De Gids. Jaargang 61
(1897)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
De ligue tegen de tuberculose.Waar de geneesheer vaak lijdelijk moet aanzien, dat maatschappelijke misstanden de maatregelen onmogelijk maken die hij zou wenschen voor te schrijven tot het behoud of herstel van de gezondheid zijner patiënten, moet het voor hem een streelende gewaarwording zijn te ervaren, hoe het humanitaire streven van onzen tijd ook op zijn gebied zich doet gelden. Wat de wetenschap vond, tracht de barmhartigheid te brengen onder 't bereik van den behoeftige. De wijkverpleging treedt de woning binnen van den arme, vacantie-koloniën verschaffen eene lucht- en badkuur aan tal van zwakke kleinen, en, dank zij de opbrengst van de reisbelasting, worden aan menigen tobber eenige weken rust en verademing bezorgd in de frissche Geldersche lucht. Verheugt men zich terecht over alles wat in ons land tot stand kwam, men verlangt met niet minder recht naar meer, wanneer men ziet op welke grootsche uitkomsten hetzelfde streven in het buitenland reeds mag bogen.
Verplaatsen we ons in gedachten naar het Davoser dal in het hooggebergte van Grauwbunderland. Daar vond, eenigen tijd geleden, de inwijding plaats van het Baseler Sanatorium voor behoeftige borstlijders, dat reeds vóór de opening 35 patiënten bevatte en er 50 herbergen kan. Jaar en dag is daarvoor in Zwitserland geld ingezameld, en eindelijk staat het er, dicht bij het Davoser meer, in de streek In der Stille. Het gebouw verheft zich ongeveer 30 M. boven het punt, waar de Flüelastrasse het dal bereikt; het ligt dus hoog genoeg om vooreerst beveiligd te zijn tegen mogelijke nadeelen, | |
[pagina 168]
| |
die voor het dal zelf uit verandering in de sociale toestanden zouden kunnen voortvloeien. De achtergevel (N.) leunt tegen het gebergte, dat het tegen de invloeden van het Noorden beschut; het zuidelijk front biedt een prachtig uitzicht aan over geheel het schilderachtig schoone dal; een forsch pijnboomenwoud, dat noodt tot verkwikkende wandelingen, omgeeft het geheel. Onder het gebouw is een souterrain met inrichtingen voor centrale verwarming, electrisch licht, desinfectie en wasch, verder keuken, kelders en refectorium voor het bediendenpersoneel. Bij het binnentreden zien we een vertrek, waar, na de wandeling, de laarzen en overschoenen worden gedeponeerd en verruild voor de pantoffels, die binnenshuis dienst doen. Over de geheele lengte der eerste en tweede étage loopt een gang in de richting oost-west, aan welker zuidzijde, behalve twee gezelschapskamers - ééne voor mannen en ééne voor vrouwen, - de eenvoudige en toch nette slaapkamertjes der patiënten liggen met, in den regel, twee bedden; sommige hebben er slechts één, enkele vier. Ter wille van gemakkelijke desinfectie is de vloer belegd met linoleum en zijn de muren behangen met geschilderd lijnwaad, in olie gedrenkt. Aan den wand bevindt zich boven elk bed een nachtschel. De bedden zelve, van wit geschilderd ijzer, bevatten een springveeren matras, gedekt met molton, dat de uitwasemingen minder gemakkelijk opneemt. Aan de voorzijde van de gang dienen verschillende vertrekken tot binnenkamer, wasch- en badkamers met émailvloeren, inrichtingen voor douches enz. En op den vleugel bevinden zich: aan het eene einde een consultatie-vertrek en laboratorium, aan het andere, de woonvertrekken van den chefarts Dr. Kündig en diens adsistent. De ruime eetkamer, eindelijk, ligt ter zijde van het hoofdgebouw en heeft een office, door een lift in verbinding staande met de keuken. Men neemt slechts patiënten op bij wie men, na eene behandeling van drie maanden ongeveer (verlenging echter niet volstrekt uitgesloten), grooter weerstandsvermogen in gevallen van herediteit of belangrijke beterschap bij aanvankelijke openbaring der ziekte meent te kunnen verwachten. Over de juiste inachtneming der voorwaarden waakt een commissie, in welke o.a. vertegenwoordigd zijn het genootschap ter bevordering van 't algemeen belang | |
