De Gids. Jaargang 63
(1899)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||
De groote lockout in Denemarken.I.Grillig is toch de belangstelling van het groote publiek! Wanneer daar hier of daar een groepje ontevredenen of onwilligen samenscholen en straatschenderijen beginnen, en men de militaire macht tegen hen in 't geweer roept, trekt dit al dadelijk de aandacht van buitenlandsche bladen en wie het leest neemt er notitie van. Maar de geweldige strijd tusschen duizenden, die dezen zomer in 't noorden van Europa gestreden werd, een strijd die ontelbare gezinnen in angst en zorg bracht voor het dagelijksch brood, drong eerst na weken door in onze verschillende dagbladen en is over veler bewustzijn spoorloos heengegleden. Ik bedoel den grooten arbeidsstrijd in Denemarken. En toch, zij, die dien kamp volgden van dag tot dag, die de slingeringen van hoop en vrees met de strijdenden medemaakten, die begrepen welke offers er werden gebracht, en welk een moed en geloof in de toekomst, welk een trouw aan 't gegeven woord er werd betoond, zij voelden hun sympathie steeds warmer, hun eerbied steeds grooter worden voor het dappere, eenvoudige, energieke deensche volk. Niets is hun meer antipathiek dan wat wij ‘aanstellerij’ noemen. Zonder eenig vertoon, zonder eenige noemenswaardige demonstratie hebben de arbeiders het werk hervat na zestien weken te zijn uitgesloten. Stil en rustig is de stad als altijd. En toch voelen ze sterk, dat aan hun kant de overwinning | |||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||
was, en dat in hun vaderland en daarbuiten vele oogen bewonderend op hen waren gericht. 't Is zoo menschelijk, dat als we van een strijd getuige zijn, onze sympathie overhelt naar hen die 't onderspit delven. Wie de arbeidstoestanden in Denemarken en hun ontwikkeling ook maar uit de verte volgde in den loop van dezen winter, moet het gevoeld hebben hoe telkens de arbeiders terrein wonnen, hoe nu in dit vak, dan weer in een ander door een kleine of groote strike aan de patroons allerlei concessies werden afgedwongen, die ze noode toestonden en hoe langzamerhand de positie van den werkgever meer en meer onzeker werd. En de vraag rees of verplaatsing van macht in de handen der arbeiders niet aanleiding kon geven tot verplaatsing van misbruik van macht. Want patroons en arbeiders zijn menschen en onder de menschen zijn er altijd, die onedelmoedig en heerschzuchtig en egoïst zijn. En 't kon niet anders dan als natuurlijk beschouwd worden, dat de patroons een vereeniging oprichtten als tegenwicht tegenover de steeds machtiger wordende arbeidersorganisatieGa naar voetnoot1). Maar toen die vereeniging, meegesleept door een waarschijnlijk zeer gemotiveerde bitterheid, haar macht gebruikte om het verloren terrein te herwinnen door duizenden arbeiders aan kommer en ellende bloot te stellen, toen voelden onpartijdige toeschouwers, dat er een grens is tusschen geoorloofde en ongeoorloofde strijdmiddelen en dat het een open vraag is of een mensch zich zelf verdedigen màg door zóóveel ellende te brengen over de maatschappij waarin hij verkeert, een ellende, die uit den aard der zaak ook volkomen onschuldigen treft. 't Was een noodlottige dag toen de meubelmakers in Jutland begonnen te onderhandelen over een loonsverhooging. Patroons en arbeiders konden het hierover niet eens worden en 300 meubelmakersknechts in Aalborg, Fredericia, Hjörring en Kolding staakten het werk op den eersten April van dit jaar. De patroonsvereeniging en de Vereenigde Vakverbonden | |||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||
onderhandelden 15 April over deze zaak, kwamen tot een overeenkomst en de stakers kregen van de hoofdorganisatie der arbeiders bericht, dat het werk moest worden hervat. Intusschen had de staking zich uitgebreid tot drie andere steden in Jutland: Thisted, Horsens en Silkeborg. De stakers stemden over het ontvangen bevel van het hoofdbestuur en besloten bij meerderheid van stemmen niet toe te geven. Het hoofdbestuur bewerkte met alle kracht een tweede stemming, maar te vergeefs: met 201 tegen 87 stemmen werd het oude besluit gehandhaafd. Onmiddellijk daarna, 28 April, hield de patroons-vereeniging een vergadering en er werd besloten tot een uitsluiting van alle meubelmakersknechts over 't geheele land, voor zoo ver hun werkgevers waren aangesloten bij de vereeniging, te beginnen op 2 Mei. Die lockout omvatte 4000 man. Den 6en Mei vergaderde het bestuur der Vereenigde Vakverbonden, keurde het gedrag der jutlandsche stakers sterk af en dreigde hun allen steun te onthouden, indien door hun schuld de onderhandelingen tot geen bevredigend resultaat voerden; - maar te vergeefs. Toen vergaderde het bestuur der Vereenigde Vakverbonden op nieuw en dreigde die lokale organisaties, die zich niet wilden buigen voor de besluiten van het hoofdbestuur uit te sluiten van de Vereenigde Vakverbonden. En dat hielp: de zeven jutlandsche steden gaven toe. Maar toen de patroonsvereeniging dit bericht ontving, gaf zij ten antwoord: dat zij de overeenkomsten van 15 April als vervallen beschouwde door het besluit, dat de vereeniging op 28 April genomen had; dat dus een onderhandeling betreffende de aansluiting der meubelmakers moest gevoerd worden van het standpunt uit, dat de beide partijen op dat oogenblik innamen, en dat de vereeniging vooropstelde als voorwaarden voor den vrede:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||
Hierop antwoordde het bestuur der Vereenigde Vakverbonden, dat het ten allen tijde getracht had uitgebroken oneenigheden zooveel mogelijk te lokaliseeren en nu met leedwezen zag, dat de patroonsvereeniging het tegenovergestelde deed en den twist generaliseerde, wat zéér gevaarlijk kon worden voor den socialen en economischen toestand van het land. En wat de acht punten betrof: 't eerste zou voor patroons noch voor de arbeiders in de praktijk onder alle omstandigheden vol te houden zijn. Ook het tweede punt kon zonder nadere toelichting niet worden aangenomen, zooals het nu geredigeerd was. Het derde punt evenmin, daar dit de persoonlijke vrijheid beperkte. De vierde eisch was niet vereenigbaar met de praktijk, daar het den arbeiders hun aandeel in 't vaststellen der arbeidsvoorwaarden ontnemen zou. Het vijfde punt zouden de arbeiders willen aannemen wanneer de patroons den zesden eisch niet hadden gesteld, dat de overeenkomst zou gelden voor personen, die buiten de hoofdorganisatie stonden. Het zevende punt zou gaarne worden aangenomen; maar het inwilligen van den achtsten eisch was onmogelijk, daar reeds verscheiden arbeiders naar het buitenland waren vertrokken of ander werk gevonden hadden, dat zij niet weer wilden opgeven. Hoewel de acht punten, zooals zij daar lagen, door de arbeiders niet konden worden aangenomen, wilde het bestuur der Vereenigde Vakverbonden toch gaarne met de patroonsvereeniging onderhandelen om zoodoende tot een vergelijk te komen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||
