| |
| |
| |
Zuid Afrika ‘up to date’.
De jongste gebeurtenissen in Zuid-Afrika hebben een ongemeene belangstelling gewekt over de gansche wereld; want ze bezaten in zich zelf alle elementen, noodig tot het opwekken van ontroering, verbazing en geestdrift. Maar ook de oorzaken die ertoe geleid hebben en de verreikende gevolgen welke ze beloven, alsmede de krachtige en buitengewoon snelle terugslag die ze uitgeoefend hebben op meer dan één werelddeel, doen die gebeurtenissen, als vallende buiten het kader eener zuiver plaatselijke crisis, interessant blijven zelfs nadat de spontane nieuwsgierigheid der menschen nu ruimschoots door de uitgebreide berichten der koeranten bevredigd kan wezen.
En zoo waag ik het dan om, nu de feiten nauwkeurig bekend zijn en misschien hun scherpe omtrekken reeds weer verbleekten onder den indruk van nieuwere evenementen, aan den Gids-lezer eenige beschouwingen aan te bieden die mogelijk tot een duidelijker begrip der Zuid-Afrikaansche situatie kunnen bijdragen.
Het laatste woord over het ‘Groote Komplot’ tegen de Z.-A. Republiek werd nog lang niet gezegd. Maar toch is genoeg materiaal voorhanden om gevolgtrekkingen te maken die steek kunnen houden; immers werd de sluier welke over alles heen lag reeds genoeg ontrafeld om er doorheen te mogen zien. Wat de naaste toekomst zal brengen, is moeilijk te zeggen in een land als Zuid-Afrika, dat wel een paradijs van verrassingen mag heeten en waar het individueel initiatief nog zulk een overwegende rol schijnt te spelen. Intusschen kan men toch altijd, indien toegerust met de noodige kennis van
| |
| |
personen en zaken, eenige opinies loslaten ten aanzien van de dingen die komen moeten.
Wanneer men aan Zuid Afrika denkt, moet toch vooral niet vergeten worden dat de meeste Staten van dit groote werelddeel een blanke bevolking bezitten, kleiner dan van menige Europeesche of Amerikaansche tweede-rangs-stad. De officieele Staats-almanak der Z.A. Republiek voor het jaar 1896 schat de Transvaalsche blanke bevolking op nauwlijks 250,000 zielen, en de Transvaal is na de Kaapkolonie de meest bevolkte Staat van Zuid Afrika! Ruim gerekend, houd ik het totaal der Zuid Afrikaansche bevolking van Europeeschen bloede op dit oogenblik voor niet grooter dan anderhalf millioen. Natuurlijk zal dit bedrag allengs vermeerderen; maar die vermeerdering zal betrekkelijk spoedig haar normaal hoogtepunt bereiken. Want Zuid Afrika zal nooit een dicht bevolkt land worden in den zin welken men aan die woorden in de oude wereld hecht, zoolang het pastoraal karakter van dit werelddeel overwegend zal blijven. Dezer dagen vermeldde een plaatselijke koerant dat Johannesburg leed aan een bedenkelijke overbevolking en er 4000 werkeloozen rondliepen; en zoowel in de Z.A. Republiek als in de Kaapkolonie wordt reeds nu ernstig aangedrongen op een wet ter beperking van immigratie.
De weinig dichte bevolking van het werelddeel maakt dat de oorlogskronieken van Zuid-Afrika, zelfs waar van Kaffers sprake is, met geringe getallen werken en dat in de oogen der Transvalers de Jameson-troep, bestaande uit zes a zevenhonderd goed gewapende en bereden manschappen, een eerbiedwaardiger indruk maakte dan een tienmaal grooter strijdmacht in Europa zou gedaan hebben. Het aantal der Boeren welke op Nieuwjaarsdag voor het eerst de vrijbuiters tot staan brachten, was nog kleiner, maar hun gehalte maakte goed wat er te kort schoot aan hoeveelheid.
De betrekkelijke geringheid der bevolking van dit werelddeel veroorzaakt ook dat het individu niet in die mate het gevoel heeft van in de groote menigte op te gaan, zooals het geval is in samenlevingen waar de menschen bij millioenen geteld worden. Daarom draagt hier de belangstelling in de openbare zaak een minder platonisch karakter dan in dicht bevolkte deelen der aarde waar het staatsrechtelijk individu slechts
| |
| |
een atoom is van het geheel. Vandaar ook dat de Transvaler meer voelt voor zijn ‘burgerrecht’ dat hij met maar 15000 anderen deelt, dan de Europeaan die het met vele millioenen pleegt te deelen. Vandaar dat het bezit van stemrecht door de burgers der Z.A. Republiek wordt beschouwd niet als een noodzakelijk appendix van ieder beschaafd ingezetene, doch als een ‘eerstgeboorterecht’ dat hij niet wil geven aan den eersten den besten inkomeling.
