De Gids. Jaargang 63
(1899)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |
Stormen.Met een zuiver geweten en een zuiveren hemel zullen wij zeker het nieuwe eeuwjaar niet binnenvallen. De kans lijkt verkeken. Er is krijgsgerucht, en, wat nog erger is, er heerscht een vieze lucht. Lijken aan boord? - Ja, ik geloof dat er bijna geen volk is of het voert een lijk mee onder zijn reisbagage, en kan het niet kwijt worden eer het den nieuwen tijd intreedt. September had nog veel kunnen goedmaken, maar September heeft niet gewild. Bedroevend terugzicht op de maand, en sombere uitkijk. Ik denk nu aan den afloop van het proces in Rennes. Was het niet alsof de atmosfeer in de rechtzaal hoe langer hoe benauwder werd, naarmate de zaak vorderde? Men had, integendeel, eerst gehoopt dat het proces zou dienen om den toestand op te klaren, en om een soort inleiding te wezen tot een wedergeboorte van den Franschen geest. Met al de spanning van den laatsten tijd, en, laat er mij bijvoegen, met het leed en de wan- | |
[pagina 198]
| |
hoop die de harten van enkelen hadden bekneld en gereten, was toch zoo'n vernieuwing van de stemming eener natie niet te duur betaald geweest. Dit grootere zou het groote verdriet hebben uitgewischt. Maar neen, de officieele leugen week geen pas terug, zij hield haar colonnes aaneengesloten en haar rug gedekt, bereid tot den aanval met al de brutaliteit van een krijgerskaste en tegelijk met den geniepigen laster van een huichelaarstroep. - Tegen een bloedeloos slachtoffer. - En nooit was ze ontmoedigd, de officieele leugen of haar nietigheid al ontdekt werd, ze ging voort, tot het laatste toe, met het stalen, onbeschaamde, ongebogen voorhoofd de rechters en de opinie te overweldigen. Het was een daemonisch pogen; en men voelde hoe, achter de armée van valsche getuigen aan, de macht der duisternis de rechtzaal binnentrok en haar ruimte ging vullen. Daartegenover werd de verdediging van den beklaagde ten slotte bepaald tot het pleidooi van Demange: Laat Dreyfus los en wij zullen de generaals eeren en aan Henry op onze kosten een aureool verschaffen. Dubbelzinnig was dan het vonnis, dubbelzinnig de gratie daarna aan den veroordeelde geschonken. Er mocht ook, in het heele beloop van de zaak, niets waarlijk edelmoedigs van den kant der vervolgers en der regeering voorkomen, - niet éen helder eenvoudig woord om de loom drukkende atmosfeer op te frisschen. Zoo wordt het beste in de volksziel gesmoord. En tot haar loon, wat heeft de regeering van het land? De belachelijkheid der belegering, dagen - wekenlang, van een couranten-drukkerij, en den vaudeville-ernst van een hoogverraads-vervolgingsvertoon, waarbij de samenzweerders voorgesteld worden door sportliefhebbers - aanhangers van het royalisme-sport.