Daarop hield de patroonsvereeniging op 19 Mei een algemeene vergadering en het gevolg daarvan was een schrijven van den president aan Ritzans bureau, dat de vergadering, na het antwoord der Vereenigde Vakverbonden geen hoop hebbende op een spoedig bijleggen van den strijd; inziende dat het aannemen van alle acht genoemde punten van het grootste belang was voor het scheppen van gezonde arbeidstoestanden, die nu in geen enkel vak te vinden waren; overtuigd dat een behoorlijke regeling niet te treffen was, indien de meubelmakers alleen bleven staan; overwegende, dat het programma der patroonsvereeniging luidt, dat zij er toe meêwerken zal, dat de arbeidersorganisaties over het geheele land ook de belangen der patroons in 't oog zullen houden, - eenstemmig de volgende resolutie genomen had: ‘De algemeene vergadering besluit: dat alle arbeid, voor opgeleide en onopgeleide arbeiders, die tot de vakorganisatie behooren op zijn laatst Woensdag 24 Mei des morgens 6 uur zal ophouden in alle werkplaatsen, die tot de patroonsvereeniging behooren, in de volgende vakken: timmerlieden, metselaars, schilders, timmerlieden in de machinevakken en houtzagerijen, de arbeiders in de machine- en ijzerindustrie, de kleinsmeden, stukadoors, blikslagers, houthandelaars, schaverijen en zagerijen. De arbeid zal eerst kunnen hervat worden, als de patroonsvereeniging hiervoor haar toestemming geeft.’ Tevens werd aan de steenbakkerijen, kalk- en cementfabrieken verboden waren te leveren vóór het opheffen van den lockout en de vergadering machtigde het bestuur, indien het dit noodig achtte, ook in de overige vakken, onder de patroonsvereeniging hoorende, den arbeid te doen stilstaan. | |||||||||||||||||||||
II.Het besluit der patroonsvereeniging maakte plotseling 30.000 arbeiders broodeloos. Was het wonder, dat de schrik der Deensche bevolking om het hart sloeg? De radicale courant: Politiken schreef naar aanleiding hiervan: ‘Dertigduizend man! Wie kan volkomen de gevolgen | |||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||
hiervan overzien! Dat dertigduizend arbeiders niets meer verdienen beteekent, daar minstens de helft van hen huisvaders zijn, dat meer dan honderdduizend menschelijke wezens het noodigste moeten ontberen; dat zij, die hun waren aan die duizenden verkochten, een gevoelige vermindering van inkomsten te gemoet gaan. En de economische achteruitgang zal zich verder en verder verspreiden en de eene honderdduizend na de andere treffen: menschen die part noch deel aan de aanleiding tot dezen strijd hebben.’ De patroonsvereeniging had van dit gewichtig besluit zelfs geen kennis gegeven aan de Vereenigde Vakverbonden. Alleen werd op het aanbod van vernieuwde onderhandelingen geantwoord, dat de Vereeniging meende dat deze toch niet tot eenig resultaat voeren zouden. Onmiddellijk nadat de bladen dit vreeselijk besluit bekend gemaakt hadden, bracht de Politiken een referaat van twee interviews: het eerste met een patroon (de president der patroonsvereeniging was na 19 Mei naar 't buitenland vertrokken), het laatste met den hoofdleider der arbeiders, den heer J. Jensen. De arbeidsgever verklaarde, dat de toestanden op de werkplaatsen langzamerhand onhoudbaar waren geworden voor de patroons. De arbeiders toonden geen respekt meer, gehoorzaamden niet langer, hielden zich niet aan gemaakte overeenkomsten, werkten met alle macht den invoer van sommige machines tegen, verkortten nu en dan willekeurig den vastgestelden arbeidstijd en eischten dan toch het volle loon. ‘Dat was onverdragelijk en dit is de eigenlijke aanleiding tot den lockout. Wij zagen geen anderen uitweg.’ Een ander patroon, de vice-president van de vereeniging van fabrikanten bevestigde deze uitspraak en verklaarde dat aan de vraag naar een of ander artikel soms niet voldaan kon worden, omdat de arbeiders tegenwerkten; dat er b.v. in sommige vakken arbeiders te kort waren en de patroons geen onopgeleide arbeiders voor dat werk mochten gebruiken. In een fabriek waren 100 ketelsmeden te weinig. Wilde de chef andere losse arbeiders aannemen, dan dreigden de ketelsmeden met strike. Reeds nu gaven vele deensche maatschappijen 6 à 7 pCt. tegen 30 à 40 pCt. in Duitschland. De heer J. Jensen, president van het bestuur der Ver- | |||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||
eenigde Vakverbonden, sprak als zijn meening uit, dat deze groote uitsluiting lang was voorbereid. Reeds verleden winter hadden velen onder de patroons die gewenscht; maar de president der patroonsvereeniging had er zich tegen verzet en verklaard zijn ontslag te willeu nemen. Toen hadden de vredelievenden het veld behouden. Nu hadden de krijgslustigen het gewonnen. ‘Maar de arbeiders begrijpen,’ ging hij voort, ‘dat, als zij nu toegeven, hun zelfstandigheid verloren is. Dan werpen ze weg, wat zij door jarenlange inspanning gewonnen hebben. Die overtuiging zal hun solidariteit onverbrekelijk maken. Ieder man zal volhouden tot het uiterste. En als de patroons meenen, dat de groote massa als de nood hoog stijgt, haar zelf beheersching verliezen zal en onlusten in 't leven roepen, die de politie zal moeten dempen - dan vergissen de heeren zich. De arbeiders weten maar al te goed, dat ze daarmeê hun tegenstanders het beste wapen in handen zou doen geven.’ Beide uitspraken komen hierin overeen, dat zij het zwaartepunt van den lockout niet zoeken in den strijd der meubelmakers, maar duidelijk uitspreken dat het een strijd om de macht, meer dan om het recht is. Het bestuur der Vereenigde Vakverbonden richtte nu een schrijven aan de patroonsvereeniging, waarin het deze er op wees, dat het besluit tot den lockout absoluut in strijd was met de, door de patroons zelf uitgelokte, overeenkomst in 1898 gesloten, waarbij bepaald werd, dat eventueele oneenigheden in de verschillende vakken door een scheidsgerecht zouden worden beslist, en dat noch tot strike, noch tot lockout mocht worden besloten zonder voorafgaande onderhandelingen. Bij die gelegenheid was er door patroons en arbeiders zamen een scheidscommissie gekozen, wier uitspraken bindende kracht zouden hebben. De Vereenigde Vakverbonden noodigden de patroons dringend uit tot een onderhoud over dit punt. Hierop volgde geen antwoord. Toen wendde de arbeidersorganisatie zich tot genoemd scheidsgerecht en verzocht het over de rechtmatigheid van den lockout uitspraak te doen. De president, prof. Deuntzer, een jurist van naam, beloofde aan dit verzoek te voldoen en 29 Mei hield het comité zijn eerste vergadering. | |||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||
In die dagen gaf de Politiken een overzicht van wat deze strijd bij benadering patroons en werklieden zou kosten. Het bedrag van 't verlies der arbeiders werd, per dag en per hoofd, volgens het gemiddeld loon der uitgeslotenen op 4 kronen gerekend. Het heir der werkeloozen was intusschen tot op 35000 gestegen, door dat ook de arbeiders van het drijvend dok gedaan gekregen hadden. De schade, die de arbeiders leden, werd dus op 140.000 kronen per dag berekend. Voor de patroons werd de winst op het werk van elken arbeider per dag op 5 kronen gesteld, hun schade zou dus 300.000 per dag bedragen. De ondersteuning, die de deensche arbeiders in geval van strike of lockout uit de gemeenschappelijke kas ontvangen is voor elken arbeider 10 kronen per week. Er zou dus onmiddellijk 1½ millioen kronen moeten worden uitgekeerd, indien niet verreweg de meeste besloten hadden zich zelf te helpen. Allereerst werden de spaarpenningen aangesproken en de dagelijksche verteringen tot op een minimum gebracht. Alle arbeiders die nog werk hadden betaalden wat ze konden om hun uitgesloten kameraden te steunen. Zoo gaven b.v. de schilders elk 6 kronen per week en de metselaars evenveel. De machinewerkers hoopten dadelijk de eerste 6 à 8 weken zich zelf te kunnen redden. En het bestuur der Vereenigde Vakverbonden schreef onmiddellijk naar het buitenland om hulp. Dagelijks werd intusschen de toestand hachelijker, de verhouding meer gespannen. De patroons richtten een schrijven aan de werkgevers in het buitenland met het verzoek geen van de deensche uitgeslotenen in het werk te nemen en spoedig kwamen er berichten, dat vele noorsche, zweedsche en duitsche patroons aan dit verzoek voldeden, zoodat reeds enkele uitgeweken arbeiders onverrichter zake terugkeerden. Steeds meer patroons sloten zich bij de patroonsvereeniging aan en zonden hun arbeiders weg, zoodat het aantal uitgeslotenen voortdurend toenam. Maar tegelijkertijd begon het deensche publiek op krachtige wijze de arbeiders te steunen door uitingen van warme sympathie. Den 27sten Mei maakte de heer Julius Schiött, redacteur van een populair wetenschappelijk tijdschrift ‘Frem’, een | |||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||