De geringe bevolking van Zuid Afrika heeft nog een ander gevolg dat ongetwijfeld invloed heeft op de politieke verhoudingen. Personen die een zeker maatschappelijk status bezitten en wier aard of professie meebrengt dat zij zich onder huns gelijken bewegen, kennen elkander in den regel en voelen zich onder kennissen, overal waar zij zich mochten bevinden. De ware Zuid Afrikaner vindt zich nooit verlaten of eenzaam, waar hij zich ook beweegt, in de clubs van Kaapstad, Durban of Johannesburg, in de couloirs van Pretoria's of Bloemfontein's regeerings-gebouwen, in de handelskantoren van Port Elisabeth of Lourenzo Marques. De gelijkheid van taal, van gewoonten, van afkomst en van sociale en staatkundige aspiratien, alsook de geografische ligging van Zuid Afrika, bevorderen onderlinge toenadering en dragen er toe bij om de scherpe afscheidingen van politieke grenzen te verminderen. Dit was vooral in vroeger dagen het geval en is nog tot op zekere hoogte heden ten dage zoo, al zal het verdwijnen bij meerdere complicatie der Zuid Afrikaansche maatschappij.
Deze gemeenzaamheid heeft voor de staatkundige aangelegenheden van Zuid Afrika alle nadeelen en voordeelen, welke aan het uitoefenen van persoonlijken invloed, aan de macht van persoonlijke tusschenkomst verbonden zijn. Een staatsminister die steeds klaar staat om met een ieder een partij biljart te spelen, een staatshoofd die op alle beschikbare uren gereed is om over gewichtige aangelegenheden te discussieeren, zelfs met niet altijd discreete touristen, kunnen veel goeds doen in de gemakkelijke afwinding van moeilijke kwesties, maar kunnen ook onbewust tot ongewenschte resultaten meewerken.
Er is nog een factor waarmee rekening moet gehouden worden tot recht begrip der politieke gevoelens die Zuid Afrika beheerschen.
| |
| |
Behalve de afstammelingen der Boeren- ‘Voortrekkers’ die par droit de conquête recht verkregen op den Transvaalschen bodem en hun recht door den Vrijheids-oorlog van 1881 bezegelden, zijn er nog twee andere categoriën van menschen die een stilzwijgende aanspraak meenen te hebben op het bestier der lotgevallen van de Z.A. Republiek en ontevreden zijn dat hun aanspraak niet gereedelijk erkend wordt door de wetgevers te Pretoria. Ten eerste de Afrikaners der Kaapkolonie, die, om het feit dat hun stamverwanten een halve eeuw geleden benoorden Vaalrivier een eigen onafhankelijken Staat stichtten, meenen in aanmerking te moeten komen om op een voet van volkomen staatkundige gelijkheid te worden behandeld zoodra zij zich verkiezen te vestigen in de Z.A. Republiek. Dat zij, Afrikaners uit de Kaapkolonie, door de Transvaalsche Boeren worden gelijkgesteld met andere vreemdelingen die uit het verre Europa en Amerika komen, vinden ze grievend. Tot de tweede categorie van personen die een stilzwijgende aanspraak op politieke rechten in de Z.A. Republiek met zich omdragen, behooren de meeste Britten. Van huis uit hebben zij de Transvaal leeren beschonwen als een Staat die, nu ja, wel quasi-zelfstandig is, maar toch - goed beschouwd - valt binnen den Engelschen sfeer van invloed. De dwalingen over de vermeende suzereiniteit van Koningin Victoria zijn nog onlangs door middel van de Engelsche dagbladpers opnieuw in het Britsche publiek ingehamerd; en de omstandigheid dat allengs de Z.A. Republiek geheel door Britsch grondgebied omgeven is geworden, gepaard aan het feit dat langen tijd Engelsche invloeden en denkbeelden zich krachtig lieten gelden en gesteund werden door een immigranten-bevolking die zich gemakkelijk placht te laten Angliseeren,
voor zoover ze niet uit Britsche onderdanen bestond, dit alles heeft veroorzaakt dat het Engelsch element, ook in de vrije Republieken, gaarne bereid was om het streven der achtereenvolgende Regeeringen te Londen toe te juichen, het streven namelijk om zich allengs een politieke voogdij over die Republieken aan te matigen.