[pagina 169]
| |
en de Baseler hulpvereeniging voor borstziekten. Zij wijst de artsen aan, die de patiënten onderzoeken voor wie door den huis-medicus verpleging wordt aangevraagd. Basel besloot tevens, in onmiddellijke nabijheid der stad een sanatorium te bouwen, uitsluitend voor tuberculeusen, die thans nog onderkomen vinden in het algemeen ziekenhuis, en hieruit de candidaten te kiezen voor de kuur te DavosGa naar voetnoot1). Met de nauwlettendste zorg wordt de leefwijze der patiënten tot in de kleinste bijzonderheden bewaakt; ze genieten al de voordeelen van de juistere inzichten in de behandeling der tuberculose en verkeeren in zoo gunstig mogelijke klimatische en diaetische omstandigheden. Van groot belang is voor hen de sneeuw, die tal van maanden het land bedekt; vooreerst toch houdt ze de lucht vrij van alle verontreiniging, alle stof dat uit den bodem voorkomt; ze beschut mede den grond tegen directe verwarming en vermindert daardoor de plaatselijke stroomingen, en ze vergroot tevens, bij het terugkaatsen, de hoeveelheid warmte, die, als ultra-violette stralen, machtiger werkt dan het directe zonlicht en de lijders met eene gezonde tint vermag te kleuren. De zuivere, stofvrije lucht, de windstilte, de wandelingen in het omringende woud en de krachtige voeding zijn even zoovele factoren die samenwerken om het herstel te bevorderen. De behandeling is dezelfde als die welke eerst Hofrath Dr. Dettweiler aanbeval en geruimen tijd toepaste in zijn Sanatorium te Falkenstein, daarin gevolgd door Hofrath Dr. Turban in zijn uitstekende inrichting voor gegoede longlijders te Davos am Platz, nl. de ligkuur. Van negen uur 's morgens tot 9 uur 's avonds liggen de patiënten op de chaises-longues van Spaansch riet, geplaatst in rijen op een terras en onder eene veranda langs den geheelen zuidgevel. Gordijnen beschutten tegen zonneschijn en sneeuwjacht. Met een langen voetzak van pelswerk voor het benedenlichaam en de noodige bedek- | |
[pagina 170]
| |
king voor het bovenlijf, weerstaan de patiënten zonder eenige overlast eene koude van meermalen - 19° C. tot - 20° C. zelfs tot - 27° C. Het liggen wordt afgebroken door wandelingen van 11 tot 12 en 5 tot 6 uur en door de noodige pauzen voor het gebruik van zeer ruime voeding. Natuurlijk houdt men rekening met de krachten van het individu en bovenal met de vraag: koorts of niet? waarbij een hooger cijfer dan 37,5° C. reeds naar binnen en naar bed verwijst. Met de ligkuur zullen ook in deze inrichting wel injecties verbonden worden: immers verscheidene medici injicieeren te Davos, en bewijzen daardoor, dat zij het klimaat als een hulpmiddel beschouwen, zij 't ook een krachtig hulpmiddel, dat andere wijzen van behandeling niet overtollig maakt. Dr. TurbanGa naar voetnoot1) dient zwakke inspuitingen toe met tuberculinum Kochii, aanvangende met een twintigste milligram, maar klimmende; andere artsen nemen andere praeparaten, éen zelfsGa naar voetnoot2) bezigt een geheimmiddel, zoo 't heet een product uit Koch's laboratorium waarvan hij de samenstelling zorgvuldig geheim houdt; commentaar is hier wel overbodig. 