door hem zelf gevormd plan bekend om de arbeiders in dezen tijd van gedwongen lediggang op onderhoudende en ontwikkelende wijze bezig te houden. Hij vatte het voornemen op om op verscheidene plaatsen in Kopenhagen, het groote centrum der deensche industrie, groote lokalen te huren en daar populaire wetenschappelijke voordrachten te doen houden, gedeeltelijk op zich zelf staande, gedeeltelijk in samenhangende series, vooral zulke die als voorbereiding zouden kunnen dienen voor bezoeken aan musea. Hij vroeg en verkreeg bijna onmiddellijk den steun van ruim 60 mannen van naam in wetenschap en kunst; die beloofden te spreken en de arbeiders in musea rond te leiden. Drie dagen daarna werd de eerste van die voordrachten gehouden, waarvan het aantal tot tweehonderd zou stijgen. Ook werden er hier en daar leeskamers geopend, waarvoor de groote noordsche uitgeversmaatschappij welwillend een groot aantal boeken beschikbaar stelde. Intusschen was 29 Mei het scheidsgerecht comité bijeen gekomen voor een constitueerende vergadering en had schriftelijk beide partijen uitgenoodigd haar statuten in te zenden. Ook verzocht het aan de Vereenigde Vakverbonden om alle documenten der overeenkomsten voor de afzonderlijke vakken; deze waren niet voor alle dezelfden, zoodat zich het geval kon voordoen, dat de uitspraak voor het eene vak anders luidde dan voor het andere, m.a.w. dat de lockout in enkele vakken wél, in andere niet gewettigd was. De arbeidersleiders hadden mondelinge procedure aangevraagd en prof. Deuntzer vroeg daarom aan de patroonsvereeniging of ook zij mondelinge inlichtingen over de zaak wilde geven. Op Donderdag 1 Juni was de tweede vergadering van het comité bepaald, maar eerst 2 Juni kwam het antwoord der patroonsvereeniging, luidend: dat zij eerst de klachten der werklieden wilden onderzoeken om daarna te beoordeelen of een mondelinge onderhandeling wenschelijk was. Den 3en Juni hield nu de commmissie vergadering en kondigde de patroonsvereeniging aan, dat haar antwoord uiterlijk 7 Juni werd verwacht en dat het comité Vrijdag 9 Juni weer vergaderen zou om de zaak te behandelen. Het zond aan beide partijen het gedrukt verslag der ingekomen klachten: | |||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||
(er waren negen werkliedenvereenigingen, die bezwaar inbrachten tegen de wettigheid der uitsluiting), en verzocht tevens aan besturen der beide hoofdorganisaties zich door de onderafdeelingen te laten machtigen tot het behandelen der zaken. Den 7en Juni had men nog van geen der beide partijen antwoord ontvangen en de eerstkomende vergadering werd dus tot 13 Juni uitgesteld. Het antwoord der arbeiders kwam toch 8 Juni in. Toen nu op de vergadering van 13 Juni de woordvoerders der arbeiders, in een voordracht die 1½ uur duurde, zijn klachten had uitgebracht, verzocht de vertegenwoordiger der patroons uitstel om schriftelijk te kunnen antwoorden en beloofde, toen de president hem tot spoed aanzette, het antwoord voor 15 Juni in te zenden. Die dag en de volgende dag werden gebruikt tot het behandelen der zaak. Eerst trokken de patroons de bevoegdheid der commissie om een uitspraak te doen in twijfel. Hierover werd gestemd en met meerderheid van stemmen werd de commissie bevoegd verklaard. Toen de zaken verder behandeld waren verzochten de patroons de commissie de uitspraak uit te stellen tot het gestenografeerde referaat der vorige vergadering gedrukt was en aan de leden rond gezonden. En daar de president de mogelijkheid besproken had, dat men het na de uitspraak oneens zou zijn over het al of niet hervatten van den arbeid, indien de uitspraak verschillend luidde voor de afzonderlijke vakken, en voor dat geval de bemiddeling van het comité aanbood, werd er besloten, dat de heer Bramsen als vertegenwoordiger der patroons en de heer C.C. Andersen als die der arbeiders te samen een grondslag zouden opmaken voor eventueele onderhandelingen. Den 24sten vergaderde het comité op nieuw en deed uitspraak. In twee vakken werden de klagende arbeiders in het ongelijk gesteld. In de zeven anderen luidde de uitspraak: ‘De uitgeschreven lockout bevat geen rechtsbreuk, die tot schadevergoeding of boete kan aanleiding geven; maar is toch in zoo verre in strijd met de door beide partijen gesloten overeenkomst, als de uitsluiting geacht wordt niet in overeenstemming te zijn met het standpunt, waarvan de klagers recht hadden uit te gaan bij het sluiten der overeenkomst.’ | |||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||
Deze uitspraak was eenstemmig en men verwachtte dus, dat de arbeid hervat zou worden in die zeven vakken, zoodra dit besluit aan de patroonsvereeniging in een bestuursvergadering zou zijn meegedeeld. De arbeiders zonden dadelijk een schrijven aan den president der commissie met het bericht, dat ze gaarne de bemiddeling der commissie voor de verdere regeling der zaken zouden aannemen. Intusschen was er bijna een maand verloopen, waarin duizenden arbeiders werkeloos en broodeloos waren. De nood begon te dreigen. De kleine neringdoenden, die grootendeels door de inkoopen der arbeiders leven, klaagden luid en hielden de eene protestmeeting na de andere, in Kopenhagen en in de provinciesteden. Vierduizend van hen zonden een verzoekschrift aan den Kopenhaagschen gemeenteraad om bemiddelend op te treden. Dit gaf aanleiding tot een scherpe woordenwisseling tusschen de leden van de rechter- en linkerzijde, maar had overigens geen effect. Men besloot den loop der zaken af te wachten. De sympathie van het publiek voor de arbeiders nam steeds toe. Hiertoe droeg in hooge mate hun waardige en rustige houding bij. Bijna dagelijks sloten zich meer patroons bij de patroonsvereeniging aan en zonden hun arbeiders weg. Nu eens waren 't 150, dan 100, later 600, die uitgesloten werden en 16 Juni was hun aantal tot op 40.000 gestegen. Maar geen enkele verstoring van de openbare orde had plaats, geen enkele van hen had zich om hulp bij het armbestuur aangemeld, - want wie dat doet verliest zijn kiesrecht. En niet één arbeider werd gearresteerd op het groote grondwetfeest, dat ieder jaar te Kopenhagen op den 5den Juni met groote plechtigheid door alle politieke partijen wordt gevierd. En toch trokken er dit jaar op dien dag ruim 30.000 arbeiders en arbeidsters in optocht door de straten van Kopenhagen onder leiding van 800 ceremoniemeesters. Velen hadden een kind op den arm en op de pet een papier, waarop geschreven stond ‘Op straat gezet.’ De uitgeslotenen werden met gejubel door hun kameraden begroet en hier en daar met bloemen bestrooid; maar ongeregeldheden vielen er niet voor. De arbeiders hielden met de grootste nauwgezetheid orde onder elkaar. Was er een dronken dan droegen de anderen | |||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||