Intusschen zou het verkeerd zijn om te denken dat genoemde twee categoriën ten opzichte van de Transvalers in hetzelfde span loopen. Welke verwijdering er ook - te recht of ten onrechte - sedert vele jaren moge ontstaan zijn tusschen de
| |
| |
Afrikaners der Kaapkolonie en die der Z.A. Republiek, het lijdt geen twijfel of in de ure des gevaars zullen beiden naast elkander staan tegenover het Britsche element. De begeerte van den Kolonischen Afrikaner om gelijkgesteld te worden met den Transvaalschen burger, is positief en ontspruit aan een instinctief gevoel van nationale solidariteit; het gevoel van teleurstelling over het niet onmiddellijk verkrijgan eener gelegenheid om mede in de Z.A. Republiek den baas te spelen, is echter bij den Britschen emigrant negatief en wordt verwekt door zijn verrassing over het tastbare feit dat de Transvalers een geheel onafhankelijke en autonome natie vormen, juist als dozijnen andere naties.
Naast deze elementen in de Transvaalsche beweging heeft men nog een talrijk element van ‘uitlanders’ die òf - zooals de Hollanders, en sinds korten tijd ook de Duitschers - om verschillende, vaak sentiments-redenen, met de Boeren sympathiseeren, òf - als zooveel andere inkomelingen - vrij onverschillig zijn aangaande hun publiekrechtelijk status, mits hun een omgeving gewaarborgd wordt waarin zij leven en, zoo mogelijk, rijk worden kunnen. Van deze lieden hoort men het minst; zij komen uit alle oorden der wereld en vinden de Kruger-regeering zoo al niet volmaakt, dan toch beter dan eenige andere combinatie. Zij gaan weg als het geluk hun meevalt; zij gaan ook weg als de fortuin hun ongunstig is en armoede hen niet dwingt tot blijven. Anderen weer blijven uit vrije verkiezing, zelfs na een vermogen te hebben gemaakt; de zoodanigen stichten al of niet een familie en maken zich heel weinig ongerust over de staatkundige toekomst en de politieke rechten van hun nageslacht.
Op een granieten fondament van het ware, ingeboren patriotisme der Boeren en der met deze nauw verwante gelijkgezinden rust dus in de Z.A. Republiek een verdere barokke samenleving uit alle hemelstreken overgeplant en door de Britsche koeranten en diplomaten versmolten tot een imaginair ‘uitlanders’-lichaam zonder werkelijke cohaesie evenwel en bestaande uit besliste Boeren-vrienden en Boeren-haters en verder uit de groote massa der onverschilligen.
Het overige Zuid Afrikaansche vasteland levert, ofschoon in andere verhoudingen, een analoog kontrast van bevolkings- | |
| |
bestanddeelen op. Overal, van Oost tot West, van Noord tot Zuid, is het platteland bedekt met een wijd uit elkander wonend ras van hollandsch-sprekende Afrikaners die grootelijks, niet enkel door hun bedrijf en levenswijze, maar ook door hun afkomst, levensbeschouwing en aspiratien verschillen van de menschen die de weinige groote havensteden en de zeldzame handels-middelpunten in het binnenland bewonen. De Afrikaners zijn één van taal, godsdienst en karakter: zij zijn sinds talrijke geslachten vertrouwd geraakt met hun land en bieden met succes weerstand tegen den neo-Europeaan die in de commercieele steden alleen gedijen kan en daar een heterogeen mengelmoes vormt waarin de Britten de talrijkste en luidruchtigste klasse uitmaken. Door zijn erfelijke eigenschappen is de Hollandsche Afrikaner bij uitstek gehard geworden tot een taai volhouden van den voortdurenden kamp tegen droogte, ziekte onder het vee, sprinkhanen en andere plagen die beurtelings dit werelddeel teisteren en den neo-Europeaan spoedig tot wanhoop en afmatting zouden voeren.
De Afrikaners der Britsche kolonien houden steeds het oog gericht op hun stamgenooten in de vrije Republieken. De Engelschen daarentegen steunen op de materieele hulp en het zedelijk overwicht van Groot-Brittannië en roepen die hulp bij de minste en geringste aanleiding in.
Onder deze blanke bevolkings-laag ligt een talrijk sub-stratum van inboorlingen die in de Afrikaners hun meesters, in de Britten hun beschermers hebben leeren zien. Nooit hebben de Afrikaners in hun politieke moeilijkheden zich bediend van de kleurlingen; wel echter de Britten. Nog onlangs weer heeft de Gecharterde Compagnie de zware en hatelijke verdenking niet kunnen ontgaan van in en om de Z.A. Republiek de Kaffers tegen de Boeren te hebben opgestookt. Deze uiteenloopende houding tegenover de naturellen is niet een der geringste bronnen geworden van onderling wantrouwen tusschen de twee in Zuid Afrika om den voorrang worstelende blanke rassen.
