De Gids. Jaargang 60
(1896)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 562]
| |
‘.... dans le meilleur des mondes possibles.’Motto voor socialistenvergaderingen te Londen en elders: Du choc des opinions jaillit la vérité. Hoe schilderachtig juist dat ‘schok’! Hoe vriendelijk dat ‘opinies’! Maar ik vraag u, waar blijft de waarheid die uit het tegen elkander ingaan van de ‘opinies’ als een lichtstraal te voorschijn schiet?
Ik zou nog liever gaan twijfelen aan mijn eigen volmaaktheid - en zoo iets doet men niet graag, - dan dat ik een tittel afnam van de onfeilbaarheid van een spreekwoord, en ik hoor de ‘waarheid’, opkomend uit den ‘schok der opinies’, - ik hoor haar, sterker sprekend hoe heftiger de ‘opinies’ worden, in .... het kloppen van den voorzittershamer: klop, klop, klop .... Eerst op het groene kleed van de tafel, dof, als de duffe houten waarheid, dan luider met de kracht van hard tegen hard, wanneer de ‘opinies’ tegen elkander aanketsen als ruwe keien: Klop, ge krijgt klop, door den schok van uwe opinies! Of is het voorzittersinstrument het zinnebeeld van Thor's hamer die eenmaal met goddelijk geweld op het aambeeld der wereld zal neerkomen wanneer de eeuwige machten genoeg hebben van het lawaai der ‘opinies’? Spreekwoorden zijn waar, - geen mensch zal 't tegenspreken, maar hun waarheid hangt hun als een te ruime mantel over de schouders: men kan er verschillende verklaringen onder steken. | |
[pagina 563]
| |
Maar wat beteekenen die kleine verschillen hier, in de oude wereld, bij den strijd van de opinie's daar ginder aan den overkant! 't Is jammer dat we bij deze presidents-campagne nog maar twee maanden voor den boeg hebben, zegt een welingelichte. (Lieve Hemel, wou hij dan hebben dat de spanning nog een half jaar duurde!) De zilvermannen kunnen alleen overwinnen door een verrassing; ze zijn als een groote bende die met jachtgeweren en knuppels is gewapend tegenover een leger dat een geregelde artillerie heeft. De beslissing is niet twijfelachtig wanneer er maar tijd is om het geschut zijn volle werking te geven. De opmerking schijnt mij juist, maar zij bevat een vreeselijke beschuldiging tegen het deel der bevolking dat over de artillerie beschikking heeft en niet tijdig genoeg klaar was.
Men doet goed in deze dagen zijn Aristophanes eens over te lezen en een bad te nemen in de frissche stoute menschelijkheid van het oude Athene. Want bij al zijn uitgelatenheid bewaart de groote comicus een zekere schaamte jegens het heiligste. Neem zijn grofste tooneelen, bv. waar hij de twee volksleiders laat strijden om den voorrang in het hart van den Demos. Hij geeft hun scheldwoorden en gemeenheden en vleierijen in den mond, en het is de vraag wie het luidst kan schelden en het grofst gemeen is, en wie de walgelijkste vleierij bedenkt; maar voor het ergerlijkste deinst hij terug. Het ergerlijkste was bewaard voor het fatsoenlijke gepeupel dat dezer dagen bij duizenden in Madison square te New-York samenkwam om naar Bourke Cockran, den jongen Iersch-Amerikaanschen raddraaier, te luisteren, die door de goudmannen ter wille van den omvang van zijn stemgeluid was uitgekozen om Bryan, den zilvercandidaat, te overschreeuwen. En de menschen zwaaiden met achttienduizend vooruit klaargemaakte Amerikaansche vlaggetjes zoo dikwijls als de luidkeelige sprak over ‘the honour of the nation.’ Maar het allerergelijkste - want er is altoos nog een peil onder het laagste in de menschelijke natuur (die mijn is nooit uitgediept) - was de zalving waarmee de berichtgevers in de kranten gesproken hebben over die honour of the nation waarin achttienduizend schreeuwers hun banderillas gestoken hebben, alsof het een stier was die tot woede moest worden gedreven. | |
[pagina 564]
| |
Aristophanes kon den zegen van onze publiciteit nog niet raden. Hoe heeft ze de handeling van dat eenvoudige mannetje, - een negerwerkman geloof ik, - bedorven, die zijn spaarpenningen in goud naar de bank bracht toen hij van de vrees hoorde of men voortaan zijn geld nog wel in goud uitbetaald zou krijgen! Hij wilde zijn vertrouwen toonen in het land dat hem de gelegenheid tot eerlijken arbeid gegeven had, of lijden, zelf met dat land. De bladen hebben dat kleine sommetje verheerlijkt als ‘het penninkske van de weduwe’. Maar dat penninkske is niet geadverteerd geworden; het is voor een oogenblik, voor eens en voor altoos, beschenen geworden door een straal van goddelijk licht. Daarna past het zwijgen. Breng het goede toch niet ter markt!
