De Gids. Jaargang 63
(1899)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De algeheele kosteloosheid van het lager onderwijs in Frankrijk.Ga naar voetnoot1)De wet van 16 Juni 1881, die de kosteloosheid van het lager onderwijs in Frankrijk voorschreef, kan men, wat hare wording en gevolgen betreft, uit drieërlei oogpunt beschouwen, en wel uit een financieel, een paedagogisch en een politiek oogpunt. Om hierin echter een juist inzicht te krijgen is het noodig ook nog eenige andere zaken in het oog te houden: in de eerste plaats de vele wetten, welke in korten tijd de wet op de gratuité gevolgd zijn en daarmede als het ware één geheel uitmaken, voorts de inrichting van het lager onderwijs en ten slotte de geschiedenis van de kosteloosheid zelve. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Toen de wetgever van de derde republiek het lager onderwijs wilde hervormen, bevond hij zich tegenover de wet van 15 Maart 1850. Deze wet, een legaat van de Assemblée Nationale, onderscheidde zich - hetgeen men misschien van de mannen van 1848 niet zou hebben vermoed - door de groote rol, die zij de kerk op het gebied van het lager onderwijs liet spelen. Dit bleek niet alleen uit het feit, dat zij hoogwaardigheidsbekleeders van de verschillende kerkge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nootschappen een plaats in de toeziende en besturende colleges inruimde, maar ook uit het leerprogramma, waarin artikel 23 l'instruction morale et religieuse vooraan plaatste. Niet minder merkwaardig was de gelijkstelling van den titel van bedienaar van den godsdienst bij een der erkende genootschappen (artikel 25), en nog sterker die van de brieven van gehoorzaamheid voor de onderwijzeressen, die deel uitmaakten van aan de opvoeding gewijde religieuse orden, met de akte van bekwaamheid, welke in het algemeen de bevoegdheid tot onderwijs geven verleende. Zelfs was in beginsel aangenomen, dat de gemeente voor iedere gezindte afzonderlijke scholen moest stichten (art. 36). Betalen van schoolgeld was regel, doch de gemeente was bevoegd uit eigen middelen een of meer kostelooze scholen te onderhouden. Steeds echter moesten kinderen, wier ouders buiten staat waren schoolgeld te betalen, de gelegenheid hebben het onderwijs gratis te genieten, en, indien de gemeente geen eigen school bezat, moest zij toch zorgen, dat die kinderen in een bijzondere school voldoende onderricht konden erlangen. Met enkele kleine wijzigingen, waaronder nog het meest belangrijk een wet van 1867 ten opzichte der kostelooze scholen, waarop wij later zullen terugkomen, was dit de regeling, die de hervormer van nà 1870 vond. In één woord: een groot deel van het onderwijs was in handen van de geestelijkheid. In het jaar 1878-1879 waren in Frankrijk van de 71517 scholen 19890 congreganist (hetgeen beteekent, dat het onderwijs er gegeven wordt door Roomsch-Katholieke priesters), waarvan 13205 openbare; men telde naast 64025 leeken-onderwijzers 46684 geestelijke, waarvan 26823 in de scholen van den Staat. Het is vooral deze toestand, waarin de nieuwe wetgeving op het onderwijs wijziging wilde brengen. De republikeinsche meerderheid was hoe langer hoe meer eene anti-clericale meerderheid geworden. Le cléricalisme, voilà l'ennemi! Dit beginsel mag men bij de studie van de Fransche onderwijstoestanden, en vooral bij het nagaan van haar ontstaan, geen oogenblik uit het oog verliezen, omdat het den sleutel geeft tot de beweegredenen, die tot het voorstellen en aannemen van bijna alle onderwijswetten na 1880 hebben geleid. De voornaamste dier wetten, welke voor de bestu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deering van de gevolgen der gratuité van belang zijn, zijn de wet van 28 Maart 1882 op de leerplicht en de organieke wet van 30 October 1886. De eerste verplichtte ieder ouder zijn kinderen van 6 tot 13 jaren naar een school, welke ook, te zenden of, indien hij ze thuis onderricht wilde laten geven, door een jaarlijksch examen van hunne vorderingen te doen blijken. Het verkrijgen van het certificat d'études primaires, het diploma der lagere school, waartoe reeds van af het elfde jaar gelegenheid bestond, onthief van de verdere verplichting tot schoolgaan. Tevens echter verbande die wet het godsdienstig onderwijs van de school en verving het door de ‘instruction civique,’ het onderricht in de staatsinstellingen, hetwelk tevens ten doel had den scholier tot een goed republikein te maken. De tweede wet, ook wel genoemd de wet op de laïcisatie - ik weet er geen goed Hollandsch woord voor - schreef voor, dat, behoudens de noodige overgangsbepalingen, in de openbare scholen het onderwijs uitsluitend aan leeken zou worden toevertrouwd. Die wet is thans, vooral wat betreft de meisjesscholen, nog niet geheel uitgevoerd. De oude drieledige formule, welke reeds vele wetgevers voor oogen had gezweefd ‘l'enseignement primaire laïque, gratuite et obligatoire’, was dus eindelijk doorgevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Laten wij thans nagaan, welke scholen onder het lager onderwijs vallen. De wet geeft gelegenheid het kind reeds van af zijn prilste jeugd aan den onderwijzer toe te vertrouwen. Op den laagsten trap toch vindt men de bewaarscholen, écoles maternelles, vroeger salles d'asile genoemd, welke de kinderen van 2 tot 6 jaar opnemen. Deze scholen zijn in de laatste jaren minder bloeiend. Tot 1886-'87 was het getal der inrichtingen en leerlingen steeds stijgende geweest; men vindt voor dat jaar 5882 scholen met 767.767 leerlingen. Het jaar 1891-'92 kan echter slechts wijzen op 706.579 leerlingen in 5411 scholen, eene vermindering, die deels te wijten is aan de laïcisatie (de openbare congegraniste scholen zijn van 1647 tot 853 verminderd), deels ook aan eene verandering in de wetgeving, waardoor gemeenten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met minder dan 2000 inwoners het recht op een rijkssubsidie voor die instellingen verloren. Dit heeft ten gevolge gehad dat vele dier scholen veranderd zijn in ‘classes enfantines’, die als regel openstaan voor kinderen van 4 tot 6 à 7 jaar. Deze klassen hebben geen afzonderlijk bestaan, zooals de ‘écoles maternelles’, doch vormen een aanhangsel van de gewone lagere school en staan onder dezelfde leiding. In het jaar 1895-96 was het getal der scholen echter weder tot 5646, dat der leerlingen tot 720,120 geklommen. Die scholen zijn voor de grootste helft (3057) van privaten aard, terwijl slechts 2091 leekescholen (waarvan 204 bijzondere) dááronder voorkomen. Van de leerlingen gaan 450,422 op de scholen van den Staat, terwijl in het geheel 357,433 kinderen op de leekescholen geplaatst zijn, waarvan slechts 