Sedert de laatste jaren is nog een nieuw element in dit werelddeel op den voorgrond getreden: de Duitschers. Men vindt hen talrijk in de Kaapkolonie - te Kaapstad hebben
| |
| |
ze een eigen pers-orgaan - maar vooral in de Z.A. Republiek. Vroeger gingen zij meest op in het neo-Europeesche element; maar sints hun menigte sterker werd en bovendien de koloniale expansie van het Duitsche Rijk zich krachtiger in Oost- en Zuidwest-Afrika openbaarde, is tevens het nationale zelfbewustzijn der Germaansche immigranten intenser geworden. Omvangrijke Duitsche financieele en industrieele belangen zijn thans in Zuid Afrika gevestigd en het is geen geheim dat de Transvaalsche Regeering die vestiging met belangstellende aandacht heeft begroet. Te Berlijn wordt tegenwoordig de staatkundige zelfstandigheid der Boeren-republieken als een zeer gewichtige factor beschouwd tot de bevestiging der Duitsch-koloniale politiek in Centraal- en Zuid Afrika. De instandhouding van het status quo te Delagoabaai vormt natuurlijk een gewichtig bestanddeel dezer politiek.
Bovenstaande beknopte diagnose zal waarschijnlijk voldoende wezen tot een begrip der gemengde indrukken welke de onverwachte inval van Jameson's vrijbuiters in de Z.A. Republiek op Zuid Afrika maakte, en der verschillende gevoelens welke het krachtdadig optreden der Boeren heeft verwekt. De verrassing, veroorzaakt door de pijnlijke openbaring van het Groote Komplot van Rhodes en diens medeplichtigen, heeft op dit werelddeel gewerkt als de schok die in zekere liquide chemische preparaten ineens een kristallisatie teweegbrengt. Nolens volens moest ieder inwoner van Zuid Afrika kleur bekennen; en er waren slechts twee kleuren om tusschen te kiezen - vóór of tegen Jameson.
Alles wat Britsch gevoelde, wachtte met spanning het zoo goed als ontwijfelbaar geachte succes der revolutie af en - voor zoover de daad zelf nog werd afgekeurd - vergaf men in gedachten reeds de brutale schending van het volkenrecht aan den Engelschen aanvoerder die de Z.A. Republiek dan toch eindelijk weer voorgoed in den schoot van Groot Brittannië terugbracht! De voldoening over het blijde vooruitzicht dat geheel Zuid Afrika ten slotte ‘roodgeverfd’ zou wezen, is trouwens gemakkelijk verklaarbaar voor wie zich kan indenken in de Britsch-Imperiale annexatie-idealen. Bitter moet dan ook het gevoel van verdriet en teleurstelling geweest zijn toen, niettegenstaande de allergunstigste voorteekenen, Johannesburg
| |
| |
- Judasburg werd het in die dagen gedoopt - zich lijdelijk hield, sints de Boeren met merkwaardige snelheid te wapen geloopen waren en de gevangenneming van de vrijbuiters nabij Krugersdorp volvoerden. De ontroering welke gedurende de eerste dagen van dit jaar gansch Zuid Afrika heeft bevangen gehouden en de totaal tegengestelde richtingen waarin zich de verwachtingen der bevolking bewogen, veroorzaakten een zeldzaam zonderlinge maatschappelijke stemming doordat plotseling de atomen der plaatselijke samenleving zich van elkander isoleerden naarmate van eens ieders ronduit verkondigde of intiem verborgen gehouden verwachtingen. Want ofschoon zich de differente sympathiën in algemeene trekken wel lieten herleiden tot geografische gegevens, waren toch in veel gevallen de opinies wonderlijk dooreengemengd. Geen subiete lankmoedigheid van President Kruger is in staat geweest de teleurstelling der Britschgezinden te lenigen; eerder werkte die lankmoedigheid als een schrijnende pijn in de gewonde nationale trots dergenen die gehoopt hadden ten langen leste de wraak op de Majuba-vernedering te beleven.
Op de Afrikaners hadden de gebeurtenissen natuurlijk een geheel anderen invloed.
In de Z.A. Republiek was in één enkel oogenblik de steeds welig tierende geest van onderlinge jaloezie en partijschap op zijde gezet, en werd de profetie van den heer Paul Kruger vervuld die ik hem jaren geleden, onder moeilijke politieke omstandigheden, eens ontlokte op de vraag wat er toch van het verdeelde Transvaalsche volk worden zou, indien ooit een buitenlandsche vijand mocht opdagen. ‘Al vechten een troep honden nog zoo hard onder elkander’ - zoo zeide de President - ‘toch zullen ze zich gezamenlijk verweren als er wolven komen opdagen!’ Hoe de Transvalers zich verweerd hebben is in Nederland bekende geschiedenis en behoeft hier niet nogmaals vermeld te worden.