't Spreekt vanzelf, dat eene inrichting als het beschreven Sanatorium belangrijke geldsommen vraagt. Bazel's burgerij gaf een blijk van groote vrijgevigheid, toen ze ongeveer 500,000 francs voor den bouw bestemde en liet zich verder niet onbetuigd in de moeïlijke kwestie der exploitatie. Terwijl toch de verpleegkosten per patient en per dag bedragen fr. 4.80, kon elke zieke der polikliniek of der ziektekassen aangenomen worden voor fr. 2 per dag en betaalt een inwoner van Bazel fr. 5 voor een afzonderlijk vertrek, fr. 3 zoo hij de kamer met een ander wil deelen. 't Resultaat is dus een aanzienlijk deficit. Om dat te dekken draagt de stad Bazel per jaar bij 10,000 fr., Bazelland 4000 fr. Het nog ontbrekende aan de jaarlijksche uitgaaf van 70.000 francs hoopt men te vinden door de goede zorgen der hulpvereeniging tot ondersteuning van longlijders, die overigens niet tot deze reeds omvangrijke taak hare werkzaamheid beperkt. Deze vereeniging tracht het volk de oogen te openen voor het gevaar der besmetting en doeltreffende maatregelen te nemen tegen de uitbreiding | |
[pagina 171]
| |
der ziekte. Zij verzorgt het huisgezin van den zieken werkman gedurende diens afwezigheid, steunt den patient na ontslag uit de Heilstätte en houdt hem onder observatie in dien zin dat de huismedicus verdere inlichtingen verstrekt omtrent lichaamsgewicht, geschiktheid tot arbeiden, algemeenen toestand en recidieven. Men klaagt wel dat het kwaad aanstekelijk werkt, doch gelukkig gaat eveneens van het goede een invloed uit die tot navolgen noopt; dit blijkt ook hier. Volgens mij verstrekte inlichtingen hebben de gegoede Hollandsche Kurgasten, dankbaar voor het goede, dat ze hier mogen genieten, de handen ineengeslagen en eene vereeniging opgericht met het doel, Nederlandsche werklieden, lijdende aan beginnende tuberculose, te helpen om zich naar Davos te verplaatsen, en hun daar eenige geringe werkzaamheden te bezorgen, geëvenredigd aan de mate hunner krachten. Moge dit lofwaardig pogen sympathie vinden, die zich in daden toont en 't mogelijk maakt, dat er ook van onze behoeftigen profiteeren van een verblijf in deze streek. Intusschen, ontveinzen laat het zich niet, voor een Nederlander zijn daartoe vrij wat meer bezwaren te overwinnen dan voor een Zwitser, en uithoofde der hoogere kosten kunnen, zelfs in het gunstigst geval, slechts weinigen het verlangde voorrecht deelachtig worden.Ga naar voetnoot1) Uit dit oogpunt beschouwd, met volle waardeering van de edele motieven, komen we onwillekeurig tot de vraag: ‘Zonden we niet ook op eenigszins andere wijze ruimer kunnen bijdragen tot het groote doel: bestrijding en beperking der tuberculose?’ Voor we daarop het antwoord zoeken, zij nog eens de opmerking, herhaald dat een verblijf te Davos niet identiek met, en niet een noodzakelijke voorwaarde tot genezing van tuberculose is. Voor de juistheid der eerste opmerking pleiten reeds de bovenvermelde injecties, die de medici toepassen, en verder het feit, dat Davos ook volstrekt niet immuun is. Minder waarde hecht ik hierbij aan gevallen van tuberculose onder de dienstmeisjes, welke gevallen men toeschrijft aan | |
[pagina 172]
| |