9268 op private scholen. Het onderwijs bestaat, zooals de leeftijd der leerlingen doet verwachten, voornamelijk uit spelen, zingen enz. en voor de oudere kinderen ook uit de beginselen van lezen, schrijven en rekenen. De ‘école maternelle’ is dan ook daartoe in twee klassen gesplitst. Het eigenlijke lager onderwijs. de som van de voor ieder mensch onmisbare elementaire kundigheden, wordt gegeven in de ‘école primaire élémentaire’, die men met onze lagere school kan gelijkstellen. Over de inrichting en het programma dezer scholen zal ik later spreken, daar zij de kern van mijn onderzoek uitmaken. Daarop volgt het meer uitgebreid lager onderwijs, ‘instruction primaire supérieure’, gegeven deels in z.g. ‘cours complémentairs’, die weer een aanhangsel van de lagere school vormen, deels in speciale scholen, die al of niet ‘professionelles’ zijn; onder het laatste moet men niet verstaan de opleiding tot een bepaald vak, welke gegeven wordt in de z.g. ‘écoles manuelles d'apprentissage’, die sedert 1880 ook tot het lager onderwijs behooren, doch meer het geven van een zekere handigheid, een geschiktheid voor de industrie in het algemeen of voor een groep van ambachten. Het meer uitgebreid lager onderwijs neemt langzaam maar gestadig in bloei toe. Genoten in 1881-82 nog slechts 30,140 leerlingen, verdeeld over 570 scholen, dit onderwijs, in 1891-92 was hun getal gestegen tot 45,599, terwijl het getal inrichtingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer dan verdubbeld was. Voor het jaar 1895-96 vindt men een getal van 56,533 leerlingen, waarvan 48,180 in de Staatsscholen. Zij leiden, vooral de ‘écoles primaires supérieures’, de leerlingen op tot de meest verschillende bezigheden, en vele er van kunnen eene vergelijking met onze hoogere-burgerscholen wel doorstaan. Vooral munten uit de inrichtingen, die de stad Parijs met een onbekrompen mildheid gesticht heeft. Het zijn meestal prachtige gebouwen en de school J.B. Say, welke ik de gelegenheid had te bezichtigen, trof mij door hare ruime en keurig ingerichte localen. Ik zag er o.a. een kabinet van natuurlijke historie, zooals waarschijnlijk weinige onzer gemeenteraden het voor een inrichting van middelbaar onderwijs zouden aanschaffen, en een les over de oud-Grieksche literatuur, bij welke ik tegenwoordig was, toonde mij een diepte van onderricht, die ik aan een niet-klassieke inrichting verre was van te verwachtenGa naar voetnoot1). Niet minder degelijk zijn de scholen voor meisjes ingericht; zij leeren daar niet alleen alle mogelijke handwerken, maar worden ook opgeleid tot modemaaksters enz. Zoo'n school heeft haar vaste clientèle, waarvoor zij tegen billijken prijs japonnen, hoeden en dergelijke op bestelling maakt, een waar atelier dus. De winst komt ten bate van de stedelijke kas. Bovendien moeten de leerlingen om de beurt in de keuken werkzaam zijn. (Vele meisjes toch gebruiken het dejeuner tegen geringe vergoeding in de school, de armen zelfs kosteloos.) Men heeft in de ‘écoles primaires supérieures’ ook vaak het internaat, wat echter niet kosteloos behoeft te zijn en het ook gewoonlijk niet is, hoewel natuurlijk een ruim, volgens sommigen te ruim, getal beurzen voor velen de opleiding aan die scholen bereikbaar maakt. Om als leerling te worden toegelaten eischt de wet het ‘certificat d'études primaires,’ terwijl bovendien niet zelden, o.a. in de Parijsche meisjesscholen, wegens het onvoldoend aantal plaatsen een vergelijkend examen voorafgaat. Over de uitkomsten is men vrij wel tevreden en de vijfjaarlijksche statistieken, die ook mel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding maken van de verdere bestemming der leerlingen van die scholen, toonen dat zij in velerlei beroepen een plaats hebben gevonden. Velen, circa een 30 pCt., zijn in hunne familie teruggekeerd om een industrieele of commercieele loopbaan te volgen, anderen, een 15 pCt., zijn als ondergeschikten in die zelfde vakken werkzaam, weer anderen hebben een verdere opleiding willen genieten in ‘lycées’ of speciale vakscholen. Ten slotte behooren nog tot het lager onderwijs de normaalscholen, waarin zelfs het internaat kosteloos is. Wij kunnen echter deze, als uitsluitend dienende tot opleiding van onderwijzers, buiten beschouwing laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Het spreekt van zelf, dat al deze scholen onder een strenge administratie staan en aan een nauw toezicht onderworpen zijn. Beider inrichting is zeer ingewikkeld en kan onderscheiden worden naar de verschillende kringen, waarover zij hun werkkring uitstrekken. Aan het hoofd van het geheele onderwijs in Frankrijk, ‘l'Université de France’, staat de minister van onderwijs, bijgestaan door zijn ‘comité consultatif’ en vooral door den ‘conseil superieur’. Eerstgenoemd lichaam bestaat uit ambtenaren en is verdeeld in drie afdeelingen, waarvan die voor het lager onderwijs wordt voorgezeten door den Directeur de l'enseignement primaire, den onmiddellijk onder den Minister staanden ambtenaar van zijn Departement. Het heeft slechts over bepaalde onderwerpen advies te geven. Anders het tweede lichaam. Dit strekt zijn raadgevende en rechtsprekende werkzaamheid uit over alles, wat tot het onderwijs behoort, en is samengesteld deels uit door den president der republiek benoemde raden, deels uit leden, gekozen door de vertegenwoordigers der verschillende onderwijsgroepen. Tot de centrale ambtenaren behooren voorts de inspecteurs généraux, die, ten getale van 6, nu hier, dan daarheen worden gezonden om de goede uitoefening van het gewone toezicht na te gaan. Dan volgen de eigenaardige kringen, ‘académies’ genaamd, 17 in getal, waarin Frankrijk ten behoeve van het onderwijs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdeeld is. De aan het hoofd eener zoodanige académie staande ‘recteur’ heeft eveneens eenigermate toezicht en gezag over de lagere scholen, o.a. het goedkeuren der te gebruiken boeken, het benoemen van examencommissies enz. Een uitgebreide taak komt vervolgens toe aan de departementale autoriteiten. In ieder departement toch vindt men een inspecteur d'académie, in wiens handen de schooladministratie van het departement voor het grootste gedeelte gecentraliseerd is. Ook den prefect komen vele bevoegdheden toe, waarvan de belangrijkste is het recht van benoeming en verplaatsing der onderwijzers, op voordracht echter van den inspecteur d'académie en onder het oppergezag van den Minister van Onderwijs. De ambtenaren worden bijgestaan door een ‘conseil départemental’, samengesteld, behalve uit eenige officieele personen, uit door hunne collega's gekozen onderwijzers, en welks taak, behalve besturend en raadgevend, ook