In den Oranje Vrijstaat verwekte de inval van Jameson een algemeene nationale verontwaardiging; naar de stem der ‘voorzichtigen’ werd niet in het minst geluisterd; dadelijk werden de Volksraadsleden Fisher en Kleynveld naar Pretoria afgevaardigd en namen deze heeren deel aan de beraadslagingen van den Transvaalschen Uitvoerenden Raad alsof zij er van rechtswege thuis hoorden. In een ommezien stond een welge- | |
| |
wapend observatie-corps aan den Vaal-oever gereed om dadelijk hulp te bieden waar dit noodig mocht blijken. De Volksraad werd te Bloemfontein samengeroepen en nam een besluit dat voortaan de Vrijstaat, niet alleen tegen een buitenlandschen vijand - gelijk reeds beloofd was in de Potchefstroomsche Conventie - maar ook bij binnenlandsch gevaar, de Z.A. Republiek zou bijstaan. En dat men het in den Vrijstaat waarlijk ernstig meent met de oprechte nationale sympathie voor de Transvaalsche Boeren, heeft nog dezer dagen de besliste stembus-overwinning bewezen, waardoor Rechter Steyn met een verpletterende meerderheid den Presidents-zetel verwierf. De Heer Steyn namelijk had zich gedurende den verkiezingsveldtocht geopenbaard als een warm voorstander eener nauwe aaneensluiting, terwille van militaire doeleinden, tusschen de twee Boeren-republieken, dank zij welke over een eerbiedwaardige krijgsmacht van minstens 40000 mannen kan beschikt worden.
Ook in de Britsche kolonie Natal had de inval van Jameson op de noordelijke distrikten, waar voornamelijk Afrikaners wonen, een merkwaardige uitwerking en moest zelfs de Regeering haar invloed doen gelden om de menschen te beletten in grooten getale de grenzen te overschrijden ten einde hun Transvaalsche stambroeders ter hulp te snellen. Ofschoon een eventueel gelukken van het Groote Komplot niets hoegenaamd zou veranderd, nog minder dus geschaad zou hebben aan de politieke of economische omstandigheden der inwoners van Natal - vooral niet der agrarische inwoners, - toch had zich de spontane verontwaardiging over het verraad van Jameson en het oproer te Johannesburg in een oogwenk meegedeeld aan de Boeren van Natal welke, evenals die van den Vrijstaat, aanstonds gereed waren om het gepleegde geweld met geweld te keeren.
In de Kaapkolonie, de bakermat der Afrikaners, maar tevens het land dat jarenlang den heer Rhodes door dik en dun in zijn politiek gevolgd en daardoor zich de argwaan der Z.A. Republiek op den hals gehaald had, had de opwelling van sympathie voor de Transvaalsche Boeren en de verontwaardiging over Jameson's misdaad een populaire beweging onder de hollandsch-sprekende bevolking veroorzaakt, welke in menig opzicht die van 1880-81 (gedurende den Transvaalschen vrijheids-oorlog) in ernst en diepte overtrof. Dit is te merkwaardiger omdat de groote menigte voortdurend tegen de Transvalers
| |
| |
was opgezet geworden wegens het vermeende onvriendschappelijke optreden van President Kruger's regeering tegen de Kaapkolonie, en omdat voorts de professioneele politici in den lande door menigvuldige banden aan den heer Rhodes vastzaten. Niettegenstaande echter het terrein alles behalve gunstig voorbereid was voor een explosie van sympathie voor de Transvalers, wist de Afrikaner-bevolking zich dadelijk met een krachtigen ruk los te maken uit de Rhodesiaansche bekoring en ging de heer Jan Hofmeyr, haar extra-parlementaire leider en persoonlijk eng bevriend met den heer Rhodes, aanstonds voor in de openbare en ondubbelzinnige veroordeeling van den aanslag op de Z.A. Republiek. Hofmeyr was een der eersten die den Premier der Kaap-kolonie met diens aankleve van de Gecharterde Compagnie van zich afstiet en erkende dat hij zijn vertrouwen op een onwaardige gevestigd had. Het Groote Komplot was ook voor de Kolonische Afrikaners te zwaar om te verteren; en de volledige schipbreuk van het Rhodes-regime in de Kaap-kolonie kwam President Kruger ten goede.