het stof, ingeademd in de door patienten bewoonde vertrekken, maar die zich ook hierdoor laten verklaren dat zeer velen lijdende aan bloedeloosheid, bleekzucht enz. hier hare diensten aanbieden in de hoop er genezing te vinden voor een euvel dat tot tuberculose voorbeschikt. Zwaarder weegt het feit, dat in het naburig dal, tusschen Davos, Frauenkirch en Wiesen, wel degelijk in sommige inheemsche families tuberculose in hare verschillende vormen voorkomt. Het is niet onwaarschijnlijk dat door den dagelijkschen toevloed van tuberculeuzen, ophooping van individuen en ontwikkeling der Industrie zich de sanitaire toestanden wijzigen en de ziekte meer inheemsch wordt. Een andere plaats treedt dan op den voorgrond en gehoorzaamt op hare beurt weer aan de eeuwige wet van komen en gaan. Zoo wordt Davos mettertijd mogelijk overvleugeld door het naburige Arosa, waar wel de wegen meestal steiler zijn en de windstilte geringer is, maar dat, bij zijne hoogere ligging (300 M verschil) eene verspreid wonende bevolking heeft en reeds twee à drie Sanatoria telt. Dat tuberculose genezen kan, predikt eene rijke ervaring: hoe menigmaal geschiedt het in onze hospitalen - voorwaar nog niet altijd het ideaal van volkomenheid -, dat beginnende tuberculose herstelt door rust, goede voeding en zooveel mogelijk verblijf in de buitenlucht; - bij hoe menige obductie bleek niet, in diezelfde inrichtingen, dat de ziekte krachtens haar verloop tot staan kwam en zelfs bejaarde patienten niet het minste vermoeden hebben gehad omtrent hun longdeficit. Sedert Brehmer en Dettweiler bewezen, dat genezing van tuberculose niet uitsluitend toekomt aan het hooggebergte, is het privilegie der zoogenoemde immuniteitsoorden belangrijk verzwakt; onze tijd verleert het zweren bij een bepaalde kuurplaats. Levendig staan voor den geest de dikwijls schoone resultaten, verkregen door niet uitsluitend aan ééne streek het brevet van onfeilbaarheid toe te kennen, maar, naar indicaties uit de individualiteit van den lijder geput, verschillende Kurorte aan te bevelen: Lippspringe, Weissenburg, Soden, en talrijke overbekende zeeplaatsen. Men verwijst de lijders soms nog verder naar het Zuiden, zelfs naar de Nieuwe Wereld. Persoonlijke ervaring versterkte ook in ons de overtuiging, dat tuberculose overal kan genezen, zelfs | |
[pagina 173]
| |
te huis, mits voldaan worde aan de volgende voorwaarden: Zooveel mogelijk zuivere, stofvrije, weinig bewogen lucht, huidcultuur, rust en krachtige voeding. In Oostenrijk en Duitschland zijn de Sanatoria evenmin uitsluitend in het hooggebergte gelegen. In Beneden-Oostenrijk werd in 1896 de bouw begonnen van een Sanatorium voor behoeftige longlijders te Alland, dat 300 patienten kan opnemen en aanvankelijk begint met 100. De bouwkosten zijn ook hier bijeengebracht door vrijwillige bijdragen, uit de brandkast van den rijke, zoowel als uit de schraler voorziene beurs van den eenvoudigen burger. Duitschland was reeds voorgegaan. Onder den machtigen invloed van een centraal-comité tot oprichting van geneesinrichtingen ten bate van behoeftige longlijders, zijn tal van volkssanatoria verrezen in streken zeer uiteenloopend in hoogte en klimaat: oudere, te Lippspringe, Rehburg, Königsberg bij Goslar, zoomede de inrichtingen (Heimstätte) der stad Berlijn op hare Rieselgüten - en nieuwere, grootere te Rupertshain (Verein. Frankfort a.M.) en Grabowsee (Volksheilstätteverein van 't Roode Kruis te Berlijn). Daarnaast zijn er nog negen of tien op verschillende plaatsen ontworpen. Zelfs Oldenburg richtte een oproeping tot de bevolking, om in het Zuiden van dit landje (dus noordelijker dan het grootste deel van Nederland) een dergelijk sanatorium te doen verrijzen. Het centraal comité vindt ook hier medewerking bij overheid en burger van elken rang en stand en beschikt reeds over een kapitaal van 400.000 Mark. In Duitschland wordt de bloei der Sanatoria