Bibliographie.
‘Het Zonde-kind’ door H.J. Schimmel. Schiedam, H.A.M. Roelants. 1898.
Dat Hendrik Jan Schimmel den 30en Juni 1823 s'est donné la peine de naître en den 30en Juni 1898 zich de moeite gegeven heeft vijf-enzeventig jaar oud te worden - wat enkele leden der Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, die hem als ‘een goed merk’ waardeeren, aanleiding gaf tot een buitengewoon huldebetoon - is zeker minder merkwaardig dan dat de grijze romanschrijver, die pas twee jaar geleden in Jan Willem's Levensboek ons van eenige belangrijke herinneringen uit zijn leven de boeiende beschrijving gaf, nog op zijn hoogen leeftijd lust en kracht heeft gevonden tot het schrijven van een uitvoerigen roman als Het Zonde-kind.
Het is de geschiedenis van een onechten knaap, kind van een verloren zoon uit het oud adellijk geslacht der Van Boekenrodes, of liever, niet in de voornaamste plaats de geschiedenis van dat kind - al wordt ons ook zijne ontwikkeling van Hein den haveloozen verwaarloosden vondeling tot Henri den knappen, ontwikkelden, eleganten jonkman van goeden huize in alle bijzonderheden geschetst - maar veeleer die van de freule Van Boekenrode; de geschiedenis van de ‘IJsfreule,’ zooals zij in de wandeling genoemd wordt, en van hare langzame ontdooiing.
Maak aanmerking, als ge er lust toe gevoelt, op het ouderwetsch romantische van het punt van uituitgang: de havelooze knaap die op een kouden mistigen winteravond, met een papier op de borst gespeld, aan de hoofddeur van Boekenrode komt aanschellen; erger u - gij hebt er alle reden toe - over het gewild modern wetenschappelijke van sommige bespiegelingen en gesprekken, als die over selectie, evolutie, degeneratie, te pas en te onpas aangebracht, en die ons zelfs op de laatste bladzijde, wanneer de freule Van Boekenrode stervende ligt, niet gespaard worden; meesmuil, zoo ge wilt, over zekere conventioneele taal, over ‘bloesemkronen door het zacht oostenwindje rythmisch bewogen,’ over ‘jong eikenloof 't bruin rood parend aan 't teederst geel’ en over nog veel meer onnatuurlijke en opgeschroefde uitdrukkingen, waaraan wij ontgroeid zijn; - mits ge tevens erkent dat het karakter van de hoofdpersoon, de freule Van Boekenrode, met meesterschap is geteekend.
Reeds in het eerste hoofdstuk staat zij voor ons in hare ongenaakbaarheid, met het masker van schrielheid, harteloosheid en trots, alleen met haar leed en met haar geheim; de ‘rijke’ freule, maar die al het geld, door hare voorzaten