hem weg en bewaakten hem. Maakte er een spektakel op straat of in een koffiehuis, dan kwamen dadelijk zijn kameraden op hem af, lieten hem hun bewijzen van lidmaatschap van de vakvereeniging zien, waartoe zij behoorden, en dreigden hem daarvan uit te sluiten als hij zich niet oogenblikkelijk stil hield. Hun dagelijksche behoeften krompen ze zooveel mogelijk in. Er waren families die van brood en melk leefden, anderen, die eens per dag havermout kookten en dat in drie partijen opaten. Sigaren en tabak werden afgeschaft. De tabakshandelaars klaagden steen en been. Dit alles won de sympathie van het publiek. Behalve de reeds genoemde voordrachten werd er moeite gedaan om de kinderen der werkeloozen naar buiten te zenden. Families, die buiten woonden, werden door een commissie, samengesteld uit mannen en vrouwen van zeer verschillende politieke richtingen, uitgenoodigd een of meer kinderen van uitgesloten arbeiders uit Kopenhagen te logeeren te vragen in de zomervacantie. Dit nu gebeurt ieder jaar met kinderen van de lagere scholen op groote schaal. Tienduizend kinderen worden gewoonlijk door tusschenkomst van onderwijzers en onderwijzeressen aan een zomerverblijf en zoo noodig aan reisgeld geholpen. De Staat geeft een vrij groot aantal vrijbilletten en naar Jutland en Fünen zelfs een extra trein voor de kleine reizigers. Maar dit jaar stroomden de uitnoodigingen in van alle kanten, ook kleeren en reisgeld; en er zijn mannen en vrouwen in Kopenhagen en in de provincies, die hard en ernstig gewerkt hebben om de arme kleine slachtoffers van den grooten klassenstrijd zooveel mogelijk goed te doen. De leiders der arbeiderspartij werkten ook met alle macht. Ze zonden een afgevaardigde naar het buitenland om hun zaak te bepleiten en vooral in Engeland bewerkte hij, dat men werk zocht en vond voor de uitgeslotenen, zoodat een niet gering aantal daarheen trok en aan den arbeid kon gaan. De buitenlandsche arbeiders begonnen hun bijdragen te zenden. In Christiania hielden de werklieden een groote demonstratie voor hun deensche broeders en van alle kanten werd hun steun beloofd. En die was hard noodig. Den 15de Juni bv. werd er van het kantoor der Vereenigde Vak- | |||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||
verbonden 250.000 kronen uitbetaald. En vele duizenden zouden er nog noodig zijn. De penningmeester der arbeiders, de heer E. Svendsen, had in deze ernstige dagen een zware taak. Twintigduizend couponboekjes, elk met 50 bladen werden voor de inzamelingen ten voordeele der uitgeslotenen uitgedeeld; massa's kleine giften stroomden in de kas en moesten allen verantwoord worden. De Heer Svendsen, die in 1897 de finantieën der arbeiders organiseerde onder den grooten lockout in het smidsvak, bestuurde deze geheele reusachtige uitsluitingsadministratie met behulp van zes man. De twee vertegenwoordigers der beide hoofdorganisaties hadden op verzoek van het scheidsgerecht een schets gereed gemaakt van de wijze, waarop het comité bemiddelend zou kunnen optreden. De patroonsvereeniging wenschte eerst de uitspraak van het comité af te wachten. Reeds vóór die gevallen was had de president van de commissie, die alles deed wat in zijn vermogen was om den gang der zaken te bespoedigen, aan beide organisaties een schrijven gericht, met de beschrijving van de wijze waarop de bemiddeling zou plaats hebben, met verzoek hem vóór Woensdag 28 Juni te melden of zij hiermeê instemden, en zoo ja, welke gedelegeerden zij wenschten te benoemen om zich daar bij te doen vertegenwoordigen. Het voorstel der beide heeren luidde als volgt: ‘Met toestemming van beide partijen constitueere het scheidsgerechtcomité zich als “Kamer van Eenheid” om te trachten een overeenkomst tot stand te brengen over de voorwaarden tot opheffing van den lockout. Binnen 24 uur na het geven van die toestemming benoemt elk der beide partijen drie gedelegeerden, geeft hun volmacht, en meldt dit schriftelijk aan den president. Indien zes gedelegeerden binnen de volgende 24 uur eenstemmig den president verzoeken bekende personen (hoogstens twee voor elk der beide partijen te kiezen) als lid van de Kamer te kiezen, zal dit geschieden. Bovendien kan de Kamer zichzelf aanvullen door te kiezen uit de zes leden der scheidsgerecht-commissie, doch alleen indien dit geschiedt met algemeene stemmen. Dit mag ook onder het voeren der onderhandelingen geschieden; maar niet nadat de bemiddeling is beproefd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||
‘De onderhandelingen zullen niet publiek zijn, mondeling gehouden worden, gestenografeerd, en daarna gedrukt. De strijdvragen worden eerst met de gedelegeerden van beide partijen afzonderlijk besproken en daarna geformuleerd. De Kamer heeft recht personen op te roepen en te ondervragen. Alle leden van de Kamer zullen recht hebben vragen tot hen te richten, en elkaar vragen te doen. Als de president meent, dat de afzonderlijke onderhandelingen voldoende resultaat gehad hebben, zal er een gezamenlijke vergadering gehouden worden. Daarna zal de president een voorstel doen strekkende om de beide partijen tot een vergelijk te brengen. Gelukt dit, dan zal de gesloten overeenkomst bekend gemaakt worden op een onderling overeen te komen wijze; de arbeid zal worden hervat en beide partijen waarborgen elkaar het naleven der overeenkomst. Gelukt het echter niet de gedelegeerden tot een vergelijk te brengen, dan doet de Kamer uitspraak, die met meerderheid van stemmen moet worden uitgebracht. Wanneer echter alle stemmen van de eene partij tegenover alle stemmen van de andere staan, heeft de president geen stemrecht en moet dan erkennen, dat er geen uitspraak gedaan is. In dit geval zal de president dit bekend maken op een door hem zelf te bepalen wijze en de Kamer gaat uiteen. De kosten van dit alles zullen over de beide partijen gelijkelijk verdeeld worden.’ Beide partijen namen dit voorstel aan en 1 Juli hield de Kamer van Eenheid haar eerste voornamelijk constitueerende vergadering. De president verzocht den gedelegeerden hun standpunt eenigszins duidelijk te maken. De woordvoerder der patroonsvereeniging deelde aanstonds mede, dat de lockout niet zou opgeheven worden, en stelde behalve de acht bovengenoemde punten nog allerlei andere eischen, waartegenover de arbeiders den negen-urigen werkdag stelden. In de volgende vergadering, 4 Juli, formuleerden de patroons hun eischen nader. Behalve de acht genoemde punten vorderden zij in hoofdzaak:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||
Den volgenden dag, 5 Juli, was het de beurt der arbeiders om zich uit te spreken. Hun woordvoerder, de heer J. Jensen, sprak als zijn meening uit, dat de lockout zoo spoedig mogelijk moest worden opgeheven en daarna over alle punten afzonderlijk in ieder vak moest worden onderhandeld; maar daar de patroons den arbeid | |||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||
niet wilden hervatten, eer de onderhandelingen waren afgeloopen, bleven de arbeiders bij hun eisch van den negen-urigen werkdag. Wat de in het begin gestelde acht punten betrof, geloofde Jensen, dat ze wel zoo zouden zijn om te werken, dat beide partijen ze zouden kunnen aannemen. Nooit hadden de arbeiders den patroons het recht bestreden zelf hun werk te leiden, maar als hieromtrent bepalingen gemaakt moesten worden, was het noodig die zóó in te richten, dat ook de rechten der arbeiders daarbij gewaarborgd werden. (Reeds vroeger hadden de arbeiders in een verdedigings-geschrift aangetoond met voorbeelden uit de praktijk, hoe door werkverdeeling misbruik van de arbeiders kon worden gemaakt.) Maar de elf later gestelde eischen waren absoluut onaannemelijk voor de arbeiders. Zij bevatten zooals ze daar lagen een geheele omwenteling van de deensche arbeiderstoestanden en de arbeiders zouden dus gaarne zien, dat de Kamer van Eenheid een anderen grondslag trachtte te vinden voor de verdere onderhandelingen. Den zesden Juli had nu volgens het vastgestelde programma van de Kamer van Eenheid de gemeenschappelijke vergadering der gedelegeerden plaats. Maar de patroons verklaarden niet verder te kunnen onderhandelen voor de referaten van de verhandelingen der vorige dagen gedrukt en aan de leden gezonden was. En dus werd de vergadering verdaagd tot 13 Juli. Intusschen was het aantal der uitgeslotenen voortdurend vergroot, door dat telkens meer patroons zich bij de patroonsvereeniging aansloten en hun personeel wegzonden. De nood bleef klimmen. Toen verscheen een oproeping in de bladen, onderteekend door 137 mannen en vrouwen van de meest uiteenloopende meeningen en richtingen, met het doel gratis maaltijden uit te deelen aan de vrouwen en kinderen der uitgeslotenen. Alleen in Kopenhagen begon men al dadelijk met 300 moeders en 750 kinderen in twee verschillende lokalen. Aan de vakvereenigingen werden toegangskaarten afgegeven die zij weer aan de uitgeslotenen uitdeelden. Op groote schaal werd dit goede werk voortgezet en uitgebreid. En 't werd volgehouden heel den langen tijd van 10 Juli tot nu toe. Den 16den Juli was reeds het aantal kinderen, die in Kopenhagen | |||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||