grootendeels bevorderd door de hooge vlucht die de verzekeringsmaatschappijen namen. Voor zooverre ze niet verzekerd zijn bij een particuliere maatschappij schrijft de wet voor, dat werklieden en ondergeschtkte beambten zich moeten laten verzekeren voor een zeker tantième van hun loon. Daarvoor genieten ze bij ziekte en ongeval gratisbehandeling en het halve loon. De kas berust bij den werkgever, die daarentegen ook de verplichting heeft, bij eventueel tekort, uit eigen middelen voorschot te geven. Nu de ondervinding heeft geleerd, dat het verblijf in een Sanatorium financiëel minder offers vergt dan langdurige steun aan den zieke en zijn gezin tehuis, drijft 't welbegrepen eigenbelang de verzekeringsmaatschappijen om deze inrichtingen krachtig te steunen, ja, ze zelve op te richten. | |
[pagina 174]
| |
Waar Engeland Zwitserland Oostenrijk, Duitschland zoo wakker aan de spits treden en andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk, zelfs Noorwegen en Rusland krachtig volgen, mag ons land niet achterblijven. De overtuiging dat tuberculose een infectieziekte is, drong nog zoo weinig door bij volk en overheid, dat, in tegenstelling met Basel, hier te lande in de eerste tijden een inrichting in den trant van een Bromptonhospitaal, d.i. een ziekenhuis uitsluitend voor longlijders, wel tot de vrome wenschen zal behooren. Het hoogste dat, bij geprojecteerden ziekenhuisbouw, ter isoleering der patienten werd toegestaan - en wij zijn er reeds zeer dankbaar voor - was, dat eene der algemeene afdeelingen door tusschenschotten in afzonderlijke vertrekken werd gescheiden. Men moet - om een profetisch woord te bezigen - luide uit de keel roepen, dat deze infectieziekte evengoed voorzorg eischt als de andere, en dat het eene slechte politiek is, zoo de zuinigheid de wijsheid bedriegt. Naast onbekendheid met den aard der ziekte, vinden we onkunde omtrent de oorzaken der kwaal die jaarlijks hare duizenden offers vraagt, die een niet onbelangrijk deel onzer bevolking wegrukt op een tijdstip dat, in den regel, zoover ligt van de grens die de natuur aan ons geslacht stelde, - in de jaren waarin de jonge mensch begint te deelen in de plichten en de vreugden der levenstaak of reeds, als erfenis voor de maatschappij, aan een belast nageslacht het aanzijn gaf. Groote waarheid ligt in de uitspraak van Eisenmann: ‘Die Tuberculose sind die Thränen der Armuth, nach innen geweint’, n.l. armoede in den zin van verminderd weerstandsvermogen tegen den zich nestelenden bacil, - armoede die bij den bemiddelde en behoeftige beide gevonden wordt, - niet enkel onvoldoend voedsel hier, maar evenzeer onvoldoende voeding daar, geboren uit slechte verteringsorganen, - niet alleen bekrompen woning voor den mindere, maar evenzeer het gedwongen verblijf in beperkte omgeving van den welgestelde, om te zwijgen van de hoogere eischen die de beschaving aan den laatste stelt en de grootere inspanning van den geest die daardoor van hem gevorderd wordt. Zwakke lichaamsbouw, beperkte borstomvang en erfelijkheid komen onder rijken en armen gelijkelijk voor. Tegenover eene ziekte die voor een goed deel het gevolg | |
[pagina 175]
| |