rechtsprekend is. Elk departement is verder verdeeld onder meerdere ‘inspecteurs primaires,’ die feitelijk het eigenlijke toezicht uitoefenen en in voortdurende aanraking met het onderwijs zijn. Voor de benoembaarheid tot dit ambt wordt het afleggen van een zeer zwaar examen vereischt. Verder zijn er nog meerdere autoriteiten, die echter allen slechts een zeer beperkte taak hebben. Zoo kan men nog noemen de ‘délégués cantonaux’, waarvan men in elk canton eenige aantreft en wier recht van inspectie zich niet verder uitstrekt dan over gebouwen en materieel. In iedere gemeente heeft ook de maire eenig toezicht, terwijl bovendien de wet op de schoolplicht van 1882 eene ‘commission scolaire municipale’ eischt, aan wie de zorg voor de nakoming dier wet is opgedragen. In zeer vele gemeenten, vooral op het platteland, fungeeren die commissies echter niet. Dan heeft men nog in vele departementen inspectrices voor de bewaarscholen en soms ook geneeskundige inspecteurs, wier toezicht echter, gelijk te begrijpen is, zich slechts uitstrekt tot het nagaan der zindelijkheid van de lokalen en het opvolgen van de regelen der gezondheidsleer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Naast het openbare onderwijs vindt men het bijzonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderwijs, waarvoor reeds sedert 1833 volkomen vrijheid bestaat. Het is steeds gedefinieerd als het onderricht in scholen, gesticht en onderhouden door particulieren of vereenigingen, terwijl de openbare scholen die zijn, welke gesticht en onderhouden worden door staat, departement en gemeente. Subsidie van overheidswege mag aan die scholen niet gegeven worden; indien zij die ontvingen, zouden zij het karakter van bijzonder onderwijs verliezen. Die bijzondere scholen genieten een zeer groote mate van vrijheid, en de keuze van methode, programma en leerboeken, behoudens die, welke als gevaarlijk voor moraal, constitutie en wet verboden zijn, staat geheel aan hare bestuurders. Alleen wordt kennisgeving van de oprichting vereischt, moeten de onderwijzers voldoen aan de wettelijke eischen van bekwaamheid, die in het algemeen dezelfde zijn als voor die van openbare scholen, is het houden van enkele registers den hoofden opgelegd en zijn zij onderworpen aan het toezicht der inspecteurs, die daar echter slechts eenen zeer geringen invloed kunnen uitoefenen en zich hoofdzakelijk moeten bepalen tot het waken tegen verwaarloozing der wettelijke voorschriften. De verschillende soorten van lagere scholen, die men bij het openbaar onderwijs aantreft, vindt men ook bij het bijzondere en eveneens de onderscheiding in leeke- en geestelijke scholen. Op dat punt merkt men echter bij het bijzonder onderwijs het tegenovergestelde op als bij het openbare. Verminderen bij dit laatste de geestelijke scholen en zullen zij daar op den duur geheel verdwijnen, bij het eerste verheugen zij zich in eenen steeds toenemenden bloei. Het zal misschien niet oneigenaardig zijn, hier de uitkomsten, welke de statistiek geeft, mede te deelen;Ga naar voetnoot1) zij verschaffen een interessant inzicht in den loop van het bijzonder en openbaar onderwijs, en zijn waarschijnlijk in Nederland niet algemeen verspreid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die cijfers spreken gedeeltelijk voor zich zelf. Men ziet er uit dat, wat het openbaar onderwijs betreft, het onderwijs door leeken voortdurend, hoewel in de laatste jaren langzaam en soms met kleine terugvallen, is toegenomen en het onderwijs, door geestelijken gegeven, gestadig en vrij snel vermindert. Dat het nog niet geheel en al verdwenen is, komt door de overgangsbepalingen, die voorschrijven, dat in departementen, waar sedert vier jaren de vereischte twee normaalscholen (voor iedere sexe één) bestaan, geen nieuwe benoeming van een geestelijk onderwijzer mag plaats hebben, en dat voor de jongensscholen binnen 5 jaren het geheele personeel uit leeken moest bestaan. Nu waren er in 1890 nog een achttal departementen, waar geen opleidingsschool voor onderwijzeressen bestond, terwijl de tweede bepaling evenmin geheel uitgevoerd is; in 1891-'92 waren er nog 55 openbare jongensscholen met geestelijk personeel, in 1894-'95 nog slechts 7. Het omgekeerde verschijnsel vindt men bij het bijzonder onderwijs. Daar neemt men een gestadige en percentsgewijze vrij sterke afneming van het leekenelement en een niet minder belangrijke toeneming van het onderricht door geestelijken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar. Dit laatste is zeer verklaarbaar. Een wet kan het godsdienstig gevoel niet plotseling wijzigen, en het is dan ook zeer begrijpelijk dat voor meer dan de helft der gelaïciseerde openbare scholen bijzondere scholen verrezen, die vaak bijna al de vroegere leerlingen der openbare school tot zich trokken. Men vindt dan ook dorpen, waar de openbare school - dit werd mij door hooggeplaatste onderwijsautoriteiten, ijverige voorstanders van het openbaar onderwijs, verzekerd - twee of drie leerlingen bevat, soms geen anderen dan de kinderen van den onderwijzer. Uit de noten, bij de statistische opgaven gevoegd, ziet men, dat vooral voor de meisjes, meer dan voor de jongens, het onderricht door geestelijken gezocht wordt. Men heeft de gevolgen der laïcisatie speciaal door de commissie voor de statistiek doen onderzoeken. Haar rapport loopt, voor zoover schrijver dezes bekend is, over de jaren 1879 tot en met 1888. In dien tijd zijn er 5045 scholen gelaïciseerd, terwijl 2839 bijzondere scholen in concurrentie met deze werden geopend. De meer of minder sterke mededinging verschilt plaatselijk Er zijn streken, waar de laïcisatie geen oprichting van bijzondere scholen ten gevolge had; in andere werd ongeveer de helft der gelaïciseerde scholen in bijzondere herschapen; in weer andere riep bijna iedere laïcisatie een bijzondere school in het leven. Die 5045 scholen hadden in 1879-'89 bijna 650000 leerlingen, terwijl zij in 1889-'90 er slechts 495000 telden en de 2839 bijzondere scholen ongeveer 355000 leerlingen hadden;Ga naar voetnoot1) wel een bewijs hoezeer het doordrijven der laïcisatie het openbaar onderwijs deed afnemen. Voor verreweg het grootste gedeelte is het bijzonder onderwijs dus van een godsdienstig karakter doortrokken. Van de 1000 leerlingen waren er in 1891-'92 116 in de leekescholen en 884 in de broederscholen en in 1895-'96 ongeveer 97 in de leeke- en 903 in de broederscholen, terwijl voor het openbaar onderwijs die cijfers respectievelijk 877 en 123, en 898 en 102 zijn; dus bijna de omgekeerde verhouding. Wat het aantal scholen betreft is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die verhouding ongeveer dezelfde en het is