gevoed werden tot op 1000 gestegen; later klom het tot 1800. Den 26 Juli had men reeds 6 lokalen geopend en begon men zoete melk uit te deelen voor zieken en zuigelingen. Tot nu toe zijn er 27,000 kronen voor dit doel ingekomen en nog (6 dagen na het hervatten van den arbeid) gaan die maaltijden door tot het eerste werkloon is uitbetaald. Vier leeraren begonnen met zich beschikbaar te stellen voor tochtjes naar buiten met groepjes kinderen en de uitnoodigingen van personen, die villas buiten hadden in de buurt van Kopenhagen, op den heerlijken ‘strandweg’ aan het blauwe Sund, kwamen in grooten getale opzetten en werden met hartelijke dankbaarheid aangenomen. Een dame op een groot buiten noodigde b.v. vier groepen van 18 meisjes, onder leiding van een onderwijzeres, elk voor een week tot een verblijf op haar landgoed uit. Anderen noodigden 100 à 150 kinderen te gelijk voor een dag. Al die weken lang hielden de kleine neringdoenden de eene protestmeeting na de andere en ook de kleine patroons drongen op 't opheffen van den lockout aan. Deze kleine neringdoenden en kleine patroons hadden het dan ook hard te verantwoorden. De eersten werden niet gesteund. Alleen hebben de arbeiders om hunnentwille niet gedaan, wat anders voor de hand lag: groote massas voedingswaren inkoopen voor gezamenlijke rekening. De heer Jensen noemde dat eens in een interview als het allerlaatste middel, waartoe de Vereenigde Vakverbonden hun toevlucht zouden nemen, in den uitersten nood. En wat de kleine patroons betreft, wanneer we lezen, dat hier en daar een kleine werkgever zijn kinderen naar de gratis maaltijden zond, dan voelen we wat ook zij hebben geleden. En is 't dan niet te bewonderen, dat ook zij niettemin trouw bleven aan hun vereeniging en niet tegen de afspraak in het werk hervatten? Want natuurlijk waren niet alle patroons het eens over het voorzetten van den lockout. Enkelen schreven er zelfs tegen en onderteekenden met hun vollen naam. Maar zij bleven solidair. En zoo gebeurde het dat enkele patroons meê voordrachten hielden voor de uitgesloten arbeiders; dat er onder hen waren, die geld zonden om de kinderen naar buiten te zenden (een van hen zond 50 kronen ‘met vele verwenschingen’ zooals | |||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||
hij schreef), en dat er werkplaatsen waren, waar de arbeiders nu en dan de patroons kwamen bezoeken en gemoedelijk met hen praatten over den grooten lockout. Want niet alle patroons hadden moeilijkheden met hun werkvolk. Carld Ewald, een der jongere schrijvers, beschrijft zeker zeer juist twee verschillende typen van patroons in 't volgende kleine tooneeltje: De eene en de andere. De eene zat somber voor zich uit te staren en sprak: ‘Komt me daar niet een van mijn knechts en zegt, dat ik dit zus moet doen en dat zoo, en dat ik 't werk zóó verdeelen moet en niet anders. En natuurlijk antwoord ik, dat hij zijn mond moet houden, want dat ik toch baas op mijn eigen werkplaats ben. En natuurlijk houdt hij zijn mond, want ik had immers gelijk. Maar 't is toch een schande, dat zoo'n bengel zoo onbeschaamd durft zijn.’ De andere glimlachte: ‘Nu ja, maar hij hield immers zijn mond.’ Maar de eene sloeg met de vuist op de tafel, dat ze dreunde en riep, rood van boosheid: ‘Neen, weet je wat! De duivel hale mij als ik dat verdraag.’ De andere schudde het hoofd met een diepen zucht en zei: ‘'t Zijn slechte tijden. Nooit heb ik woorden met mijn werkvolk gehad. Maar natuurlijk deed ik meê. En nu komen ze iederen Zaterdag en ik stop ze wat toe en help ze waar ik kan.’ De eene glimlachte: ‘Dat is ook een mooie manier van oorlog voeren!’ Maar de andere sloeg met de vuist op de tafel, dat ze dreunde en riep, rood van boosheid: ‘Neen, weet je wat! De duivel hale me, als ik mijn werkvolk honger laat lijden.’
Den 12den Juli om elf uur des morgens werd de volgende vergadering door de Kamer van Eenheid gehouden. Over de 18 punten werd men 't niet eens en men kwam overeen, dat men zou trachten een nieuwen grondslag voor de onderhandelingen te vinden, door den inhoud van de 8 eerste punten in hoofdzaak vast te houden, maar ze anders te formuleeren. 't Was snikheet en de leden waren te half acht uur 's avonds zoo doodmoe, dat men besloot het werk den | |||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||
anderen morgen 10 uur te hervatten. Maar aan den avond van dien dag was men nog even ver. Den 15den Juli beproefde men opnieuw tot een vergelijk te komen. De president deed nog een laatste poging en stelde voor: ‘Er zullen overeenkomsten gesloten worden voor de punten, waarover de beide partijen het eens zijn geworden. De andere punten zullen voor een scheidsgerecht gebracht worden, bestaande uit 7 leden, waarvan elk der partijen drie leden kiezen, die te samen hun president benoemen. Dit scheidsgerecht zal binnen acht dagen uitspraak doen, die bindende kracht heeft en de lockout zal uiterlijk 19 Juli worden opgeheven.’ De arbeiders namen dit voorstel aan; de patroons verwierpen het. De Kamer van Eenheid werd ontbonden en prof. Deuntzer legde tevens zijn mandaat als president van het scheidsgerecht-comité neer. Op de beurs wekte dit bericht onrust en ontevredenheid. De aandeelhouders in vele fabrieken en ondernemingen waren over den loop der zaken weinig gesticht. De vakvereenigingen der timmerlieden in het bouwvak maakten bekend, dat zij nog een week bereid bleven een eventueele overeenkomst, door de Vereenigde Vakverbonden gesloten, aan te nemen, maar dat zij na dien tijd uit eigen middelen een zaak zouden oprichten. Een paar dagen daarna besloten de metselaars hetzelfde te doen. | |||||||||||||||||||||
III.Nu zond de patroonsvereeeniging aan de Vereenigde Vakverbonden op 24 Juli een schrijven, waarin het ‘alvorens het tot verdere maatregelen overging’ een voorstel deed met verzoek dat uiterlijk den 28 Juli aan te nemen, waarop de lockout 7 Augustus zou worden opgeheven. Het voorstel bevatte de 8 eerste vraagpunten, met opmerkingen, die hier en daar verzachtten en elders verscherpten, en bovendien met de bepaling, dat geen lockout of strike mocht worden uitgesproken tenzij die op eene algemeene vergadering door de betrokken partij met drie vierde der stemmen was aangenomen. ‘Het voornemen zulk een voorstel in de vergadering te brengen moet minstens 14 dagen voor men den arbeid wil | |||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||