is van sociale toestanden, moeten, gelijk Gebhard, directeur der ‘Hanseatische verzekeringsmaatschappij tegen invaliditeit en ouderdom’ te Bremen, aantoont, in de eerste plaats instellingen van socialen aard gesteld worden: beter voedsel, betere woningen, goede scholen, betere leefwijze. Ja, als de zich zelf verdelgende weelde der rijken en het knagende gebrek der armen verdwenen voor de zegeningen der ‘aurea mediocritas’, - als ongebondenheid en onmatigheid bij hoog en laag gingen vluchten voor reinheid en zelf beperking, dan zouden met de afwijkingen op lichamelijk, zedelijk en maatschappelijk gebied ook de ziekten en de vroege dood wijken, - dan zou de Hygieia wel tot ons inkeeren en onder haren gulden scepter de menschheid gelukkig zijn. Doch dit Utopia zullen onze oogen niet aanschouwen; wij moeten ons vergenoegen met de taak, de vraag te stellen en aan de orde te houden: ‘Hoe brengen we een zoo groot mogelijk aantal lijders onder die gunstige voorwaarden dat zij, hoe eer hoe beter, hunne levenstaak weer kunnen opvatten?’ En daarop zal het antwoord luiden: ‘Sanatoria moeten ook wij hebben,’ Sanatoria, die op verre na niet voldoende zijn om de tuberculose afdoende te beperken, zooals v. Ziemzen terecht opmerkt in zijne brochure over de behandeling van tuberculose in de open lucht, maar die toch een flinke stap zijn in de goede richting. En om uit te maken, waar zulke inrichtingen het best verrijzen, vragen we materiaal aan de statistiek en voorlichting aan medici wier studiën liggen op dit gebied. Wijlen Dr. Mess was van oordeel, dat het verblijf te Scheveningen wel tegen meer torpide vormen van tuberculose mocht worden aanbevolen, mits het een meer gelijkmatig klimaat kon aanbieden. Hoewel hij niet wilde ontkennen dat somwijlen bijzonder gunstige resultaten konden worden verkregen, achtte hij een kuur hier meer aangeraden voor slepende luchtpijptaksontsteking. Daarentegen beval wijlen Prof. Beneke zelfs het winterverblijf te Norderney warm aan bij tuberculose, en het bleek mij bij herhaling dat Dr. ten Cate Hoedemaker te Zandvoort hooge waarde hecht aan het zeestrand, vooral ook ter voorkoming der tuberculose. Dr. Rode, in zijn ‘Bericht über die Winterkuren in dem Seehospiz Kaiserin Friedrich auf Norderney’ over de jaren 1889-95, is vol lof over de resultaten van het zeestrand aldaar bij tuberculeuze kinde- | |
[pagina 176]
| |
ren, mits men de noodzakelijke schifting houde. Inzonderheid was de uitkomst merkwaardig bij bloedeloosheid, bleekzucht en bij de scrofuleuze luchtpijptaksontsteking. Behalve deze werden hoogstens geringe catarrhen en infiltraten der longtoppen toegelaten. Dr. Rode heeft het nooit gewaagd hier de zieken, zooals elders geschiedt, in dekens gewikkeld, geheel buiten te laten liggen, wegens de onophoudelijke beweging der lucht. Wel brachten de kinderen bij elke weersgesteldheid tweemaal per dag twee uur door in beschutte veranda's, waar ze speelden, marcheerden of in ziekenstoelen zaten; alleen aanhoudende regen, sneeuwjacht en storm hield hen binnenshuis. De sterftetabel voor tuberculose wijst in onze groote gemeenten, wat reeds de aandacht trok van Beneke, vrij wat gunstiger resultaten aan dan in de overeenkomstige steden van het buitenland, en dit niettegenstaande de befaamde vochtigheid. Reeds in 1875 werd door mijn ambtgenoot Dr. Fokker, destijds practiseerend geneesheer te Goes, aangetoond, dat de provincie Zeeland, met betrekking tot de sterfte aan slepende aandoeningen der ademhalingswerktuigen, verreweg in de gunstigste conditie verkeerde. Meer in het bijzonder voor tuberculose bevestigde dit Dr. Haver Droeze in 1879. Op de kaart van de gemiddelde jaarlijksche sterfte aan phthisis in Nederland en zijne provinciën over 1869-1874, blijft alléén Zeeland onder 2‰: daarop volgen Zuid-Holland en Limburg, terwijl verreweg de ongunstigste plaatsen in den rang worden ingenomen door Overijsel en Drente, waar het