niet oneigenaardig, dat men in het jaar 1892 voor het openbaar onderwijs ongeveer dezelfde cijfers had als 50 jaar vroeger, in 1843. In dat laatste jaar trof men op 100 openbare scholen aan 89.2 leekeninrichtingen en 10.8 congreganiste; in 1891/92 waren die cijfers 90 en 10. Daarentegen zijn in die 50 jaar voor het bijzonder onderwijs de cijfers juist omgekeerd geworden; in 1843 waren van de 100 bijzondere scholen 82.6 leekenscholen en 17.4 congreganiste, in 1892 respectievelijk 22.6 en 77.4. Die verschillen hebben zich in de laatste jaren nog meer geaccentueerd. Zoo was over 1895/96 de verhouding bij de openbare scholen 91.7 leekescholen tegenover 8.3 congreganiste, bij het bijzonder onderwijs respectievelijk 18.6 tegen 81.4. Ten opzichte van het schoolgeld bestaat er groote verscheidenheid tusschen die congreganiste scholen, daar zij het bedrag naar willekeur kunnen bepalen. In de meeste, die bestemd zijn om dezelfde plaats te vervullen als het openbaar onderwijs, wordt òf geen schoolgeld geheven òf een laag, tot ongeveer 3 francs per maand. Daarnaast echter vindt men scholen, bestemd voor andere klassen der maatschappij, die een tamelijk hoog schoolgeld heffen en, vooral voor meisjes, dikwijls kostscholen zijn. Het spreekt van zelf, dat het schoolgeld ook in die inrichtingen weer verschilt naar hare bestemming. Soms zelfs strekken zij hun onderwijs verder uit dan het gewone lager onderwijs en geven zij de z.g. instruction complète, het totaal van alles, wat een jong meisje uit den beschaafden stand al zoo kennen en weten moet, tot muziek en dans toe. Zij zetten het onderwijs voort tot ongeveer het achttiende jaar, en het heeft wel eenige overeenkomst met het meer uitgebreid lager onderwijs. Naast die overwegend groote hoeveelheid onderwijs door Roomsch-Katholieke geestelijken gegeven, vindt men nog een niet geheel te verwaarloozen aantal leerlingen, in bijzondere scholen door leeken onderricht. Voor een zeer klein gedeelte is ook dit onderricht van een godsdienstigen geest vervuld. Dit vindt zijn oorsprong in het oude programma der openbare school, waarin ook het godsdienstonderwijs was opgenomen. Wel eischte de wet, dat voor de niet-Katholieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezindten speciale scholen zouden worden opgericht en trof men ook inderdaad te Parijs scholen aan, waar van staatswege onderricht in den Protestantschen en Israëlietischen godsdienst gegeven werd, maar zij waren weinig talrijk, zoodat het noodig was daarnaast bijzondere scholen te stichten. Deze werden, daar het onderwijzend personeel uit leeken bestond, tot de ‘écoles laiques’ gerekend, maar zijn thans grootendeels verdwenen. Men vindt nog wel private Protestantsche en Israëlietische scholen, doch het zijn sleehts weinige. Van de laatste soort zijn er nog maar enkele over, en ook de Protestantsche bevolking is, naar mij indertijd een gewezen Protestantsch geestelijke, die later een der hoogste onderwijsposten bekleedde, mededeelde, met het programma der openbare school tevreden en wenscht onderwijs en godsdienst te scheiden. De bedoelde scholen zijn gewoonlijk betalend, doch met een gering schoolgeld en men is er vrijgevig om behoeftigen kosteloozen toegang te verschaffen. Zij staan op één lijn met de openbare lagere school. De groote massa echter van de bijzondere leekenscholen is los van eenig godsdienstíg bijoogmerk, en is, het spreekt van zelf, betalend. Een gedeelte dier scholen onderscheidt zich in niets van de openbare lagere scholen dan dat zij betalend en.... minder goed zijn. Het daar geheven schoolgeld is laag en gewoonlijk ongeveer overeenkomend met het bedrag, dat vroeger op de openbare school geëischt werd. Deze scholen verminderen voortdurend, omdat zij de concurrentie tegen de zooveel beter ingerichte openbare inrichtingen niet kunnen volhouden. De leerlingen zijn ongeveer van denzelfden stand als in de ‘école publique’, en de enkele inrichtingen van die soort, welke ik bezocht, gaven een vrij treurigen en vervallen aanblik, en konden een vergelijking met de bloeiende openbare scholen niet doorstaan. Daarnaast echter vindt men bijzondere scholen, die een gansch andere bestemming hebben en een hoog schoolgeld eischen. Zij worden bezocht door de meest gegoede klassen, nemen leerlingen in de kost, en geven vaak hun onderwijs in den vorm van de z.g. ‘petits cours’, vooral voor meisjes. De kinderen worden daar niet den geheelen dag op school gehouden, maar volgen slechts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkele uren per week bepaalde lessen, waarbij zij worden vergezeld door moeders of gouvernantes. Het huisgezin moet dan - wat bij de meestal kleine Fransche gezinnen niet al te moeilijk is - het ontbrekende aanvullen, terwijl trouwens ook de school zelf gelegenheid tot herhaling en aanvullen van het geleerde geeft. Over de waarde van dergelijk onderwijs voor zeer jonge kinderen wordt verschillend, en soms niet zeer gunstig geoordeeld. De meeste dier inrichtingen geven ook, tenminste voor meisjes, de ‘instruction complète’, waarbij de voordrachten en lessen gewoonlijk worden gegeven door leeraren van de ‘écoles primaires supérieures’, soms van ‘lycées’ of ‘collèges’ en een enkele maal van instellingen van hooger onderwijs. Meestal zijn die scholen tamelijk weelderig ingericht en bij een bezoek, dat ik aan enkele bracht, viel mij het verschil met de meer sober en eenvoudig ingerichte door geestelijke zusters gehouden scholen ten zeerste op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Het is thans het oogenblik de financiëele gevolgen na te gaan, welke de algeheele kosteloosheid van het lager onderwijs in Frankrijk heeft medegebracht. Daartoe is een vluchtige blik op de kostenverdeeling van het Fransche onderwijs noodig. De verplichte uitgaven voor het onderwijs bedroegen in 1880 ± 82 millioen francs, waarvan het grootste deel door de gemeenten, een kleiner deel door den Staat en een zeer gering gedeelte door het Departement werd betaald. De onderwijzers ontvingen als bezoldiging voornamelijk de opbrengst van het schoolgeld, dat in de verschillende scholen variëerde tusschen frs. 1.50 en frs. 3 per maand, met korting voor een abonnement van 10 maanden, terwijl hun voor iederen leerling, die kosteloos onderwijs genoot, een bepaald bedrag door de gemeente uitgekeerd werd. Daar, zooals men later zien zal, het aantal betalende leerlingen niet zeer groot was, had het jaar 1880 aan schoolgeld slechts ruim 16 millioen francs opgeleverd. Op het oogenblik, dat de algeheele kosteloosheid werd ingevoerd, bevond de Fransche schatkist zich in eenen bijzonder gunstigen toestand, zoodat men besloot niet alleen het