lichaamsgewicht is nog veel belangrijker en in kilogrammen uitgedrukt.
Een verschil dus van 25 KG. in het voordeel der turners. Het onderzoek van den longeninhoud gaf den volgenden uitslag in liters uitgedrukt.
Een verschil dus van bijna 1¾ liter. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe groot deze verschillen ook ten voordeele der turners zijn, toch kunnen de verkregen cijfers den physioloog niet geheel bevredigen. Volgens den ‘Vital-index’ (levenskrachttabel) van Demeny moet, om in levenskracht te winnen, de longeninhoud in verhouding meer toenemen dan het lichaamsgewicht. Dit zien wij hier niet gebeuren, zonder ons daarover echter te verwonderen, want de gymnastiek werd niet in haren geheelen omvang toegepast en juist de oefeningen, die grooten invloed op de ontwikkeling der longen hebben, - loopen, springen, enz. - konden niet worden beoefend. De waarnemingen aangaande de totale kracht (spierkracht, weerstandsvermogen, enz.) geven op 605 niet-turners van 16-21 jaar eene gemiddelde vermeerdering van 55,6 kilogrammeter, terwijl in hetzelfde tijdsverloop de turners 235 kilogrammeter of meer dan viermaal zooveel wonnen. Uit deze opgaven blijkt, dat door de ontginning van het bijna braak liggend terrein der lichaamsoefeningen niet alleen het leger, doch ook de arbeidsgeschiktheid en het productievermogen van het geheele volk in hooge mate zal worden gebaat.
In verband met deze beschouwingen, die ik hier slechts zeer beknopt konde uitwerken, moet naar mijne meening de vereeniging ‘Volksweerbaarheid’ haar doel op de volgende wijze trachten te bereiken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. In het leger door:1o. haren invloed aan te wenden om de exercitiën naar de strengste militaire beginselen te doen uitvoeren, en 2o. het gymnastiek-onderwijs op breeden grondslag te doen organiseeren. Ik zal deze punten niet uitvoerig toelichten doch alleen aanstippen, dat ik door het bij punt 1 verlangde de bij onzen betrekkelijk korten eerste-oefeningstijd dringend noodzakelijke ijzeren discipline wensch aan te kweeken. Het tweede punt heb ik elders uitvoerig toegelicht. Hier zij slechts gezegd, dat ik in die reorganisatie een der krachtigste middelen zie om het doel van ‘Volksweerbaarheid’ te bereiken. Het groote aantal geschikte leiders voor de vereenigingen op het platte land noodig, kan nergens beter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan in het leger worden gevormd. De wisselwerking tusschen de vereenigingen en het leger, en de verbinding van het burger- aan het militaire element en omgekeerd, kan hier in het belang der gemeenschap op de beste wijze worden geleid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Buiten het leger door:1o. het aanwenden van pogingen om het gymnastiek-onderwijs in zijn geheelen omvang voor alle scholen verplicht te stellen; 2o. den aan dit onderwijs te besteden tijd tot drie à vier uren per week uit te breiden; 3o. het aanwenden van pogingen bij gemeentebesturen en patroons om de gelegenheid tot voortgezet gymnastiek-onderwijs te geven; 4o. het aanwenden van pogingen bij het Rijk en de Gemeenten om de gymnastieklokalen gratis ter beschikking te stellen van de gymnastiek-, scherm- en flobertschietvereenigingen; 5o. het bevorderen van spelen in de open lucht, zwemmen, schaatsenrijden, velocipèderijden en roeien (Vooral doel ik hier op het beschikbaar stellen van terreinen, enz.); 6o. het bevorderen van schietoefeningen voor jongelieden boven den 16-jarigen leeftijd. (Het doen verstrekken van geweren en patronen en het beschikbaar stellen van onderwijzers en schietbanen reken ik daartoe); 7o. het bevorderen van grootere schoolwandelingen door jongens boven den 12-jarigen leeftijd op namiddagen en boven den 15-jarigen leeftijd op daartoe vast te stellen dagen, b.v. 4 maal per jaar; 8o. het verspreiden van een voorschrift voor de behoorlijke verpleging der voeten; 9o. het bevorderen van den volkszang; 10o. het opwekken tot en het geven van leiding aan schoolen volksfeesten, op nationale feestdagen, waarbij wedstrijden in lichaamsoefeningen de hoofdzaak behooren te zijn; 11o. het aanwenden van pogingen tot het verkrijgen van geschikte onderwijzers en leiders in verband met het meerendeel der genoemde punten, en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12o. het aanwenden van pogingen om het gymnastiekonderwijs in scholen en vereenigingen in organisch verband te brengen met den dienst in het leger en wel:
Dit laatste punt, in mijn oog het meest belangrijke, zal ik eenigszins uitvoeriger toelichten. Hoe krachtig ‘Volksweerbaarheid’ zich ook moge ontwikkelen, hoe groot haar invloed ook moge worden, en hoeveel nut zij dientengevolge in de toekomst ook stichten zal, het is mijn vaste overtuiging, dat zij ondanks allen steun en alle middelen niet in staat zal zijn, het vuur, dat hare leiders bezielt, aan het weinig voor idealen voelend Nederlandsche volk in zijn geheel mede te deelen. Want hoeveel opwekkends en prikkelends er ook in de middelen waardoor haar doel bereikt kan worden, gevonden wordt, er zijn te veel bijkomende omstandigheden, waardoor die middelen niet tot hun recht komen. Daarom moeten er andere meer practische prikkels gegeven worden; prikkels, waarvan het groote publiek de beteekenis onmiddellijk voelen en waardeeren kan. Men moet met den geest van ons in sommige opzichten, helaas! vaak al te practisch denkend volk