Maar het verdriet en de ergernis over dit ‘incident’ in het leven van een natie, worden overstemd door het gewicht van gebeurtenissen die den ondergang van een volk en het verval van een stuk werelddeel mee kunnen sleepen. Laat ons over het geschil tusschen Engeland en de Zuid-Afrikaansche Republiek elkander wel verstaan. Wanneer het er voor Engeland om te doen was zich voor goed | |
[pagina 199]
| |
van zijn suprematie in Zuid-Afrika te verzekeren, en te zorgen dat de rijkste landen van die streek onder zijn direct bestuur kwamen, dan zouden wij moeten toegeven dat de prijs een oorlog waard was; en wij zijn waarlijk in de laatste jaren niet verwend gewòrden door de omstandigheid dat een zuiver rechtsgevoel de naties tot den oorlog leidde. Deze krijg zou dan kunnen passeeren met de overigen, en hij zou toch nog heel verschillend in zijn aard zijn van dien tusschen Amerika en Spanje, omdat de wederzijdsche machtsverhouding meer gelijk is, want 60.000 man Engelschen tegenover 30,000 Boeren - la partie est égale; en zelfs de langste beurs komt aan een eind. Nu vormen de Boeren echter een noodzakelijk bestanddeel van Zuid-Afrika; zij kunnen als kolonisten van het land niet gemist worden. Evenmin als de Engelschen die het actieve element vertegenwoordigen. Op hun samenwerking berust de toekomst van Zuid-Afrika. Ieder ernstig man is het daarmee eens, en een oorlog tusschen Engeland en de Transvaal met zijn bondgenooten kan alleen voor beide partijen noodlottig zijn: voor Engeland omdat zijn krachten worden verlamd, voor de Zuid-Afrikaansche Republiek omdat zij in alle geval door een krijg voor lange en lange jaren geruïneerd zal zijn. Hierin ligt juist het bedenkelijke van het tegenwoordige geval, dat de regeeringspartij in Engeland zich voor wil doen als een bevorderaar van de eendracht in Afrika, en dat het 't laat voorkomen alsof 't hier de quaestie gold van een vertegenwoordiging der Uitlanders in den Volksraad der Zuid-Afrikaansche Republiek; want, meent men, door de parlementaire discussie zouden de grieven vanzelf tot een eind gebracht worden. Maar dit is tastbare huichelarij. De regeering van de Zuid-Afrikaansche Republiek moet zelf weten wanneer en op welke voorwaarden zij wil overgaan tot het toestaan der vertegenwoordiging van de Uitlanders. Een inmenging van buiten af in dit organisme doodt zijn levensbeginsel. Hoe heeft Engeland zelf niet geleden aan zijn Iersche afgevaardigden, gesteund door geldelijke bijdragen en hulp uit de Vereenigde, Staten van Amerika! En zoo'n jonge staat als de Transvaal zou de inmenging kunnen verdragen. Engeland heeft het recht niet zulke eischen te stellen (in alle | |
[pagina 200]
| |
geval niet zonder er iets voor terug te geven), en het verderft en vergiftigt het principe van samenwerking door het eigenwillig in dien geest op te vatten. Het is weer de heerschappij van de officieele leugen, en men ziet onder het masker van liberaliteit het gezicht van de grootkapitalisten doorgluren die de goudmijnen van den Rand geheel in hun macht willen krijgen, en voor dat doel de toekomst van Zuid-Afrika en desnoods van Engeland zouden opofferen. Maar de steen van den oorlog is al aan 't rollen gebracht. Is er nog een hand die hem tot staan kan brengen? is er een staatsman in Engeland te vinden die het tegenwicht van zijn persoonlijkheid tegen het aandringen van de oorlogspartij, hier en ginds, kan stellen? Het is de tijd, de hoogste tijd, wanneer hij niet al voorbij is. Gewichtig oogenblik waarin wij verkeeren. En geen volk, machtig en groot genoeg om een luid sprekend geweten te hebben, welks geweten zuiver is. In de Vereenigde Staten bereidt zich ook een strijd voor tusschen groot-kapitaal en ander bezit met de praeparatieven voor de presidentsverkiezing van het volgend jaar; en op den rug van de arme inwoners der Philippijnen wordt daar thans voor de kans gevochten dat Mac Kinley, de leidzame volgeling van de groot-kapitalisten, tot president voor een tweede periode van vier jaar wordt herbenoemd. Alles hangt samen op de wereld tegenwoordig, de vrienden geven elkander, over den Oceaan heen, de hand, en wasschen elkanders handen. Maar door wat stormen geteisterd gaat het jaarscheepje zijn slingerenden weg naar de haven van de nieuwe eeuw, als 't daar namelijk een haven kan vinden!
B*. |
|