door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invoering der gratuité teweeg gebracht verlies van schoolgeld door den Staat te doen dekken, maar bovendien den op de gemeenten gelegden druk ook op andere wijzen te verlichten, met dit gevolg, dat de in 1880 bestaande verdeeling der lasten reeds in 1882 was omgekeerd. In 1880 b.v. betaalden de gemeenten van de 82 millioen francs verplichte uitgaven ruim 54, de Staat slechts 20 millioen; in 1882 van de 94 millioen de gemeenten slechts 20 en de Staat 68 millioen, terwijl ook de bijdragen der Departementen nog verminderd werden. Na dien tijd zijn de uitgaven voor het onderwijs in Frankrijk voortdurend en ontzettend gestegen, hetgeen voor een groot deel moet worden toegeschreven aan de lotsverbetering der onderwijzers, wien, in plaats van een som per leerling, een vast tractement benevens de z.g. ‘indemnité de résidence’ werd toegekend, en voorts aan het bouwen van scholen. De verplichte uitgaven waren dan ook in 1895 reeds tot meer dan 163 millioen francs gestegen, doch men zal uit het voorgaande gezien hebben dat de invoering der kosteloosheid aan die stijging slechts een gering aandeel heeft gehad. Daar bovendien in 1881 Frankrijk in bijzonder gunstige finantiëele omstandigheden verkeerde, heeft de invoering der gratuité op dit punt geen moeilijkheden opgeleverd, terwijl ook in den loop der jaren bij de algemeene groote stijging der uitgaven voor het lager onderwijs het door dien maatregel gevorderde geld nauwlijks in aanmerking komt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.Laat ons nu onderzoeken, welken invloed de gratuité heeft uitgeoefend uit een paedagogisch oogpunt, waarbij wij tevens de gelegenheid zullen hebben nader op den politieken kant van de kwestie te wijzen. Onder de paedagogische zijde willen wij alles begrijpen, wat op het schoolbezoek en het onderwijs zelve betrekking heeft. Indien wij, Nederlanders, gewoon aan een systeem, dat van de algemeene kosteloosheid zoo ver mogelijk verwijderd is, vertrouwd geraakt met officieele klassescholen bij het lager onderwijs, waardoor, en vooral in de groote steden, de arme van den minder rijke en de minder rijke van den meer ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goede enz. in den regel streng gescheiden worden, ons eens voorstellen welk eene omwenteling de invoering der gratuité bij ons ongetwijfeld zoude teweegbrengen, dan zullen de meesten met eenige verbazing het antwoord vernemen, dat elk Fransch deskundige zal geven op de vraag naar de gevolgen van dienzelfden maatregel in Frankrijk. Bijna algemeen zal men daar van elk onderwijskenner het bescheid krijgen, dat de afschaffing van het schoolgeld noch op het maatschappelijk gehalte der leerlingen, die de openbare school bezoeken, noch op het onderwijs belangrijken invloed heeft uitgeoefend. En dit wordt begrijpelijk, als men de gestadige ontwikkeling van het stelsel der algeheele kosteloosheid in dat land nagaat. Het is als een beginsel der Fransche revolutie voor het eerst opgenomen in de constitutie van 1791, doch reeds in het jaar IV afgeschaft en vervangen door een stelsel van betaling van schoolgeld, waarvan slechts ¼ der kinderen mocht worden vrijgesteld. Latere wetten erkenden het evenmin, totdat het, hoewel zonder gevolg, in 1848 door Carnot weder werd opgevat. Het was een lievelingsdenkbeeld van keizer Napoleon, doch ook hij kon het, hoewel krachtig gesteund door den bekenden minister Duruy, niet ten uitvoer brengen, en evenmin hadden latere pogingen tot 1881 toe gevolg. Ondertusschen nam het aantal kinderen, die kosteloos onderwijs genoten, steeds toe. In 1834 vormden zij slechts 22.8 % van het totaal der leerlingen, doch dit getal steeg voortdurend tot 1850, in welk jaar het bijna 40 % bedroeg. Het bleef na dit jaar langen tijd ongeveer gelijk, soms zelfs met kleine terugvallen, omdat men, bevreesd voor den invloed, dien het groot aantal niet-betalenden op de toch reeds kleine onderwijzerstractementen uitoefende, den prefecten opgedragen had een maximum te stellen voor het aantal gratis toe te laten scholieren. Minister Duruy hief in 1867 dit voorschrift op en terstond steeg het getal ‘gratuits’ aanmerkelijk. In 1867 was het nog maar 41.4 % van het aantal schoolgaanden geweest, in 1872 was het reeds 54 %, in 1876 57.4 %, in 1878-'79 60 %, in 1879-'80 63 %, in 1880-81 66 %. Bij de invoering van het kostelooze onderwijs betaalden dus reeds ⅔ der leerlingen geen schoolgeld. Natuurlijk waren die meer dan 2,500,000 niet betalende scho- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieren niet allen kinderen van inderdaad behoeftige ouders, daar men met het geven van vrijstelling zeer vrijgevig was; doch het spreekt evenzeer vanzelf dat zij niet tot de meest gegoede families behoorden. Daar alle openbare lagere scholen gelijk stonden, zaten de betalende leerlingen in de verschillende scholen tusschen de niet-betalenden in. Tot welke maatschappelijke klasse behoorden nu die betalende kinderen? Naar men mij verzekerd heeft, tot den werklieden- en den kleinen burgerstand, als kleine winkeliers, beambten van lageren rang bij de regeering of bij particuliere inrichtingen enz., natuurlijk in hoofdzaak en in het algemeen genomen; een enkel kind uit de meer gegoede of ontwikkelde klassen liep wel eens onder de anderen door. Welnu, in deze formatie heeft de invoering der algeheele kosteloosheid geen verandering gebracht. En dit is ook eenigszins te begrijpen. Waar de ‘gratuits’ reeds een zoo belangrijk deel van de schoolbevolking uitmaakten en over alle scholen verspreid waren, spreekt het haast van zelve dat de invoering der algeheele kosteloosheid weinig andere uitwerking kon hebben dan de nog betalende bevolking der openbare scholen mede tot ‘gratuits’ te maken. Zij, die er geen bezwaar in hadden hunne kinderen tegen betaling van schoolgeld met een overgroot aantal niet-betalenden in ééne klasse te doen aanzitten, zullen er zeer zeker geen bezwaar tegen gehad hebben, hunne kinderen óok kosteloos daarmede omgang te doen houden. Een onderzoek kan de juistheid hiervan al heel spoedig bewijzen. Officieele opgaven omtrent de bevolking der scholen bestaan er niet, doch men kan van dit punt op de hoogte komen op twee wijzen, welke ik beide heb aangewend. De eerste is de opinie te vernemen van personen, die de toestanden kennen. Ik had het genoegen hierover van gedachten te kunnen wisselen met menschen van allerlei slag, met onderwijsautoriteiten van verschillenden rang, met personen, die aan het hoofd staan van de beweging voor godsdienstig onderwijs, met hoofden en onderwijzers van openbare en bijzondere scholen, met huisvaders en andere particulieren. En het