cijfer stijgt tot 3‰. De statistiek, opgemaakt door den heer Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht, Dr. Wintgens, uit de verslagen van het Geneeskundig Staatstoezicht aan Z.M. den Koning over de jaren 1875-1887, bracht eenige wijziging. Limburg daalt aanmerkelijk in gunstige verhouding, Zeeland en Holland, bepaaldelijk Zuid-Holland, steken elkander beurtelings naar de kroon, een verschijnsel, dat zeer onze aandacht verdient. De twee provinciën verschillen hemelsbreed in bevolkingsdichtheid (voor Zeeland 119 inwoners per 100 H.A. tegenover 315 voor Zuid-Holland); ook de grondsoorten loopen uiteen: Zeeland en de Zuid-Hollandsche eilanden zware klei, op 't vaste land van Zuid-Holland daarnaast binnenduin, geestgronden en laagveen. Voor beide provinciën zijn de procent- | |
[pagina 177]
| |
bodemcijfers van bouwland en groenland ongeveer gelijk, hoewel in omgekeerde verhouding, de voeding, over 't geheel, goed en de sociale toestanden, wat fabriekswezen, enz. betreft, zeker niet ver uiteenloopend. De luchtsgesteldheid vertoont al de eigenaardigheden van een zeeklimaat (minder hevige zomerwarmte, geringere winterkoude, vooral bij westelijke winden, kleinere schommelingen in de dagelijksche temperatuurGa naar voetnoot1), in Zeeland nog meer dan in Zuid-Holland. Op grond van de resultaten verkregen te Norderney en van de aanwijzingen der statistiek zou men de stichting van een volkssanatorium binnen eene onzer zuidwestelijke zeeprovinciën in overweging kunnen nemen, waarmeê ik de wenschelijkheid van Sanatoria ook in sommige landprovinciën niet wil loochenen. Mijn vriend Dr. Dütting te Davos heeft mij gewezen op de provinciën Gelderland en Limburg. Omtrent de laatste deelde Dr. Vreyens, lid van den Geneeskundigen Raad van Limburg, het volgende mede: ‘door de droogte en de fijnheid der lucht en de veranderlijke weersgesteldheid dunkt mij het Limburgsch klimaat al vrij ongeschikt voor tuberculeuze lijders, in ieder geval op de andere niet moerassige provinciën al bijster weinig voor te hebben. Wel is waar wordt in de dorpen om Maastricht in het oog loopend weinig tuberculose aangetroffen, en de gevallen die voorkomen, zijn meestal uit de stad door fabrieksarbeiders geëxporteerd.’Ga naar voetnoot2) Misschien, zou ik vragen, is dan zelfs afwisseling van klimaat in achtereenvolgende kuur of plaatsing, de constitutie van het individu in aanmerking genomen, het meest te verkiezen. Deze verschillende punten zijn vatbaar voor wetenschappelijke discussie; en dat men daarbij rekening heeft te houden, in Neêrlands deltagebied, met malaria, spreekt als van zelf, daar de uitsluitingstheorie in dit opzicht voor goed heeft afgedaan. In betrekkelijk eenvoudige inrichtingen, onder aanhoudend nauwlettend medisch toezicht, bij uitstekende voeding en in 't genot van eene aangename rust in een gezond oord, kunnen de ziektekiemen bij vele voorbeschikte candidaten verstikt | |
[pagina 178]
| |
worden, die later, na verwaarloozing, onverbiddelijk ten doode zijn opgeschreven, al wilde men dán paleizen voor hen bouwen. In het gezicht van die onomstootelijke waarheid is de laat-maar-waaien-politiek veroordeeld; te recht zegt Clifford Albutt: ‘Let well alone is a wretched axiom for the physician. He should always be on the watch to do better.’ Een Sanatorium dus of Sanatoria! Maar daar wordt tegenover dezen wensch nog eens de oude rosinante van stal gehaald, gezadeld en getoomd: ‘Vrienden, geen Sanatoriums! de mingegoeden zullen later, bij terugkeer in hunnen maatschappelijken kring des te dieper gevoelen wat ze derven.’ Wat zal men tot deze dingen zeggen? Moest zulk eene redeneering den doorslag geven, dan ook de hospitalen gesloten, waar eerst recht het onderscheid in woning, voeding en verpleging gevoeld wordt! Was de bewering waar, dan ware 't altijd nog verkieselijker terug te keeren met weerzin, dan heen te gaan naar het land van waar geen terugkeer mogelijk is. Maar 't is geen argument dat steek houdt. Steeds leert de ervaring, hoe èn bij herstel èn bij het naderen van den dood, allen, uitgenomen de vagabundi, hunkeren terug te keeren naar thuis. ‘Home is home, be it ever so homely’; want 't verschaft de gulden vrijheid, terwijl in de ziekenhuizen en Sanatoria het wachtwoord luidt: tucht en onderwerping aan de voorschriften. Blijft hem wellicht eene herinnering, een verlangen naar Egypte's vleeschpotten bij, waarom zou deze niet eerder een prikkel kunnen worden tot krachtig streven vooruit, dan een bron zijn van afgunst, en machteloozen nijd? De zucht naar individuëele vrijheid zit den Hollander in het bloed. Het is diezelfde afkeer van beperking hunner vrijheid, welke alle Engelschen en Amerikanen in Davos, op zeer enkele uitzonderingen na, het Sanatorium voor gegoeden doet ontwijken. En ziet men niet ook dikwijls den arme liever gebrek lijden in eigen woning dan zijne vrijheid aan de in een verplegingsgesticht onmisbare tucht op te offeren? Ook dit zou als een bezwaar kunnen gelden tegen het opnemen van mingegoeden in Sanatoria. Maar mijne ervaring leert mij nog dagelijks, dat zoo men candidaat-tuberculeuzen tijdelijke verpleging voorstelt tot beproeving van herstel, zelfs in een zeer primitief ziekenhuis, zij vol- | |
[pagina 179]
| |
gaarne dergelijk aanbod aannemen. Doch zelfs al verlangen zij het nog zoo zeer, tallooze malen ziet men zich gedwongen, alleen uit gebrek aan plaatsruimte, hen ambulant te behandelen. Een Sanatorium is vooralsnog het eenige waardoor men kan beproeven minder bevoorrechten te helpen in een leed dat meermalen zijn oorsprong vindt in overerving of in levensomstandigheden buiten eigen schuld. Zulk een Sanatorium zou hier den steun der verzekeringsmaatschappijen missen in de mate waarin die in Duitschland wordt genoten. Maar toch zal in Nederland, zoo prat op den liefdadigheidszin zijner bevolking, wel 't noodige geld te vinden zijn, om jonge hoopvolle levens te behouden en ons land niet beschaamd te doen staan voor andere volken. Laat ons beginnen, zij 't in 't klein: mettertijd wordt de stek een boom, mits men zorge, dat aan 't rijsje de goede cultuur niet ontbroke.Ga naar voetnoot1) Aller medewerking wordt gewenscht, allereerst van de geneeskundigen, zoowel van hem die gesteld is om de gezondheid te bewaken van het ‘Kind van Staat’ als van hem die zijne voldoening heeft te vinden in plichtsbetrachting aan de sponde der armen, van hen die het kostbaar kleinood der volksgezondheid hebben te beveiligen, en niet minder van hen die geroepen zijn het opkomend medisch geslacht voor te lichten. Mogen zij allen het beginsel steunen en de machtigen ook in ons vaderland bezielen. Zoolang wachten tot het Antitoxine gevonden is, dat den bacil van Koch doodt, zal Neerland niet. Zich onttrekken aan die aaneensluiting van krachten, welke zoo juist genoemd wordt: La ligue contre la tuberculose, ware eene schande. Wat zullen wij doen? Niet versagen, doch, gedachtig aan het woord: ‘Wat uwe hand vindt om te doen, doe dat met al uwe macht’, ons wakker aangorden tot den strijd. De uitkomst zal niet op zich laten wachten.
H.A. Kooyker. |
|