doen ophouden met aangeteekend schrijven aan de andere partij worden bekend gemaakt en de arbeid mag niet eerder dan 7 dagen na de mededeeling van het besluit daartoe worden gestaakt. Als strike of lockout wordt ook beschouwd het langzaam en systematisch ontvolken der werkplaatsen. Beide partijen verplichten zich een strike of lockout in strijd met deze bepaling ontstaan, niet te steunen. Ook wanneer niet aangesloten vereenigingen van patroons of werklieden in zulk een geval worden gesteund, zal dit als overtreding van deze overeenkomst worden beschouwd.’ Hierop antwoordde de heer J. Jensen, die per telegram zijn collega's op den 26 Juli ontboden en met hen geconfereerd had, uit naam der arbeiders: dat uit het schrijven der patroonsvereeniging duidelijk bleek, dat dit voorstel als een ultimatum moest worden opgevat; daar echter het voorstel in onveranderden vorm de acht punten bevatte, die de Vereenigde Vakverbonden als onaannemelijk hadden afgewezen, moest het bestuur dit schrijven als een oorlogsverklaring opvatten en als een bewijs, dat de patroons alleen den vrede wilden wanneer de arbeiders zich onvoorwaardelijk onderwierpen. Het bestuur verwierp dus het voorstel, maar stelde voor het volgende als grondslag voor hernieuwde onderhandelingen aan te nemen: ‘Alle bestaande overeenkomsten met inbegrip van die der meubelmakers op 13 April '99 blijven van kracht. Geen strike of lockout mag verklaard worden zonder dat het gemeenschappelijk scheidsgerecht-comité drie weken van te voren is gewaarschuwd en het comité hiervan een bewijs heeft gezonden. Beide partijen beloven elkaar geen strike of lockout, ontstaan in strijd met de bestaande bepalingen betreffende scheidsgerechtelijke uitspraak, te steunen. Beide partijen beloven elkaar met alle wettige en loyale middelen meê te werken tot een goede verhouding tusschen patroons en arbeiders en vooral er met alle kracht voor te waken, dat alle gesloten overeenkomsten op het nauwkeurigst worden nagekomen. Evenals de Vereenigde Vakverbonden het recht van den patroon erkennen om zelf het werk te leiden en de arbeidskracht te gebruiken, die zij zich kunnen verschaffen, en erkennen, dat vaste opzichters en werkleiders geen lid van | |||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||
de arbeiders-organisaties behoeven te zijn, zoo erkent de patroonsvereeniging dat de schikking en verdeeling van het werk moet plaats hebben met alle mogelijke ontzien van de rechten van den arbeider; vooral mag er niet, zonder voorafgaande onderhandeling tusschen de beide hoofdorganisaties, een nieuwe schikking in het werk getroffen worden, die voor den arbeider nadeelig wezen kan. Na de afsluiting van den lockout mag niemand geboycot worden en zooveel mogelijk zullen alle arbeiders weer aan het werk gaan op dezelfde werkplaatsen, waar zij vóór den lockout bezig waren. Van af 1 April a.s. zal de dagelijksche arbeidstijd 9 uren lang zijn en 't uurloon tevens zooveel worden verhoogd, dat de arbeiders evenveel blijven verdienen. Zoodra bovenstaand voorstel is aangenomen, wordt de arbeid hervat en de overige strijdvragen door de besturen der hoofdorganisaties beslist, in gemeenschappelijk overleg. Indien de patroonsvereeniging dit verlangt is het bestuur der Vereenigde Vakverbonden ook bereid de strijdvragen door een scheidsgerecht te laten beslissen, waarvoor elk der partijen drie leden benoemt, die gezamentlijk hun president kiezen.’ De patroonsvereeniging antwoordde hierop, dat dit voorstel volkomen onaannemelijk was, vooral op grond van den eisch van den negen-urigen werkdag, en dat zij zich niet kon vereenigen met het beslissen van zulke gewichtige en veelomvattende belangen door een scheidsgerecht.
Intusschen was het aantal der werkeloozen, die gesteund moesten worden, eenigzins gedaald, zoowel door dat velen ander werk gevonden hadden als door het reizen van arbeiders naar het buitenland. Van de timmerlieden b.v. waren er 500 vertrokken en door buitenlandsche patroons in dienst genomen. Toch waren er nog 25.000, die geholpen moesten worden en geholpen werden. Elk van hen ontving wekelijks 7 kronen, te samen dus werd er wekelijks 175.000 kronen uitgekeerd. Van waar, vraagt men verbaasd, kwamen die kolossale sommen? 't Meeste daarvan werd opgebracht door de arbeiders, die waren blijven doorwerken. Er waren onder hen, die vrijwillig | |||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||
25 pCt. van hun weekloon afstonden. Gemiddeld gaf elk van hen 2½ kroon in de week. Ongeveer 50.000 konden dit doen, dus dit alleen bracht reeds 125.000 kronen 's weeks op. Ook door personen buiten de vakvereeniging werden de werklieden gesteund: b.v. de arbeiders aan de staatsspoorwegen zonden bijdragen. De ‘Sociaaldemocraat’, het orgaan der arbeiderspartij, zond in den eersten tijd wekelijks 50.000 kronen als steun. Uit alle Europeesche landen: uit Amerika, Zuidafrika, ja tot uit Australie toe kwam hulp. De Noorsche werklieden b.v. zonden 1000 kronen; de Engelsche machinewerkers 64.000 kronen; uit Zweden zonden alle georganiseerde arbeiders, 50.000 in getal, wekelijksche bijdragen. Hier en daar begonnen zelfs de autoriteiten ondubbelzinnige bewijzen van sympathie aan de arbeiders te geven. De burgemeester te Kopenhagen, die zich met het armbestuur belast, de heer Jacobi b.v. gaf bevel, dat indien uitgeslotenen wegens achterstallige huur op straat gezet moesten worden, men hun dit van te voren zou aankondigen. Het gemeentebestuur van Frederiksberg, een voorstad van Kopenhagen, liet zelf een en ander van de gemeentewerken uitvoeren door uitgesloten arbeiders, en hier en daar in de provincie-steden gaf het stadsbestuur aan de uitgeslotenen uitstel van betaling der belasting tot zes weken na de opheffing van den lockout. Maar die opheffing was nog niet nabij. Al protesteerden de kleine handelaars ook met alle kracht over het geheele land, al morden de kleine patroons ook hier en daar, al drongen predikanten in krachtige ingezonden stukken in de dagbladen op het eindigen van dezen verschrikkelijken arbeidsstilstand aan, waaronder zooveel duizenden geheel onschuldig leden, niets mocht baten. De spanning steeg voortdurend. Eindelijk daagde er licht. In alle stilte waren drie mannen van naam en invloed bijeengekomen: de heer Herman Trier, president van den gemeenteraad te Kopenhagen, de heer Bing, chef van een wisselkantoor, de heer Heide, directeur van een bank. Gesteund door den heer Marstrand, chef van een groote bakkerij, hadden zij te samen een nieuwen grondslag uitgewerkt, waarop de onderhandelingen konden worden hervat; zij consulteerden de hoofdleiders van beide partijen en men werd | |||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||
het er over eens, dat men op dit voorstel een overeenkomst zou kunnen bouwen. Reeds liep het gerucht, dat de lockout was opgeheven, als een loopend vuurtje door Kopenhagen; de patroonsvereeniging echter zond onmiddellijk een dementi aan de dagbladen. Den 2den Augustus nam het bestuur der Vereenigde Vakverbonden het voorstel van de drie heeren aan, als grondslag voor nieuwe onderhandelingen, en berichtte dit aan de patroonsvereeniging, met verzoek dat deze drie gedelegeerden zouden benoemen om nog eenige veranderingen te bespreken die de arbeiders wenschten. Dit geschiedde: den 3den Augustus kwamen de zes mannen bijeen, maar werden 't niet eens over de gewenschte veranderingen. Toch werd het oorspronkelijk voorstel aangenomen door 't bestuur der patroonsvereeniging, dat beloofde het in de algemeene vergadering aan te bevelen. Deze werd den 5den Augustus gehouden, het voorstel werd aangenomen en de vergadering machtigde het bestuur den lockout op te heffen, wanneer ook de Vereenigde Vakverbonden het binnen zeven dagen zouden hebben goedgekeurd en ook die organisaties, die niet door de onderteekening van het bestuur der Vereenigde Vakverbonden gebonden waren, het zouden hebben aangenomen. Hierin lag opgesloten, dat ook het conflict in het meubelmakersvak, dat tot al deze ellende den stoot gegeven had, zou zijn bijgelegd, want de meubelmakers waren onmiddellijk nadat de zeven jutlandsche steden hadden toegegeven, uit het vakverbond getreden. Men verwachtte nu niet anders, dan dat het voorstel ook door de arbeiders zou worden aangenomen en begon reeds vrijer te ademen. En dat zou ook zeker het geval geweest zijn, als niet een of andere booze geest, kort voor de beslissende vergadering, aan de arbeiders-organisatie eenige gedrukte vellen in handen gespeeld had, die de gemoederen in hevige gisting brachten. Wat toch was er gebeurd? In de patroonsvereeniging was reeds lang het plan geopperd om algemeene bepalingen voor de werkplaatsen vast te stellen en een arbeidsbureau voor de werkgevers op te richten. Een ontwerp van deze bepalingen en de vorming van dat bureau was afgedrukt om bij de behandeling van dit | |||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||