Was dus tengevolge der gebeurtenissen die te Doornkop met de gevangenneming van Jameson's vrijbuiters eindigden, het nationaliteits-gevoel, het bewustzijn van eigen kracht en de aandrang tot gezamelijke consolidatie, tegelijk met een gerechtvaardigd wantrouwen in de politieke moraliteit van het Engelsche element, sterk aangewakkerd geworden, bij de andere bevolkings-bestanddeelen van Zuid-Afrika miste men die eenheid van denken en voelen welke nieuwen levensgeest bij een natie inblaast. De Engelsche Regeering te Londen had ter elfder ure de samenzwering gedesavoueerd en daardoor iedere uiting van officieele geestdrift in Zuid-Afrika onmogelijk gemaakt; alleen gelauwerde poëten, tweede-rangs-politici, Jingo-bladen en de lagere Britsche bevolkingsklassen schoven hun teleurstelling over de mislukking van het komplot en hun bewondering voor de vrijbuiters niet onder stoelen en banken, doch manifesteerden er dapper op los. Te Pieter Maritzburg, den regeeringszetel van Natal, werd zelfs de Gouverneur uitgejouwd omdat hij aan President Kruger de betuigingen zijner voldoening over het herstel der orde had aangeboden. In andere steden hadden dergelijke betoogingen tegen de Transvaalsche Boeren plaats. Anderen keurden ten volle de intriges van den heer Rhodes af, zonder den trots en de geestdrift der Afrikaners te deelen; weer andere personen van En- | |
| |
gelsche af komst kozen beslist partij voor de Boeren, minder uit sentiments-redenen dan uit afkeer voor de speculatieve drijfveeren der samenzweerders. Het verdient vermelding dat de Engelsche geestelijkheid in Zuid-Afrika grootendeels de misdaad der vrijbuiters vergoelijkte en hun treurig lot een onverdiende straf achtte.
De Duitschers van Zuid-Afrika deden ook van zich spreken en ontvingen in hun algemeen gedeelde sympathie voor de Boeren een onverwachten steun door het befaamde telegram van gelukwensching, dat Keizer Wilhelm aan President Kruger afzond. In korten tijd stonden de Duitschers met de ‘Hollanders’ op hetzelfde lage pijl van achting der Britschgezinden; en zóóver steeg de verbittering der Engelschen dat de voornaamste club te Johannesburg haar ballotage-dag moest uitstellen omdat het bestuur vreesde dat de simpele nationaliteit der voorgehangen personen invloed zou hebben op de stemming! Ik heb hooren vertellen dat bij verschillende mijnen van den Witwatersrand stond aangeplakt dat geen Duitsche werklieden zouden aangenomen worden.
Terwijl dus van Kaapstad tot de Sambezie in elk Afrikaner hart een jubelende vreugde ontstaan was en aller blikken met bewondering en trotsch naar Pretoria staarden waar President Kruger al zijn invloed noodig had opdat de door zijn volk behaalde overwinning niet gecompromitteerd zou worden, en terwijl bij een aanzienlijk deel der neo-Europeesche bevolking luide af keuring der Rhodes-politiek werd opgewekt, was onwillekeurig - vooral ook in verband met de gelijktijdige anti-Engelsche agitatie in Europa - de nederlaag van Jameson en van het Johannesburgsche ‘Reform Committee’ in de verbeelding der Britschgezinde inwoners van dit werelddeel aangegroeid tot een nationale calamiteit, tot een tweede Amajuba, temeer nog omdat onder de naturellen-bevolking het prestige der Boeren, ten koste van dat der Engelschen, aanmerkelijk was gerezen. En toen zelfs Australische koloniën zich in de zaak mengden, scheen het betrekkelijk onbeduidende feit dat President Kruger (om diens eigen woorden te gebruiken) dadelijk de schildpad gedood had zoodra deze maar zijn kop had uitgestoken, tot een pan-Britsche wereld-demonstratie te zullen leiden, hetgeen natuurlijk niet strekte om in Zuid-Afrika de plotseling breeder geworden kloof tusschen
| |
| |
Afrikaners en Engelschen te dempen. Trouwens, ook onder de Boeren is de hereditaire anglophobie, welke, zelfs in de Z.A. Republiek, bij menigeen was ingesluimerd, met hernieuwde krachten ontwaakt en wordt de ‘rooinek’ meer dan ooit als een vijand beschouwd.
