De Gids. Jaargang 61(1897)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 525] [p. 525] Verzen. I. Reinheid. Aan m'n Moeder. Dien dag, toen mij een boeren-meisje bracht Een schort-vol bloemen, rood en paars en geel, En vriend'lijk lachend zei: ‘Is het niet veel?’ En 'k blij 't kind dankte, toch - heel even dacht: ‘Hoe bont en grof!’ - maar dan, wat groen en zacht- -Getinte kelken plukte' op fijnen steel En die daartusschen schikte, zoodat heel 't Leel'ke vervloeide' in reine kleuren-pracht - Toen zag ik in, dat blanke reinheid niet Moet gaan door 't leven als een stille non - Maar in 'n zacht-lichtend kleed, zingend een lied Van blij geluk, opdat ze d'aarde een zon Van juichend leven zij, en z' overgiet Met stroomen teer-goud licht, een hemelbron! [pagina 526] [p. 526] II. Twijfel. De regen stroomt uit grijze wolken neer.... De regen strièmt tegen mijn ramen aan, Klett'rend als mes-geflikker, dat een teer Heel geliefd leven diep in 't hart zou slaan... In d' and're kamer is nu meer en meer Stilte, waar dokters stil, stil-angstig staan Over mijn moèder heengebogen, zéér Zéér scherp toeziend naar 'n klein òp-en-néer-gaan.... Oneind'ge wanhoop vult mijn moede ziel, Flauw-deinend in mijn hoofd, na láng, láng wachten, Waar 'k luister angstig naar elk dof geluid... En kòn 'k nu maar met héél mijn ziel vol-uit Vertróúwen op 't àl-goede, wijze, zachte Van God, voor Wien 'k snikkend terneder viel... [pagina 527] [p. 527] III. Jezus. Voor C.Th.S. Kzn. 1. Zoo was verschemerd Jezus' beeld, en 'k ging Door 't leven zonder Hem. Soms dacht ik wel Aan Hem, en 'k zag Hem staan van verre' in hel Zonlicht op 'n berg in Palestina - ving Nog énk'le klanken op.... herinnering Kwam dan van heel veel Liefde - of zil'vre schel- -le-klank op 't land met winde-wuiving hèl- -der òp-klonk, maar weer weg-waasde.... en er hing Nog iets van droef-verlòrens in de lucht.... 'k Zag even nog het bléek gelaat op-zij - Het zacht profiel, wéenend op luchten-blij.... Dan drong de wereld in de schemering Der ziel.... het teer-lichtend visioen verging - Niets was er meer dan luid-roezend gerucht. [pagina 528] [p. 528] 2. Tot - ééns een stil verlangen luider sprak.... En d'armen strekkend hemelwaarts ik lag Of éindelijk toch de Zón door neev'len brak! Smàchtend in nacht naar den zacht-lichten dag.... Toen keerde Jezus 't bleek-stil hoofd, en 'k zag Hoe nader kwam zijn licht gelaat, dat vlak Mij in de oogen straalde, en met één slàg Van Hemel-licht neèrsloèg mij mensch, zóó zwak - Maar 'k lichtte d' oogen op, en O! hoe zacht Zag Hij me aan met Liefde eindeloos! Hoe straalde me 't wit kleed van reinheid tegen.... De armen gingen ope' en neèrgezegen Ben 'k aan Zijn borst, ik 'n kind zóó slecht en broos, Dat nu, blij-wéenend, door zijn tranen lacht! Carel Scharten. Harderwijk. Vorige Volgende