onderwerp aan de leden rondgedeeld te worden. Een van de vertegenwoordigers van de arbeiders had - hoe, is nog niet volkomen opgehelderd, - toevallig een exemplaar daarvan in handen gekregen en - verschrikt over den inhoud - had hij het laten afdrukken en aan de leden der vergadering uitgedeeld. Het ontwerp was weinig geschikt den vrede te bevorderen. Daar stond o.a.: dat op genoemd arbeidsbureau een uitvoerige lijst met aanteekeningen van iederen arbeider afzonderlijk zou worden gehouden, waarin al zijn doen en laten zou worden genoteerd en dat hij die ‘op onwettige wijze’ het werk verliet en bij een anderen patroon werk vond, door dezen, zoodra hij zulks vernam, onverwijld zou worden ontslagen. Onder de bepalingen voor de werkplaatsen kwam o.a. voor: dat de arbeiders daar niet gezamentlijk zouden mogen eten en drinken; alleen rooken op plaatsen en tijden, die de werkgevers goedkeurden, en dat geen vaste opzichter of werkleider lid der vakvereeniging zou mogen zijn. Vooral dit laatste wekte groote verontwaardiging. In het op dien avond te behandelen bemiddelingsvoorstel werd jnist gezegd, dat zulk een opzichter niet verplicht was lid van een vakvereeniging te zijn, wat hem immers vrij liet het te doen als hij het wilde. Groot was de verbittering. De leiders deden wat zij konden om den storm te bezweren en herhaalden, dat dit ontwerp immers niet door de patroons was goedgekeurd. Tot vier uur in den morgen duurde de vergadering. Toen was er eindelijk besloten dat de Vereenigde Vakverbonden het voorstel zouden aannemen op voorwaarde, dat het conflict der meubelmakers zou worden bijgelegd in den geest van dit voorstel en dat er geen werkplaats-reglementen zouden worden ingevoerd, die daarmede in strijd waren. Dit antwoord werd aan de patroonsvereeniging verzonden, die hierop antwoordde: dat de arbeiders-organisatie haar besluit gebaseerd had op een losse schets van werkplaats-reglementen en dat de patroonsvereeniging zich absoluut het recht wilde voorbehouden regels van orde voor de werkplaatsen vast te stellen. Tevens verzocht zij de Vereenigde Vakverbonden de door haar gestelde voorwaarden terug te nemen en het voorstel | |||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||
goed te keuren zooals het daar lag. Dit geschiedde niet, en den 15den Augustus besloot de patroonsvereeniging nog 10.000 man van den arbeid uit te sluiten. Een heftige polemiek volgde van beide kanten, en de spanning werd zoo mogelijk nog grooter dan te voren. In Kopenhagen ontstond een paniek, die de menschen naar de spaarbanken deed stroomen en in weinige dagen werd er door houders van kleine spaarsommen meer dan een millioen kronen teruggehaald. Deskundigen op finantieel gebied hadden de handen vol met het groote publiek te kalmeeren, dat voor een failliet der spaarbanken vreesde, en gelukkig bewees het verloop van deze beweging dat zij goed gezien hadden. Maar de lockout bleef voortduren, bleef aller harten en hoofden vervullen en drukte als een akelige nachtmerrie op geheel Denemarken. | |||||||||||||||||||||
IV.Nieuwe pogingen werden in 't werk gesteld om tot een vergelijk te komen. De heer Busch, jurist, die gedelegeerde van de patroons in de Kamer van Eenheid geweest was, stelde zich in contact met den heer C.C. Andersen, die de arbeiders in de Kamer van Eenheid had vertegenwoordigd en formuleerde een nieuw bemiddelingsvoorstel, luidende: 1. De patroonsvereeniging geeft een verklaring, dat eventueele werkplaats-reglementen niet in strijd zullen komen met het voorstel van de heeren Bing, Heide en Trier. Twijfelt men later of een of ander punt in de reglementen daarmee wel overeenkomt, dan zal dit door een scheidsgerecht beslist worden. 2. de laatste paragraaf in genoemd voorstel zal gewijzigd worden in dien geest, dat eventueele oneenigheden, naar aanleiding van een gesloten verdrag tusschen de beide partijen, niet door het gerecht, maar door een permanent scheidsgerecht zal worden beslist. Dit comité zal gekozen worden door de patroons- en de arbeiders-organisaties. Elk benoemt drie leden, die samen hun president kiezen. 3. Het recht van den patroon om zelf het werk te leiden wordt zoo geformuleerd, dat dit niet geschieden mag op een wijze, die in strijd is met de bestaande overeenkomsten. | |||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||
Den 25sten Augustus werd dit voorstel aan beide partijen te gelijk voorgesteld. De arbeiders namen het aan, de patroons verwierpen het. Eindelijk - den 30sten Augustus ontving het bestuur der Vereenigde Vakverbonden van de patroons een uitnoodiging om te komen onderhandelen over een van den heer Busch ontvangen schrijven. De heer Heide had een kamer in zijn huis voor die bijeenkomst beschikbaar gesteld. Deze uitnoodiging werd aangenomen en 1 Sept., des morgens om 11 uur, kwamen 14 mannen, 7 bestuursleden van beide partijen, samen met de heeren Heide, Bing en Trier. En te 2 uur werd de overeenkomst door allen onderteekend en beloofden de bestuursleden het voorstel op de algemeene vergadering aan te bevelen. Men had de exemplaren van dit voorstel dezen keer niet laten drukken, maar met de machine laten afschrijven en toen de hoofdleiders van beide partijen ieder een onderteekend exemplaar in den zak gestoken hadden, werden de overige exemplaren zorgvuldig verzameld en verbrand. De leden der vergadering beloofden plechtig den inhoud van hun overeenkomst geheim te houden tot van beide kanten het voorstel definitief was aangenomen en de lockout officieel opgeheven. De heer Heide telefoneerde echter onmiddellijk aan de bladen den verblijdenden voorloopigen uitslag der gevoerde onderhandelingen, en in een oogenblik werden er zwermen van ‘extra tijding’ door de stad verspreid. De menschen verdrongen zich op straten en pleinen en de vreugde was algemeen. Den 4den September namen beide partijen op hun algemeene vergadering het voorstel aan en Vrijdag 7 September werd de arbeid hervat. Het voorstel nu, door de beide hoofdorganisaties aangenomen, luidt in hoofdzaak als volgt: Alle overeenkomsten betreffende arbeidsduur, loon, regels voor beslissing door scheidsgerecht die vóór den lockout golden blijven van kracht, maar met de wijzigingen die ontstaan uit de volgende bepalingen: Vooreerst dat geen strike of lockout mag worden uitgeschreven of goedgekeurd, indien deze niet op een volgens de statuten wettige vergadering met ¾ der stemmen wordt aangenomen. Het plan om zulk een voorstel in te dienen, moet minstens | |||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||