En kon men uu maar alle homogeen denkende Engelschen in den eenen hoek van Zuid-Afrika samen laten wonen en alle homogeen denkende hollandsch-sprekende Afrikaners in een tegenovergestelden hoek, en daartusschen alle onverschilligen metterwoon plaatsen, dan ware het voor ieder dezer categoriën nog wel uit te houden. In dit werelddeel echter zijn de menschen wonderlijk dooreengemengd; zoo bijvoorbeeld wordt Bloemfontein, de hoofdstad der door en door Hollandsch-afrikaansche Boeren-republiek, vaak de meest Engelsch-gezinde stad van dit werelddeel genoemd. Het handels-middelpunt van ons continent, Johannesburg, nog onlangs bijna het tooneel van een Britschen staatsgreep, ligt slechts weinige tientallen mijlen verwijderd van Pretoria, de vesting der Afrikaner politieke zelfstandigheid.
In het maatschappelijke leven komt men dagelijks in aanraking met personen wier politiek verleden of wier opvattingen van de gebeurtenissen van den dag hemelsbreed uiteenloopen; zelfs onder lieden die het in 't algemeen met elkander eens zijn, heerschen vaak storende meenings-verschillen over nuancen. Waar een vreedzame geest meewerken zou tot de geleidelijke ineensmelting der heterogene gevoelens, zou een groote diversiteit daarvan niet schaden aan het volksleven. Doch zoolang het geweer nog zulk een beslissende en afdoende rol speelt in de afwikkeling onzer inwendige politieke aangelegenheden, werkt het gemis aan één zelfde staatkundig streven onder de bevolking van Zuid-Afrika hinderlijk op den gezonden groei der natie en daarenboven lastig op den maatschappelijken omgang. Men denke zich slechts den toestand van het Europeesche vasteland tusschen Weichsel en Pyreneen in, wanneer de tegenwoordige bevolking eens door elkaar geschud werd en Franschen en Duitschers gedwongen waren zich voortdurend in den dagelijkschen omgang aan elkaar te schuren. Strekt het dan niet tot lof van het zelfbedwang der Zuid-Afrikaansche menschheid, dat ze elkaar enkel bij zeldzame gelegenheden in de haren vliegen?
Met dat al hebben de jongste gebeurtenissen bewezen hoe weinig er maar noodig is om oorlog in dit werelddeel te ver- | |
| |
oorzaken, een oorlog te verschrikkelijker omdat er geen onmiddellijke nationale belangen, doch voornamelijk rassenhaat aan ten grondslag zou liggen. Weinigen weten op den huidigen dag hoe nabij Zuid-Afrika voor een algemeenen oorlog gestaan heeft; immers, er is geen twijfel mogelijk dat, indien het Groote Komplot gelukt en de Britsche vlag (of wàt daarmee gelijk zou gestaan hebben) over de Transvaal geheschen ware, het geheele Afrikanerdom ten strijde zou zijn getrokken en de krijg niet geëindigd zou zijn dan met de volledige nederlaag van een der partijen. Onder de Afrikaner-bevolking bestaat trouwens de vaste overtuiging dat een eventueele oorlog, onder normale omstandigheden, moet uitloopen op de vernietiging van het Britsche gezag in dit werelddeel.
Nooit heb ik die overtuiging zoo sterk leeren deelen als met den inval van Jameson's vrijbuiters. Zonder eenigen administratieven omslag, op het simpele telegrafische bericht van het dreigend gevaar, hadden zich de Transvalers gemobiliseerd; zonder op zijn buurlieden te wachten, had elkeen zijn paard opgezadeld, zijn patroongordel omgedaan en zijn geweer gegrepen; zonder dat er iets in hun uiterlijke kleeding was veranderd, waren de burgers onmiddellijk in soldaten gemetamorphoseerd. Pretoria leverde in die dagen een merkwaardig gezicht op: uit de oostelijke distrikten stroomden voortdurend Boeren de stad in, soms een paar dozijn ruiters tegelijk, soms een vader met zijn zoons, soms ook maar een twee- of drietal; de meesten hadden een langen rit achter den rug, maar lieten zich door geen vermoeienis of honger verleiden om langer dan hoog noodig was in de hoofdstad te blijven. Met hetzelfde laconisme werd dan weer de tocht hervat naar Krugersdorp waar men vermoedde dat de vijand wel ergens zou te vinden zijn. Dit duurde zoo ettelijke dagen; en bij duizenden zijn de Boeren op die weinig aandacht-trekkende manier voorbij het groote Gouvernements-gebouw getrokken waarbinnen President Kruger de defensie inspireerde.
