De Gids. Jaargang 60
(1896)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |
Noten over den toestand in Amerika.In de laatste helft van Mei brak er een orkaan los over de Mississippi-vallei en teisterde de stad St. Louis: daken, zelfs heele huizen vlogen door de lucht, treinen slingerden uit hun rails, bruggen zwiepten en scheurden; de schepen op de rivier werden tegen den oever en tegen elkander in stukken gebeukt, de voorstad werd geheel vernield, en de menschen kwamen bij honderden om. Dit geldt alleen over St. Louis; maar de verschrikking strekte zich over een veel grooter terrein uit. Texas en andere staten werden door de plaag bezocht, en het was een woeste streek die de storm als zijn baan achterliet. De koeranten waren er vol van. ‘Dit mocht de hevigste storm genoemd worden die bij menschenheugenis was overgekomen, de oudste enz.’ Twee dagen sprak men er over, daarna - vergeten. In de Vereenigde Staten komen de gebeurtenissen als een storm op, en gaan voorbij als een storm.
Dit wil niet zeggen dat de verschijning van zoo'n orkaan niet al lang van te voren bepaald is door den toestand van de atmosfeer. Allerlei oorzaken hebben samengewerkt om het evenwicht van den dampkring ten hoogste ongestadig te maken; dan volgt de uitbarsting, geweldig door de groote afmeting van het continent. | |
[pagina 354]
| |
Maar er is ook een veerkracht, in de natuur van het land, en in de natuur van de menschen, die de catastrophe dragelijk maakt, voorbijgaande.
Zoo de natuur, zoo de samenleving in de Vereenigde Staten. Een land van crises. De grootste is die van 1865; de vraag: slavernij of geen slavernij? Tusschen twee deelen van hetzelfde volk werd de krijg gevoerd en uitgevochten; het was de eerste moderne volksoorlog op ontzagwekkende schaal. Natuurlijk had het materiaal voor den strijd zich jaren vooruit al opgehoopt.
Ook deze tegenwoordige crisis is lang voorbereid. Wanneer ik de toenemende verwijdering tusschen het Oosten en Westen der Vereenigde Staten buitensluit, omdat daar een vorig maal over gehandeld is, zie ik drie redenen voor de verwarring van het oogenblik: de voortdurende gedruktheid van alle takken van bestaan, het wanbeheer der staatsfinancies, en de ontbinding der politieke partijen, gepaard gaande met een gebrek aan politieke leiders.
De depressie in zaken is groot, en dientengevolge heerscht er een exaltatie in de theoriën omtrent de geneesmiddelen voor den nood. Gaan de korenprijzen achteruit, de landbouwer verbeeldt zich dat de schuld ligt aan de spoorwegen die te hooge vracht vragen of aan de munt die geen dollars genoeg slaat en het geld schaarsch maakt. Hij kan zich niet voorstellen dat er thans landen concurrenten in de graanproductie zijn geworden, waarmee hij vroeger geen rekening had te houden; hij denkt niet aan Argentinië en Indië; hij ziet alleen dat zijn vrouw meer en meer gebukt gaat onder de zorgen van het huishouden, en dat de tijd nadert waarop hij de interest van zijn geleend kapitaal niet meer zal kunnen betalen. ‘Gaat het den landbouw goed, zoo gaat alles goed,’ is een oud Europeesch spreekwoord dat nog op de Vereenigde Staten van toepassing is; de knorrende en murmureerende ‘farmer’ daarentegen bederft de stemming van het heele land. Invoer uit het buitenland neemt af, naarmate de uitvoeren in volume of in waarde vermin- | |
[pagina 355]
| |
deren; de handel kwijnt; de sporen, die het meest verdienen aan het transport der ingevoerde goederen, gaan elkander onderkruipen door het verlagen hunner tarieven voor den export, en zij kunnen hun kosten nauwelijks meer goed maken. Een onzekerheid komt in alle betrekkingen, en een afhankelijkheid van de geldmacht der vreemden; een afhankelijkheid waartegen het gevoel van zelfstandigheid en vrijheid in opstand komt. Lombardstreet, d.i. de Engelsche geldmarkt, knijpt ons de keel toe, heet het. Hoe zal een Amerikaan dat kunnen verdragen?
Het redmiddel is de aanmunting van zilveren dollars. Zilver is het Amerikaansche metaal. Toen Senator Teller op de nationale conventie te Saint Louis zijn rede hield voor het zilver, schoten hem de tranen in de oogen als hij het dierbare metaal noemde, - niet om de koopkracht van dat blinkende goed, maar om dezelfde reden die een man van Banka of Cornwallis, naar ik hoop poëtisch zullen maken over tin; het is het speciale product van de Nieuwe Wereld. (Wat een aanleiding zal wezen voor al de landen van de oude wereld om hun overtollig zilver naar Amerika te zenden, zoo zij het daar kunnen laten munten voor het dubbel van de waarde.) Men noemt die voorliefde voor het zilver bimetallisme, en het is niet anders dan het streven van den man die in den druk zit om zijn schuldeischer voor te rekenen dat tweemaal twee acht is; in 't Hollandsch heeft men voor dit soort bimetallisme een anderen naam. En alsof men niet dubbel en dwars in de handen der speculanten zou vallen, wanneer het geld, dat een standaard moet wezen, met den dag van waarde zou veranderen, gelijk niet anders mogelijk is bij het aannemen van een eenzijdigen zilverstandaard. Depressie - exaltatie, en met den man is niet te redeneeren: hij heeft zijn gelijk in zichzelf.