antwoord van allen was hetzelfde. De personen, die gebruik maken van het kosteloos openbaar lager onderwijs, zijn natuurlijk vooreerst de onvermogenden, verder de werklieden-stand, en, zooals gezegd, de kleine bur- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerstand, waarvan velen echter zeer goed een geringe bijdrage zouden kunnen betalen. Diezelfde bevolking vindt men ook in de congreganiste-scholen, voor zoover zij kosteloos zijn of slechts een kleine bijdrage vragen. De bevestiging hiervan verkrijgt men door een bezoek aan de scholen, waarvan ik het voorrecht had tijdens mijn verblijf te Parijs niet weinige en van alle soorten te bezichtigen. Vooreerst door het uiterlijk der kinderen zelf. Het is toch zeer goed te zien dat de leerlingen deel uitmaken van die maatschappelijke klassen, die van elkander - de weinige bepaald havelooze kinderen uitgezonderd - in het algemeen niet zoo heel ver verwijderd zijn, en dat zij niet tot de allerrijksten behooren; wat een groot contrast oplevert met hetgeen men in de dure bijzondere scholen aantreft. Nog meer zekerheid krijgt men echter, als men de registersGa naar voetnoot1) inziet, die de hoofden van scholen houden. In die registers worden geboekt de namen der kinderen benevens woonplaats en beroep der ouders, waarbij vaak bij het verlaten der school opmerkingen omtrent karakter, gedrag en vorderingen der leerlingen worden gevoegd. Welnu, als men de opgaven in die lijsten nakijkt, dan vindt men als beroep vermeld: koetsier, concierge, werkman, beambte, winkelier enz., en indien men den onderwijzer, die meestal zijn leerlingen zeer goed kent, om nadere specificatie van die beide laatste groepen vraagt, dan zal men bijna altijd vernemen, dat de beambte een loopknecht of bediende is, en de winkelier slechts een klein zaakje heeft. Natuurlijk vindt men wel eens uitzonderingen, doch zij zijn te sporadisch om veel gewicht in de schaal te kunnen leggen. Zoo toonde men mij in één school met zekeren trots den zoon van een dokter, elders het kind van een chef de bureau der spoorwegen, maar het blijven groote zeldzaamheden. Ook treft men niet in alle scholen hetzelfde aan; er zijn gedeelten van Parijs, waar de kinderen van werklieden of behoeftigen - malheureux noemen de Franschen ze op treffende wijze - de meerderheid uitmaken, in andere heeft het burgerelement de overhand. In één school vooral leek mij de klasse der kinderen iets hooger; dit was in de z.g. ‘école annexe’. Aan iedere normaalschool toch is een gewone lagere school ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bonden, waar men steeds de besste onderwijzers plaatst, omdat zij als voorbeeld moeten strekken voor de leerlingen der normaalscholen, die tot hun vorming beurtelings als kweekeling die lessen moeten bijwonen, in den trant ongeveer van de leerscholen verbonden aan de kweekscholen hier te lande. Bovendien kan zoo'n school steeds beschikken over het aanzienlijke materiaal voor aanschouwelijk onderwijs der normaalschool, zoodat het onderwijs daar gewoonlijk op hoogen trap staat. Vele ouders, die dan ook anders wellicht hun kinderen niet naar de openbare school zouden gezonden hebben, sturen ze wel naar deze, gelokt door het bijzonder goede onderricht. Men heeft gepoogd voor de Parijsche openbare scholen een statistiek op te maken van de maatschappelijke positie der ouders. Men vindt haar in het reeds genoemde half-officieele werk van den heer Deplon over het lager onderwijs te Parijs. Zij geeft de volgende uitkomsten:
Men ziet, veel licht verschaft dit niet. Vooral de vier eerste categorieën zijn vrij vaag; welken post bekleeden die beambten; hebben de patroons groote zaken? Het spreekt van zelf, dat men in een statistiek dit alles niet tot in het oneindige splitsen kan, maar daarom heeft men aan zulk een opgave ook weinig. De schrijver, die alles behalve de resultaten van het onderwijs door een donkeren bril beschouwt, haast zich er bij te voegen dat die employés zoo goed als allen geringe posten bekleeden, en ook die patroons tot de kleine luiden behooren. Over de eerste categorie zwijgt hij, maar hij had er gerust bij kunnen voegen, dat het daarbij hetzelfde is. Ik heb tenminste meermalen op de reeds besproken registers een ‘homme de lettres’ of een ‘savant’ aangetroffen, die bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
navraag bleek een bedeelde te zijn. Tot die groep behooren verder ook de kinderen der onderwijzers, zoodat die afdeeling bij nader onderzoek niet die beteekenis heeft, welke de eenigszins weidsche benaming zou doen verwachten. De eenige openbare lagere scholen in Parijs, waar men inderdaad enkele kinderen uit de rijkere standen aantreft, zijn de reeds genoemde ‘écoles primaires supérieures’. Daar zij een zeer goede opleiding voor den handel zijn, zenden de leden van de ‘haut commerce’ wel eens hun zonen daarheen. Men heeft mij echter sub rosa medegedeeld, dat dit sedert en door de kosteloosheid eenigszins verminderd is. Zekerheid hieromtrent kon ik niet verkrijgen; het werd mij eenigszins in vertrouwen door een ambtenaar verteld, echter met de bijvoeging, dat men dit als een ietwat onaangename zaak liever niet weten wilde en de directeuren dier inrichtingen, als ik er naar vroeg, die mogelijke vermindering van leerlingen aan andere oorzaken zouden toeschrijven. Wat ook uitkwam! Aldus is het te Parijs, maar ook elders. In de groote steden, waar men keus van scholen heeft, spreekt het bijna van zelf, dat de toestand niet verschillend is, maar ook in de kleinere plaatsen vindt men bij de gegoede standen een tegenzin tegen de openbare school. Wie het betalen kan, zendt zijn kind elders. Ik had hierover nog meer uitvoerige gegevens uit twee plaatsen met geheel tegenovergesteld karakter, uit een kleine fabrieksplaats in het Noorden, Commines, en uit een provincieplaatsje niet ver van Parijs, Villers Cotterets, en in beide is de toestand geheel dezelfde als te Parijs en in de groote steden. Op het eigenlijke platteland, in de gehuchten, waar men veelal slechts één school heeft, en waar de nabij gelegen stad vaak ver verwijderd of moeilijk te bereiken is, moet men van den nood wel een deugd maken, en is het minder gemakkelijk zijn kinderen weg te zenden. Wie het echter daar maar even doen kan, verzuimt het evenmin. Waar genieten nu de kinderen uit de gegoede standen hun opleiding? Voor een klein gedeelte te huis, - en dat natuurlijk meestal slechts bij de zeer rijke personen - van een gouverneur of huisonderwijzer. De groote massa echter wordt onderricht, hetzij in de reeds beschreven bijzondere leeke- en geestelijke scholen, hetzij in de inrichtingen van ‘enseignement secondaire’, de ‘lycées’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de ‘collèges’. Die scholen, welke voor het grootste deel met onze gymnasiaGa naar voetnoot1) gelijk staan, trekken de kinderen reeds zeer vroeg aan zich. Niet alleen toch dat met het eigenlijke middelbare onderwijs reeds op jeugdiger leeftijd dan hier te lande een aanvang kan gemaakt worden, die scholen hebben ook alle de z.g. classes primaires, die het kind reeds op zijn zesde jaar opnemen, en dan ongeveer hetzelfde onderwijs doen genieten als de lagere school, tegenwoordig vaak zelfs van onderwijzers, die slechts de bevoegdheid tot het geven van lager onderwijs hebben. Het bezoek van die classes primaires wordt bovendien in de hand gewerkt door het feit dat de lagere school niet aan de école secondaire aansluit, de overgang dus lastig is en tijdverlies veroorzaakt of privaatlessen noodig maakt, zoodat dit er toe bijdraagt, dat zij, die bestemd zijn later de intellectueele krachten van het land uit te maken, niet dan hoogst zelden van de lagere school gebruik maken.Ga naar voetnoot2) Toch houde men in het oog, dat, wat betreft de vermenging der standen in de school, Frankrijk verder is dan wij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men vindt daar ten minste niet, wat men bij ons nog zoo veel aantreft, de armenscholen, waar de kinderen van on- of zeer weinig vermogenden zorgvuldig afgezonderd worden gehouden, maar men heeft er een vrijen omgang van die ongelukkigen met makkers uit meer gegoede gezinnen, wat een allergunstigsten invloed uitoefent. Dat is echter niet zoozeer het gevolg van de gratuité als wel van de verbanning der officieele klassescholen. Hoe komt het echter dat de meer gegoede klassen het openbaar lager onderwijs zoo ongunstig gezind zijn? Dit heeft twee oorzaken. De eerste is de reeds genoemde gebrekkige aansluiting met het middelbaar onderwijs. Men moge vrij beweren, dat de kinderen, die de lagere school hebben doorloopen, beter onderlegd zijn dan de leerlingen der ‘classes primaires’ van de ‘lycées’, dit neemt niet weg dat het bezoek aan de eerstgenoemde inrichting het kind een paar kostbare jaren doet verliezen. Gewoonlijk zijn het dan ook slechts de boursiers, die van de lagere op de middelbare school overgaan. De tweede reden is het gebrek aan een waar democratisch gevoel. In Frankrijk (en zou het alleen dáar zijn?) voelt de rijkere zich nog maar al te vaak de betere, en houdt er niet van dat zijn kinderen met die van zijn bediende te zamen op school zitten. En tegen zoo iets helpen natuurlijk geen wetten, tenzij men tot een streng en allicht impopulair dwangsysteem zijn toevlucht zou willen nemen! Groote moeilijkheden, veroorzaakt door den verschillenden stand der kinderen, hebben zich dan ook niet voorgedaan. Men vergete daarbij niet dat de kinderen uit de alleronderste lagen der maatschappij, van vagebonden etc. niettegenstaande de leerplicht, toch nog al te vaak uit de school wegblijven en trouwens dikwijls moeilijk te vinden zijn. Zoo waren er in 1887 in Parijs nog 5000 kinderen, die geen onderricht genoten (volgens een becijfering in het genoemde werk van den heer Deplon). Ik heb mij echter trachten te vergewissen of het samengaan met zeer arme kinderen geen slechten invloed uitoefent op de leerlingen uit de burgerklassen. Vooreerst wat betreft goede manieren en zindelijkheid, waren de deskundigen het er algemeen over eens, dat er geen aanleiding bestond om over eenen ongunstigen invloed te klagen. Er is bovendien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weinig gelegenheid toe, verzekerde men mij, daar het toezicht in de school zeer streng is, terwijl na schooltijd de kinderen buurtsgewijze door een onderwijzer worden thuisgebracht. Na afloop van het onderwijs verzamelen alle kinderen zich bij klassen in de overdekte speelplaatsen. Op een door den hoofdonderwijzer gegeven teeken lossen de verschillende klassen zich op om zich naar de woonplaatsen te groepeeren en verlaten in militairen stap het gebouw. Dit geschiedt ook in de meeste bijzondere scholen, en ieder, die van Parijs meer kent dan de groote boulevards, zal vaak die aardige, steeds kleiner wordende optochtjes hebben ontmoet. In de school zelf worden natuurlijk ook beleefdheid en goede manieren zooveel mogelijk aangekweekt en indien de hoofdonderwijzer of iemand anders de klasse bezoekt, zullen steeds op een gegeven teeken alle leerlingen opstaan. Aan den anderen kant haastte men zich om mij te verzekeren dat de omgang en het samenzijn met meer bevoorrechten den minder beschaafden kinderen zeer veel goed doen. Heeft men te kampen met moeilijkheden van hygiënischen aard? Evenmin beweerde men en ik geloof het gaarne. Het trof mij, dat het getal haveloos uitziende kinderen, zelfs onder hen, die tot de allerarmsten behooren, zeer gering was. Dit komt voor een groot gedeelte door de practische kleeding, die men bij bijna allen aantreft, bestaande uit een lange donker gekleurde blouse, in den trant van het door een Fransch parlementslid zoo bekend geworden gewaad van den Franschen werkman, en welke vaak met succes als cachemisère dienst doet. De onderwijzers verzekerden mij ook dat een weerzinwekkende vuilheid der kleeding tot de groote uitzonderingen behoort. Op zindelijkheid van het lichaam wordt trouwens streng gelet. Zoo schrijft het Parijsche schoolreglement voor dat de jongens het haar kort geknipt moeten houden, en bij den aanvang der lessen, evenals na den speeltijd, de handen moeten wasschen. Ook daaraan wordt streng de hand gehouden: de diverse kinderhandjes worden onderzocht en de smeerpoetsen wederom naar de pomp gestuurd, hetgeen onder de kinderen als een schande geldt. Het leerplan voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lagere school schrijft dan ook ‘soins d'hygiène et de propreté’ voor als een deel van de éducation physique.Ga naar voetnoot1) Ook wat de school zelve betreft, tracht men zooveel mogelijk de eischen der hygiene na te leven. Het zijn vooral de nieuwe scholen, meest flinke ruime gebouwen, gewoonlijk vereenigd tot een z.g. ‘groupe scolaire’, die dan een jongens-, een meisjes- en een bewaarschool omvat. Gelijkvloers vindt men in den regel geen schoollokalen (die zijn op de eerste en tweede verdieping) maar een ruime open speelplaats en een overdekte ruimte, waarin 's winters of bij slecht weder de lichaamsoefening en worden gehouden. De lokalen zijn gewoonlijk frisch, en hoewel de legendaire Hollandsche huismoeder wellicht over de zindelijkheid niet altijd tevreden zoude zijn, voldoen ook op dit punt de scholen toch aan billijke eischen. Heeft men soms wat het onderwijs zelf betreft te klagen dat de leerlingen uit den kleinen burger- of den