rekening houden, omdat die geest bestaat en nu eenmaal niet, tenzij onder den drang van omstandigheden en slechts voor korten tijd, kan gewijzigd worden. Het doel, een weerbaar Nederlandsch volk, zal slechts dàn kunnen worden bereikt als een legerorganisatie wordt vastgesteld op den grondslag van algemeenen oefenplicht in het leger en bovendien de lichamelijke opvoeding van de jeugd vóór het indiensttreden wettelijk wordt geregeld. Voor den duur van het eerste oefeningstijdperk in het leger moet als maatstaf worden aangenomen het voldoen aan eischen van weerstandsvermogen en van lichamelijke en militaire geoefendheid, vast te stellen bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur. Een dergelijke regeling doet de bezwaren te niet zoowel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van hen, die een eerste oefeningstijdperk van acht maanden te lang, als van hen, die het te kort vindenGa naar voetnoot1). Voor hen, die met ruimen blik onze maatschappelijke verhoudingen overzien, den geest van ons volk kennen en daarbij weten waaraan wij behoefte hebben, om land en koloniën met succes te kunnen verdedigen, is het een uitgemaakte zaak, dat wij in de toekomst een dergelijk stelsel zullen moeten invoeren. Wij hebben dit noodig om te kunnen zorgen dat niet vreemden voor ons doen, hetgeen de omstandigheden van ons zouden kunnen eischen. Waar in Finland en in Zuid-Afrika opnieuw bewezen wordt, dat Macht voor Recht geldt, daar mogen zij die land en vrijheid liefhebben niet langer rustig blijven toezien. Niets dringt met meer klem dan de regeling onzer levende strijdkrachten. Geen enkele andere Wet kan hiertegenover de voorrang worden gegeven, omdat als onze landsverdediging niet spoedig afdoend geregeld wordt, wij toch vandaag of morgen onder de Wetten van anderen zullen moeten bukken. Om dit te voorkomen, moeten wij handelen. Niemand moet tot lid der Tweede Kamer verkozen worden, die niet uitdrukkelijk verklaard heeft, het zijne te willen doen om | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de eerste plaats de landsverdediging afdoende te regelen en door een volkspetitionnement moet de Regeering de overtuiging krijgen, dat het geheele Nederlandsche volk een dergelijke regeling wil.
Boven bleek, dat ons volk niet rijp is om in korten tijd, naar de tegenwoordig gestelde eischen, tot bruikbare militairen te worden gevormd. Zelfs wanneer onmiddellijk alle middelen worden toegepast om het doel te bereiken, dan nog zullen er eenige jaren verloopen, voor men in dit opzicht gerust kan zijn. 't Is echter zeer wel mogelijk reeds over een jaar, en elk volgend jaar meer, resultaten te kunnen constateeren, als men den voorgeslagen weg wil bewandelen. Ongetwijfeld zal over zeven of acht jaar de toestand zóó kunnen zijn, dat zelfs de meest verstokte pessimisten de mogelijkheid van het bedoelde stelsel zullen erkennen. Wanneer de menschen in het leger komen als mannen met ontwikkelde kracht en vaardigheid, gedisciplineerd en geschikt om te begrijpen en te handelen, wie zal dan ook durven beweren dat deze menschen niet in korten tijd tot bruikbare soldaten, soldaten in den waren zin des woords, kunnen worden gevormd? Het is hier niet de plaats nader uiteen te zetten hoe dan onze militie zal moeten geoefend en het leger georganiseerd worden. Ik zal mij bepalen tot het met de meeste beslistheid vaststellen van het feit, dat het recht op korten eerste-oefeningstijd als de meest werkzame, zoo niet de eenige prikkel te beschouwen is om het geheele volk tot het doen van lichaamsoefeningen op te wekken. Het resultaat hiervan zal zijn:
Voorwaar schoone gevolgen van een eenvoudigen practischen maatregel, die bovendien nog een bezuiniging zal blijken te zijn. Doch hoe aanlokkelijk dit toekomstbeeld ook moge zijn, er zijn bezwaren te overwinnen. Men maakt met een enkele | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pennestreek van een trage massa geen energiek geheel. Aanvankelijk moet het volk leiding krijgen en wel door de gekozen middelen zelve. In den beginne moeten de eischen zóó matig gesteld en de oefeningen zóó gekozen zijn, dat deze overal in stad en dorp, ja zelfs door den afgezonderd wonenden éénling kunnen worden beoefend. Ze moeten echter een waarborg zijn voor de ontwikkeling van kracht en vaardigheid en bovendien den weg aangeven waarlangs gaandeweg meer kan gevraagd en verwacht worden.Ga naar voetnoot1)
Een andere afdoende oplossing van het vraagstuk der landsverdediging dan hier aangegeven bestaat niet.
De gymnastiek-onderwijzer kan op zeer eenvoudige wijze aan het verheven ideaal ‘een weerbaar volk’ bevorderlijk zijn. Wanneer hij zijn grootsche roeping, de vorming van den lichamelijken mensch, naar behooren vervult, dan draagt hij ook op de meest rationeele wijze tot ‘Volksweerbaarheid’ bij. Met den karig toegemeten tijd moet echter gewoekerd worden. Al het overbodige late men weg. Men beperke zich tot een met zorg gekozen gedeelte van de vrije- en orde-oefeningen, toesteloefeningen en spelen. Ieder van hen verleene zijnen steun aan volksklassen en turnvereenigingen en zijne medewerking bij volksfeesten en wedstrijden, dan zal men krachtig bijdragen tot het bereiken van het doel, dat ‘Volksweerbaarheid’ zich voorstelt: het vormen van een volk, dat in het bewustzijn van zijn kracht met vertrouwen op een goeden uitslag voor vrijheid en onafhankelijkheid zal kunnen pal staan.
S. van Aken. |
|