Het tweede punt is de slechte financieele huishouding. Wanneer, in de Vereenigde Staten, het gevoel voor eerlijkheid achteruitgaande is - wat wel zoo lijkt te wezen - zoo ligt de schuld aan het congres dat door de pensioenwet en zijn voorstellen | |
[pagina 356]
| |
van roekelooze uitgaven, de menschen er aan gewend heeft om de schatkist te beschouwen als de hulp voor degeen die geld verlangden. De bondskas mocht alles dragen, en er zijn geen maatregelen genomen om in de financies orde te brengen. Het is in den laatsten tijd alleen een politiek van dadelijke, eenzijdige belangen geweest.
Een politiek van belangen! - omdat het politieke onderscheid tusschen de partijen uitgewischt raakt. Ik zal niet zeggen, de programma's, - maar de tradities van republikeinen en democraten, hebben hun grond in den grooten burgeroorlog. Het Noorden had vereenigd gestaan tegenover het Zuiden, en in alle partijmanifesten bij de verkiezingen voor president vond men tot nog toe de sporen van dien strijd tusschen Noord en Zuid. In het republikeinsche programma van dit jaar 1896 zal men echter te vergeefs een aanduiding daarvan zoeken. Waar men vroeger b.v. er zich aan gelegen liet liggen dat de negers in het Zuiden ongehinderd hun stem zouden uitbrengen, daar is thans alle vermelding van achteruitzetting der donkere bevolking weggebleven. Men hoopte alleen nog in het hooghouden van beschermende rechten tegenover vrijhandel een partijleus te vinden; maar de alles overheerschende vraag is geworden: gouden standaard of zilveren standaard? Een vraag die niet met de politiek, maar met een eerlijke of oneerlijke opvatting van de staatshuishouding te maken heeft. En zie eens hoe zwak de houding der partijen, als politieke partijen, zich tegenover het groote vraagstuk vertoont. Aan het programma der republikeinen is de gouden standaard opgedrongen geworden door een machtige combinatie van het Oosten. Men merkt het aan de gekozen bewoordingen. Liefst hadden de republikeinen als partij zich alleen verklaard tegen een onbepaalde aanmunting van zilver naar de oude waarde van den dollar. Maar neen, de verklaring ten opzichte van den gouden standaard moest er in, en zij is er ook gekomen, weerstribbelend, even. Bij de democraten, die niet onder goede leiding stonden als de republikeinen, triomfeerde het radicaalste element. Zij hebben niet | |
[pagina 357]
| |
veel anders te zeggen gehad dan dat zij den ouden zilveren dollar, onbepaald aangemunt, weer in zijn oude waarde wilden hebben, en zij kozen als hun candidaat voor het presidentschap niet een democraat, maar een populist. Tot vergoeding namen zij voor het vice-presidentschap een bankier als candidaat, een gebrek aan consequentie, dat misschien nog niet zoo'n bewijs van slimheid is, als het op 't eerste oog wel lijkt. Want de daarna gevolgde conventie der populisten te St. Louis heeft dien candidaat niet aangenomen, hoezeer ze zich ook ten voordeele van Bryan, den populistdemocratischen candidaat voor het presidentschap, verklaarde.
De zwakheid van het partijleven uit zich in de onbeduidendheid van de gekozen mannen. Hier en daar vindt men in de couranten wel pogingen van menschen die u iets goeds willen vertellen over Mac-Kinley, maar verder dan een anecdote van zijn jeugd brengen zij het niet; - als het goede komen moet, is het zwijgen. Bryan wordt zelfs niet door zijn partijgenooten voor den geschikten candidaat gehouden. Hij bezit een soort van réclamewelsprekendheid, en daarmee heeft hij gereclameerd op tochten door de verschillende staten der Unie, maar niemand houdt hem voor een man die de zaken verstaat, en hij heeft geen raadsman bij zich, als Mac-Kinley hem in zijn vriend Hanna gevonden heeft.
Hier zijn dus wel de elementen bijeen voor een crisis: ongedurigheid, demoralisatie, gebrek aan persoonlijkheden. De houding van het gezonder deel der democratische partij teekent de algemeene onbeslistheid. Zij willen tot September wachten om zich te verklaren voor een politiek. Met andere woorden, zij kunnen het niet met hun geweten (in politieken zin gesproken) overeenbrengen om den protectionistischen Mac-Kinley tot candidaat te nemen. Liefst zouden zij het zeker daarheen sturen dat noch Mac-Kinley, noch Bryan het noodige aantal stemmen op zich verkreeg, en dat de beslissing dan zou komen aan het huis van afgevaardigden van het congres - dat onder drie mag kiezen. | |
[pagina 358]
| |
Hopen zij op die manier er nog hun eigen candidaat te brengen? Mogelijk.
Er zijn nog veel mogelijkheden bij deze crisis. Men moet zich niet laten meêsleepen door de opwinding van het oogenblik, en door de wijs waarop het oogenblik de problemen stelt. Of zij Mac Kinley tot president krijgen dan wel Bryan, erg veel eer zullen de Vereenigde Staten ditmaal met hun president niet inleggen. Maar het zwaartepunt der zaken ligt waarschijnlijk thans veel meer in de keuzen voor het huis van afgevaardigden van het congres dan in de presidentskeus. Want het is nu vooreerst niet te doen om wetten te maken, maar wel om slechte wetten tegen te houden, en daartoe is een van de deelen der regeering, al staat dat deel ook alleen, voldoende. En er leeft in het Amerikaansche volk een taaiheid die mij doet meenen dat het deze crisis te boven zal komen.
Een storm, maar voorbijgaande, - en dan aan 't opbouwen, niet terugziende, maar vroolijk bij het nieuwe werk. B*. |
|