gezeten werkmansstand in paedagogisch opzicht schade ondervinden van het samenzitten met kinderen van on- of zeer weinig vermogenden? Men was eenstemmig in de verzekering van het tegendeel; vooreerst meende men niet dat de intelligentie bij de eene categorie in het algemeen hooger was dan bij de andere, maar voorts was het onderwijs er op ingericht dat allen het zooveel mogelijk konden volgen. Het leerplan is officieel verdeeld in drie afdeelingen: de ‘éducation physique, intellectuelle et morale’. De ‘éducation morale’ is het zwakke punt van het programma en er is dan ook geen leervak, wat moeilijker te reglementeeren is en waar het meer op de persoonlijken gaven van den onderwijzer aankomt. Dit deel van het onderricht staat dan ook bloot aan allerlei aanvallen en de meeningen over de waarde er van loopen sterk uiteen. Bij de meeste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begrootingsdebatten wordt het hevig gecritiseerd vooral door clericalen en socialisten. De ‘éducation physique’ onderscheidt zich, behalve door de zorgen voor hygiene en gymnastiek, welke voornamelijk uit oefeningen op de plaats bestaat, door den handenarbeid voor jongens. In de laagste klassen bestaat dat uit niet veel meer dan papiervouwen en dergelijk fröbelwerk, maar in de hoogere klassen uit oefeningen in schaven, zagen, ijzerbearbeiding en dergelijke, geschikt om den aanstaanden werkman reeds vroeg eenige vaardigheid in het hanteeren van zijne gereedschappen te geven. In menige school trof ik daartoe een speciaal ingericht lokaal aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Waarom heeft men toch de algeheele kosteloosheid ingevoerd? Hiermede zijn wij gekomen bij de politieke zijde der kwestie. De gratuité was tot niets anders bestemd, tenminste voor den wetgever van 1881, dan een der wapenen te zijn in den strijd tegen den invloed van de kerk op het onderwijs. Men kan dit het best begrijpen, indien men de debatten naleest, die over de wet van 1881 gevoerd zijnGa naar voetnoot1). Men gevoelde dat de kosteloosheid, hoe onschuldig schijnbaar ook, de eerste stap was tot de neutraliseering der openbare school en daarom vindt men reeds in de korte woordenwisseling over die wet een hartstocht, die de lezing der debatten meer aantrekkelijk dan leerzaam maakt. De openbare school kosteloos - en twee gevaren waren voor het godsdienstig onderwijs geschapen: het eene de verscherpte concurrentie voor die scholen, welke wegens de voorschriften der orde, waartoe zij behoorden, kosteloos waren; het andere de zware en ongelijke strijd voor die scholen, voor welker bestaan betaling van schoolgeld onmisbaar was. Dat deze vraag van politiek de kern van de kwestie uitmaakte, werd mij dan ook door een voor eenigen tijd overleden oudafgevaardigde, die bij een der latere onderwijswetten als rapporteur een groote rol gespeeld heeft, nadrukkelijk verzekerd. Trouwens dat de afschaffing van het schoolgeld de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klassen der bevolking tot elkander zoude brengen, vindt men in de mondelinge gedachtenwisseling nauwlijks gereleveerd en ook de paedagogische argumenten waren weinig doeltreffend. Van de zijde der tegenstanders werd voornamelijk aangevoerd de op zich zelve niet onjuiste psychologische opmerking, dat men aan de zaken, welke te-geef zijn, in den regel weinig waarde hecht, en daarom het kosteloos onderwijs minder trouw zou worden gevolgd.Ga naar voetnoot1) Het klinkt vreemd, dat zij daarbij tevens het behoud hunner eigen kostelooze scholen verdedigden, maar bovendien is de onjuistheid van dit argument door de praktijk duidelijk aangetoond. Indien die bewering toch juist ware, dan zou dit moeten blijken door eene vermeerdering van het schoolverzuim. Welnu, deze is uitgebleven! Dit werd mij niet alleen door alle autoriteiten verzekerd, maar het bleek mij ook bij het nagaan van de lijsten van verzuim in de verschillende openbare scholen, waar dit euvel merkwaardig weinig woedt, wellicht minder dan in de bijzondere. En men kan dit niet ontzenuwen door te verwijzen naar de bij de wet van 1882 ingevoerde leerplicht, daar de uitvoering dier wet wel het een en ander te wenschen overlaat.Ga naar voetnoot2) Het beweren der voorstanders dat het betalen van schoolgeld eene ongelijke behandeling der leerlingen in het leven roept, kon door hen met niet één voorbeeld uit de openbare leekescholen gestaafd worden en vervalt trouwens bij eene goede regeling der tractementen.Ga naar voetnoot3) Het meest houdbare argument dat ik heb hooren aanvoeren was nog dat er steeds eene breede schare van personen is, die op de grens staat van het al of niet vrijstellen van de betaling der bijdrage of die het eene schande vindt daarom te verzoeken, personen, die dan schoolgeld zouden betalen, terwijl dit voor hen eene onbillijkheid ware. Het afschaffen van het schoolgeld lijkt mij echter meer een doorhakken dan een oplossen van deze moeilijkheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resumeerende vinden wij bevestigd dat de invoering van de kosteloosheid in Frankrijk bijna geene gevolgen gehad heeft. Vermenging der klassen is er niet door verkregen, het onderwijs zelfs is er noch door verbeterd noch door verslechterd. Het is niet beter of slechter in de bijzondere betalendeGa naar voetnoot1), dan in de openbare kostelooze scholen. Men zal verder uit al het voorgaande begrepen hebben, dat voor ons op dit punt uit de Fransche toestanden weinig te leeren valt, omdat de ontwikkeling der kosteloosheid en de toestand, die er aan voorafging (het ontbreken van klassescholen), in Frankrijk gansch anders waren, dan zij thans bij ons zijn. Terwijl voor Frankrijk de invoering der kosteloosheid slechts een betrekkelijk kleine stap was in de richting, waarin zich het openbaar lager onderwijs sedert langen tijd had bewogen, zoude dit zelfde voor ons in de eerste plaats nederkomen op de afschaffing van het klassestelsel, hetwelk thans bijna overal heerscht. Nu meen ik, dat het betwijfeld mag worden of men hier te lande zooveel democratischer is dan in Frankrijk en of de uit dien maatregel volgende gelijkstelling der verschillende scholen de meer gegoeden er toe zoude bewegen hunne kinderen met die der armen te doen samengaan. En die vermenging der verschillende standen in de school is toch het ideaal, hetwelk de voorstanders van invoering der algeheele kosteloosheid hopen te verwezenlijken. Daar ik echter slechts eene uiteenzetting van het Fransche stelsel en van de geschiedenis en werking daarvan heb willen geven, meen ik het trekken van conclusies daaruit met het oog op de toestanden ten onzent aan meer bevoegden te mogen overlaten.
Mr. L.E. Visser. |
|