Europa heeft ook zijn kluchten. ‘Wat denkt ge van Lord Salisbury?’ vroeg Li-hung-tchang aan Gladstone. Zeker, het is een van de mooie trekken van onzen tijd: de toenadering van ver uiteenliggende landen en volken; maar ze moeten toch niet te dicht en voor het loutere pleizier van de nieuwsgierigen bij elkander komen, want dan klotst de geest van het eene volk tegen dien van het andere als twee houten koppen die niet anders dan een kluchtige domheid voort kunnen brengen. Daar bezoekt de eene wijze den andere: Li-hung-tchang gaat Gladstone zijn visite maken, en er komt niets voor den dag dan een nutteloos vertoon van ongerijmdheden. De chineesche staatsman buigt op zijn tocht door Europa voor de uniformen op zijn weg. Hij kan niet onderscheiden of het een waardigheidskleed of een liverei is, en zijn diepste groet heeft hij gemaakt voor twee lakeien in rood galacostuum; hij moet redevoeringen aanhooren, en ze worden hem vertolkt in een enkel Chineesch woord; hij antwoordt met een knik of met een lettergreep, en de tolk houdt een redevoering van vijf of tien minuten om den zin van dien knik aan de Europeesche hoorders over te brengen. De menschen schrijven al zijn uitingen op; maar het blijkt bij vergelijking dat hij voor ieder land hetzelfde compliment heeft overgehad, en op dezelfde manier iedere verplichting is ontweken. | |
[pagina 565]
| |
Al het zenuwachtigmakend komische van het officieele vertoont zich op eenmaal. Knikkende mandarijnen op een étagère.
Bij Armenië heeft Engeland nu ook Creta gekregen om aan de wereld te bewijzen hoe 'n lust de menschen hebben zich te bemoeien met de dingen waarvan ze niets begrijpen en waaraan ze geen belang hechten. Het geeft nu eenmaal iemand 'n positie in de maatschappij, wanneer hij sympathie heeft voor de Armeniërs of voor Creta. De hertog van Westminster is voor Armenië en dergelijken ! en met de Armeniërs te dwepen is een middel - misschien - om onder het schijnsel van die hertogskroon te komen. De goede hertog weet het wel, en beperkt de uitnoodigingen voor Armenische vervolgingssamenkomsten in zijn Londensch huis. Hoe wil hij den aandrang echter weren, wanneer men zich bij hem indringt als die dame die meekwam met een genoodigde op de familiekaart, hoewel ze geen familie was...? ‘En deze dame?’ vroeg de hertog van Westminster op de samenkomst toen hij ieder van zijn gasten aansprak. ‘Behoort zij ook tot uw familie?’ ‘Neen, uw genade,’ antwoordde de schuldige die zich tot een onbescheidenheid had laten overhalen door zijn vriendin. ‘In wat voor hoedanigheid komt zij dan hier?’ ging de hertog voort met vragen. ‘Als enthousiast,’ luidde het gevatte antwoord. ‘Enthousiast’ is een sociaal merk geworden.
De onbeduidenheid en de weifeling van het oordeel der wereld! O, geen preek daarover; neen, eerder een aanprijzing omdat niemand in onzen tijd zich meer ongerust behoeft te maken, - zoo kort is de golfslag geworden van het op en neer. Wie kan zeker zijn dat hij in genade is bij de openbare meening? maar ook, wie kan niet zeker wezen dat hij morgen weer in genade zal worden aangenomen? Toen Felix Faure tot president der Fransche republiek werd verkozen, hebben de gezanten der groote mogendheden er in ernst over beraadslaagd of zij den nieuwbakken man wel maatschappelijk als hun gelijke zouden beschouwen. Daarop is hij aan de wereld, en aan de groote wereld zeer meegevallen als een hoofd van den Staat die recepties kon houden | |
[pagina 566]
| |
en die in paarden en rijtuigen belang stelde. De golving ging opwaarts. Maar de golf daalde toen Faure, tijdens het ministerie Bourgeois, in onmin geraakte met den Senaat. De kringen van de wereld hekelden hem, plaagden hem, en sloten zich voor hem. De golf daalde en daalde. Toen had het onderhoud plaats met de Keizerin-weduwe van Rusland op de grens van Frankrijk. Faure had zich aangenaam weten te maken, en de opinie van de wereld draaide om. Straks zal hij de gastheer wezen van den czar. Het hoofd van den president reikt al bijna tot de sterren. Overmorgen treedt hij misschien af. En Cecil Rhodes wiens appelenstalletje was omgegooid door de booze driftigheid van Jameson, den kwâjongen, - is hij niet, na zijn bezoek aan de Matabele hoofden, weer druk bezig om zijn appels uit het slijk op te rapen, en ze te schikken ten verkoop, netjes omhuld door lauwerbladen?
Och wat een leege wereld van schijn, en van onmetelijken afstand onderling tusschen wat er echt menschelijks is in iedere menschenborst! Moet men niet denken aan Nansen's Noordpooltocht? Die twee, Nansen en zijn metgezel, alleen in het Poolland! Daar hoort de held heel in de verte het geblaf van honden. Menschen! en hij trekt op weg. Zoo zijn er tijden dat wij ook de nabijheid van menschen in onze buurt alleen bemerken kunnen door wat onbestemd geblaf dat van verweg onze ooren bereikt.
B*. |
|