De Gids. Jaargang 61
(1897)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.Quack's ‘Socialisten’ voltooidGa naar voetnoot1). - Drieëntwintig jaar is het geleden. Maar wie er tegenwoordig waren zullen ze niet hebben vergeten de voordrachten waarmede in den cursus 1874/75 de toen nog niet veertigjarige professor in de Staathuishoudkunde aan de Utrechtsche Hoogeschool in een der lokalen van het Academiegebouw een talrijk gehoor van studenten - voor wie de voordrachten in de eerste plaats bestemd waren - maar ook van professoren, ambtenaren industriëelen om zich vereenigde. Men verdrong er zich, men zat er tot in de vensterbanken, stoelen werden bijgezet, mannen als Donders en Beets namen als weetgierige discipels plaats aan de voeten van hun zooveel jongeren collega. En die aandrang was verklaarbaar. Want wat daar voorgedragen werd in die frissche, opwekkende, beeldrijke taal, welke aan Quack's stijl, in het gesproken zoowel als in het geschreven woord, zulk een groote bekoorlijkheid geeft, was de, niet altijd blijde, boodschap van een nieuwe wetenschap, of wil men liever: van een nieuwe beschouwing van Staat en Maatschappij. Wat daar in het stille, conservatieve Utrecht voor de aandachtige, en vaak wel wat verbaasde toehoorders met aanstekelijke geestdrift ontvouwd werd, waren, in hun eersten vorm, die van het half geïmproviseerd vertoog, hoofdstukken uit het groote boek dat Quack | |
[pagina 166]
| |
begonnen was te schrijven, en waaraan hij sedert, gedurende bijna het vierde van een eeuw, met een ijver en een liefde die nooit verflauwden, is blijven voortwerken, rechts en links bouwstoffen garend, overal snuffelend naar zeldzame boeken en boekjes, pamfletten en manifesten, die, in zeer klein aantal enkel voor de geestverwanten gedrukt of als strooibiljetten verspreid, haast onvindbaar waren en dikwijls met goud moesten worden betaald. Die lange jaren achtereen heeft Quack met de socialisten van alle eeuwen en van alle landen ‘omgegaan’, gelijk hij het uitdrukt, ‘als met bekenden’. Hij heeft ‘met hen geleden, met hen gedweept, met hen zeepbellen van illusies geblazen, met hen (zich) zelven allerlei diets gemaakt.’ Zoo komt het, dat al die personen met hunne grootsche plannen, hunne stoute proefnemingen, hunne utopieën, met hunne nobele aspiratiën en hun verteerenden haat voor ons leven, elk met zijn eigen scherp geteekend gelaat, nu eens als vluchtig silhouet, dan als tot in alle bijzonderheden uitgewerkt portret. En naarmate zij voor ons zijn gaan leven de mannen, van wie wij de meesten slechts bij name kenden en sommigen tot dus ver niet anders dan als halve gekken, als monomanen hadden leeren beschouwen, de aandacht van een serieus man niet waard, zijn wij tot het besef gekomen welk een diepe ernst er op den grond lag van de meeste der als dwaas en onuitvoerbaar uitgekreten plannen en stelsels, die, in den loop der tijden van veel schuim gezuiverd, telkens met meer nadruk erop wezen, dat er ‘something rotten’ is in het samenstel onzer maatschappij. Dat de pogingen tot vervorming dier maatschappij allengs tot breeder kring zich uitbreiden, dat de overtuiging der noodzakelijkheid eener meer billijke verdeeling van den rijkdom, van een ernstiger zorg voor de onterfden en maatschappelijk zwakken meer veld wint, dat er steeds luider gesproken wordt van een sociale politiek en een sociale transformatie, waarmede het noodzaak is telkens en telkens weer rekening te houden, is voor een goed deel het gevolg van een beter kennen en een beter begrijpen van de stelsels der socialisten in hunne geleidelijke historische ontwikkeling. Tot dat beter kennen en beter begrijpen heeft Quack door zijn geschriften, en in de voornaamste plaats door dit boek, krachtig meegewerkt. Deze vier deelen met hunne ruim 3300 bladzijden vormen een werk dat eenig is in de economische literatuur; en | |
[pagina 167]
| |
nooit was er meer reden om te betreuren dat onze taal geen wereldtaal is dan nu een arbeid van zooveel beteekenis en van zoo onberekenbaar nut alleen kan genoten worden door ons Nederlanders en door de enkele weinige vreemden, die onze taal verstaan. Maar laat het dan althans blijken dat dit werk, waaruit zooveel weten en zulk warm medevoelen spreekt, in het land waar het verscheen de waardeering vindt die het toekomt, en vooral - laten wij er ons voordeel mee doen.
J.N.v.H. |
|