Het persoonlijk optreden van den heer Kruger gedurende die benauwde dagen was waarlijk bewonderenswaardig. De bewering als zou de Transvaalsche Regeering alles van het verraad geweten hebben, wordt duidelijk door de feiten gelogenstraft. Behalve President Kruger waren alle leden van den Uitvoerenden Raad uit Pretoria afwezig, in verband met de
| |
| |
Kerstdagen; eerst toen de troebelen te Johannesburg een ernstig karakter aannamen, kwamen zij haastig naar de hoofdstad. Bijna iedereen was onder den indruk der gebeurtenissen, en de tijding van Jameson's inval werkte op niet weinigen verlammend, omdat de overheid in het minst niet op zulk een verrassing voorbereid was. Toen ik den heer Kruger, dadelijk na het ontvangen van ontwijfelbare telegrammen, in zijn woning opzocht, vond ik de bekende stoep van zijn huis gevuld met lieden wien de verslagenheid op het gezicht te lezen stond en die bereid waren aan de meest overdreven geruchten geloof te slaan. De President evenwel zat bedaard in zijn ontvangkamer te praten en planeerde door zijn kalmen ernst hoog boven de zenuwachtige omgeving. Hij deed mij denken aan de figuur van Koutousow uit Tolstoi's ‘Vrede en Oorlog’, den Russischen opperbevelhebber, die indommelde bij de onnutte beraadslagingen zijner generaals en rustig den loop der gebeurtenissen afwachtte, vertrouwende op zijn goed recht en de krijgsmans-instincten van zijn vrijheidlievend volk.
Het wederzijdsch vertrouwen tusschen Paul Kruger en zijn burgers heeft voor geen der beide partijen teleurstellingen opgeleverd.
De tijd is nog niet gekomen om een definitieve balans op te maken uit de recente gebeurtenissen; doch een oppervlakkige proef balans geeft reeds, uit een Afrikaner oogpunt beschouwd, een gunstigen indruk. De Nieuwjaarsdag van 1896 opende voor Zuid-Afrika een nieuw tijdperk: de zegevierende Z.A. Republiek nauw verbonden met den Oranje Vrijstaat; in de Kaapkolonie met den val van het Rhodes-regime een herleving van het oud-nationaal gevoel, met het vooruitzicht op een politieke en economische verzoening met de Republieken; in Rhodesia de ineenstorting der Gecharterde Compagnie, dat rooversnest op aandeelen; in Europa een aandrang van sympathie, welke een aangename verrassing voor de Boeren geweest is; in Engeland een Regeering die gedrongen is om ‘faire bonne mine à mauvais jeu’. Intusschen is de verwezenlijking van het vage Zuid-Afrikaansche ideaal eener staatkundige vereeniging van alle landen in dit werelddeel geheel geschoven buiten het gebied eener praktische politiek en schijnt in ieder geval het denkbeeld van een Vereenigd Zuid-Afrika onder Britsche vlag voorgoed
| |
| |
verlaten te moeten worden. Door de treurige ondervinding geleerd, hebben de Boeren de noodzakelijkheid ingezien om zich beter tegen toekomstige militaire proefnemingen van buitenaf bereid te houden en verkeeren we thans in een toestand van gewapende vrede, die niet juist bevorderlijk is aan de consolidatie van het Britsche gezag in dit continent. Was er, zelfs een vijftal jaren geleden, nog een schijnbare kans dat de Engelsche invloed overwegend zou worden en blijven over geheel Zuid-Afrika, die kans is nu onherroepelijk voorbij; het laat zich integendeel aanzien dat een nieuwe dageraad is aangebroken voor het hollandsch sprekende bevolkings-element, dat zich - meer dan ooit te voren - kan laten gelden en gaandeweg de middelen in de hand krijgt om zich te ontwringen aan de monopoliseerende neigingen van het ‘perfide’ Albion.
Of in deze beweging Nederland een onmiddellijk aandeel zal kunnen nemen valt te betwijfelen; wel echter een indirekt aandeel. Het worde niet vergeten dat in Zuid-Afrika de godsdienst en de taal uit de eerste hand ontleend werden aan de voorvaderen der huidige Nederlandsche natie; deze kan nog veel doen om die oude bron steeds onder het bereik te houden van de Afrikaners. Door de hollandsche schrijftaal in Europa elastisch te doen blijven en rekening te houden met de dringende behoeften der hollandsche schrijftaal in Zuid-Afrika kan de intellectueele band tusschen Nederland en dit werelddeel worden beveiligd. Het is dus niet genoeg voor de hollandsch schrijvende Transvaal-vrienden in Europa om zich geldelijke opofferingen te getroosten ten bate van het volk der Z.-A. Republiek; andere en niet op geld waardeerbare opofferingen zullen eveneens welkom en vruchtdragend blijken.
Pretoria, 24 Februari 1896.
Dr. F.V. Engelenburg. |
|