14 dagen van te voren aan de tegenpartij met aangeteekend schrijven bekend gemaakt worden, en de arbeid mag niet eerder gestaakt worden dan 7 dagen nadat de tegenpartij van 't besluit daartoe op dezelfde wijze is onderricht. Als strike of lockout wordt ook systematisch ontvolken der werkplaatsen gerekend. Overeenkomsten tusschen de hoofdorganisaties gesloten, moeten door alle ondergeschikte organisaties worden gerespecteerd. Het recht der patroons den arbeid te leiden en te verdeelen en ten allen tijde de in hun oogen passende werkkracht te gebruiken, wordt door de arbeiders-hoofdorganisatie erkend en eventueel gesteund. Tegenover arbeiders aan wie een of ander werk tegen een bepaald loon per stuk, zonder nadere bepaling is opgedragen en die hun plicht doen, heeft de patroon toch niet het recht dit te veranderen ten nadeele van den arbeider, zonder hem de daardoor geleden schade te vergoeden. Ontstaat er oneenigheid over zulk een geval, dan wordt dit door bemiddeling van de vakvereenigingen eventueel door scheidsgerecht beslist; zoo ook met klachten van patroons of arbeiders betreffende 't overtreden van bepalingen of misbruik daarvan. Vaste opzichters en werkleiders zullen, zoolang zij dien post bekleeden, volle vrijheid hebben geen lid der vakvereeniging te zijn. Onder vaste opzichters en arbeidsleiders verstaat men zulke personen, die het vertrouwen van den patroon hebben, niet deelnemen aan werk per stuk en dus geen bebelang hebben bij de hoogere verdienste door die wijze van betaling ontstaan. De tijd van opzeggen voor overeenkomsten en loontarieven, enz., wordt bepaald op minstens drie maanden van te voren, terwijl de termijn van opzeggen voor ieder geval afzonderlijk kan worden overeengekomen. Bestaande overeenkomsten zullen toch ophouden op de daarvoor nu bepaalden tijd na opzegging. Na het einde van dezen strijd mag niemand geboycot worden en zullen zooveel mogelijk alle arbeiders weer op dezelfde werkplaatsen aan 't werk gaan, waar zij bij den aanvang van den lockout waren. Het wordt als vanzelf sprekend beschouwd, dat de vereenigde vakverbonden met alle macht met de patroonsvereeniging zullen samenwerken om rustige, stabile toestanden tot stand | |||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||
te brengen, allereerst daardoor, dat op geen enkele manier van een der beide zijden een arbeider belet zal worden zooveel en zoo goeden arbeid te leveren als hij met zijn opleiding en vermogens leveren kan. Zoo wordt het ook als van groot gewicht erkend dat beide hoofdorganisaties samenwerken om overdreven gebruik van sterken drank tegen te gaan, waar dit mocht plaats hebben. Een bepaalden termijn van dienstopzeggen tusschen arbeider en patroon wordt erkend in beider belang te zijn. Dit geldt ook van de regeling der loonen voor overwerk, van de loonen der leerlingen bij het werken per stuk en het instellen van eenigszins gelijkluidende bepalingen voor het beslissen van strijdpunten door scheidsgerecht. Wanneer oneenigheden tusschen ondergeschikte organisaties of enkele arbeiders niet langs den gewonen weg door de organisaties kunnen worden beslist, zullen zij voor het gerecht te Kopenhagen kunnen worden gebracht. Het zelfde geldt voor oneenigheden tusschen de hoofdorganisaties. Deze overeenkomst is bindend voor alle arbeidersorganisaties ook voor die niet onder de Vereenigde Vakverbonden hooren en voor alle organisaties, hoorend onder de patroonsvereeniging. Voorts wordt bepaald, dat een vereeniging, die uittreedt uit een dezer beide organisaties doordoor niet ontslagen is van deze overeenkomst, die van kracht blijft tot een der beide partijen haar heeft opgezegd. Hieraan werden nog de volgende bepalingen toegevoegd: Bij de regeling van praktische arbeidstoestanden mag geen bepaling gemaakt of volgehouden worden met deze overeenkomst in strijd. Wanneer een der hoofdorganisaties meent, dat hiertegen gezondigd is, kan zij klagen bij het gerecht te Kopenhagen tot er een permanent scheidsgerecht zal worden opgericht, waarvoor bij de wet dezelfde getuigenplicht is vastgesteld als bij het gerecht. Dat scheidsgerecht zal bestaan uit zeven leden; zes worden door de hoofdorganisaties benoemd, drie voor elk, en te zamen kiezen zij uit de deensche juristen hun president. Zoodra dit scheidsgerecht is opgericht, treedt het onmiddellijk in de plaats van het gerecht wat deze bovenstaande overeenkomst betreft. Thans bestaande schriftelijke overeenkomsten tusschen | |||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||
patroons en arbeiders betreffende de werkregeling in de verschillende vakken blijven onaangetast door deze overeenkomst en vervallen eerst na wettig opzeggen. Hierna volgen de veertien onderteekeningen. | |||||||||||||||||||||
V.Wanneer men nu dit voorstel vergelijkt met den eisch in het begin door de patroons gesteld, is het voor iemand die buiten den strijd staat duidelijk, dat beide partijen niet weinig hebben toegegeven. Wel zijn verscheidene eischen der patroons aangenomen, maar door beperkende bepalingen zóó toegelicht, dat het recht van den arbeider gewaarborgd is. Maar nu volgt op dit spannende, droevige drama een bijna vermakelijk naspel. Beide partijen toch beweren de overwinning behaald te hebben. Een ontwikkeld man, die buiten de beweging stond, zei dezer dagen tot mij: ‘De patroons zijn als in een roes. Zij spreken over al wat zij gewonnen hebben en wij kunnen niet anders zien dan dat alles gebleven is zooals het was vóór den lockout.’ De ‘Sociaaldemocraat’, het orgaan der arbeiderspartij, jubelt luid over de behaalde overwinning, beweert dat de aanval der patroons volkomen is afgeslagen en de arbeiderspartij zeer gewonnen heeft in kracht en in sympathie bij het publiek. Het aantal der abonnés op dit orgaan is tot op 41.000 gestegen. Ik sprak met een patroon in de ijzer-industrie, die mij ter verklaring van het feit, dat de patroons eenstemmig den lockout hadden begeerd, staaltjes van het leven op de werkplaats vertelde, die aan de eene zijde mijn medelijden met de werkgevers deden toenemen, maar aan de andere zijde bewezen hoe verbazend de discipline en het gemeenschapsgevoel bij de arbeiders ontwikkeld is. Hij deelde mij o.a. meê, dat de arbeiders een onderling verbond gesloten hadden, dat geen van hen meer dan een bepaald loon verdienen mocht of meer dan een bepaalde hoeveelheid werk afleveren, ‘want anders zouden zij hun kameraden in den weg staan.’ Het is duidelijk, dat dit aanleiding kan geven tot een systematisch luieren, dat voor den werkgever, die bepaald werk op een vasten tijd moet afleveren, niet alleen irriteerend | |||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||
is, maar zelfs nootlottig worden kan, en dat het demoraliseerend op de arbeiders kan werken. Toch is er veel sympathieks in dat achterstellen van eigen belang ter wille van de gemeenschap. Werkeloosheid is naar men mij verzekert een verschijnsel dat in Denemarken zelden voorkomt, en een van de oorzaken hiervan is zeker deze wijze van optreden van de arbeiders. De patroons nu hopen in het gesloten verdrag een waarborg tegen dergelijke belemmeringen van den arbeid gevonden te hebben. Op dit oogenblik is het niet te beslissen of deze groote strijd den stand der zaken verbeterde of verergerde. Eerst langzamerhand, als de gisting voorbij is en de gezegende arbeid aller gemoederen tot rust gebracht heeft, zal dit kunnen blijken. Nu wordt er van beide zijden nog zooveel verbittering en vermoeidheid gevoeld. De toestand is en blijft hoogst ernstig. Over de stad ligt nog een zekere gedruktheid. De menschen op straat en in de trams zijn ernstig en stil. Ik woonde een feest bij van een arbeidsvereeniging waar voordrachten van allerlei aard werden gehouden; maar het lachen en het applaus was mat en gedempt. En onwillekeurig denkt men aan de woorden door een der leden van de Kamer van Eenheid, in een tijdschriftartikel vóór het sluiten van den lockout geschreven: ‘Zelfs al komen we tot een vergelijk, mogen we tevreden zijn als het een paar jaar stand houdt.’
Kopenhagen,
Margaretha Meijboom. |
|