| |
| |
| |
Neerland's staatkundige positie in Europa als grondslag voor zijn weerkracht.
Reeds sedert geruimen tijd dringen velen met kracht aan op eene afdoende regeling onzer levende strijdkrachten, en op eene algeheele herziening van ons verdedigingsstelsel.
Aangezien de strijdmacht van den staat het laatste hulpmiddel der staatkunde is om het door deze beoogde doel te bereiken, wordt voor eene deugdelijke organisatie onzer weerkracht vereischt, dat dat doel scherp zij afgebakend.
De staatkunde moet een zoodanige gedragslijn volgen, dat het optreden van de strijdmacht onder de meest gunstige voorwaarden plaats grijpt, en duidelijk moet zij aangeven, op welk tijdstip en onder welke omstandigheden een beroep op de hulp der strijdmacht noodzakelijk zal zijn.
In de 7de aflevering (jaargang 1895) van de ‘Vragen des Tijds’ wordt in een artikel, getiteld Handhaving der neutraliteit de gedragslijn geschetst, die onze staatkunde moet volgen, ingeval tusschen Frankrijk en Duitschland een oorlog uitbreekt. De schrijver betoogt daarin, ‘dat de stelling ten eenenmale onaannemelijk is, dat hij, die het eerst met zijne troepen ons gebied betreedt, per se onze vijand is.’ Hij deelt de meening van den Belgischen majoor Girard, ‘dat zelfs legerkorpsen de grenzen (van een neutraal gebied) kunnen overschrijden, de groote veldslag tusschen de beide partijen op eigen (Belgisch) grondgebied kan plaats hebben, zonder dat het mogelijk zal zijn te beslissen, wie als vriend, wie als vijand moet worden beschouwd’, en komt tot de slotsom, ‘dat het niet van de kleur der uniform van den eersten gewapenden troep, die onze grenzen overschrijdt, zal moeten afhangen, of wij in oorlog
| |
| |
komen met Duitschland of Frankrijk, maar dat onze regeering in elk voorkomend geval, rekening houdende met de internationale verplichtingen, die onze positie als lid der Europeesche statenmaatschappij medebrengt, en in verband met de krachten, waarover wij kunnen beschikken, geheel zelfstandig, zonder eenige pressie van buiten, zal beslissen, wat gedaan moet worden.’
Duidelijk schijnt deze gedragslijn zeker; is zij echter de meest juiste?
Ik vermeen dit te moeten betwijfelen. De geringe sterkte onzer strijdmacht brengt met zich, dat wij in den grooten krijg niet anders dan nationale belangen zullen hebben te beschermen. Het behoud onzer onafhankelijkheid zal in elk geval onze hoofdleus zijn, en ondenkbaar is het, dat wij ‘geheel zelfstandig, zonder eenige pressie van buiten’ ons ooit bij een der strijdende partijen zouden aansluiten.
Onze staatkunde zal tot voornaamste taak hebben, er naar te streven, dat wij zoo mogelijk in den grooten strijd niet worden betrokken, en nu meen ik, dat de bovenomschreven gedragslijn het gevaar, dat wij tegen onzen zin in den kamp worden gemengd geenszins vermindert, het integendeel aanzienlijk doet toenemen.
Deze gedragslijn kan aanleiding geven, dat Frankrijk en Duitschland zich gedwongen zien, ons land zoo snel mogelijk te bezetten. Immers de flanken hunner opereerende legers worden bedreigd òf door de Nederlandsche strijdmacht, die gereed staat om op een onverwacht tijdstip in den gang der operatiën storend in te grijpen, òf door de strijdmacht van den tegenstander, daar de mogelijkheid bestaat, dat deze ongehinderd, wellicht zelfs gesteund, zijn opmarschrichting neemt over Neerland's grondgebied.
Maar er is meer. De afwachtende staatkunde vermeerdert niet alleen het gevaar voor schending onzer neutraliteit, het bemoeilijkt ook in hooge mate de eventuëele operatiën van onze strijdmacht.
Wanneer eene overschrijding der grenzen door een der strijdende partijen niet per se een daad van vijandschap beteekent, wanneer de staatkunde daaromtrent hare meening moet kenbaar maken, en de order tot het al of niet openen der vijandelijkheden moet uitvaardigen, dan gaat voor ons leger, dat hoewel
| |
| |
het gemobiliseerd aan de grenzen staat toch niet onmiddellijk zijne operatiën mag aanvangen, de kostbaarste tijd verloren. Dien tijd zal de tegenstander gebruiken òf om zoover door te dringen, dat elke weerstand van het veldleger nutteloos is, òf om een dergelijke opstelling in te nemen, dat van terugwerpen geen sprake meer kan zijn.
Evenmin zal de vlootvoogd de operatiën ter zee op het juiste tijdstip kunnen aanvangen.
In stede dat de diplomatie door een beleidvol optreden het gevaar voorkomt, dat onze strijdmacht bedreigt, wanneer zij geplaatst wordt tegenover een tienmaal sterkeren vijand, en zorg draagt, dat in het onvermijdelijke geval haar optreden zooveel mogelijk wordt vergemakkelijkt, zou zij moedwillig het gevaar zoeken, en aan de operatiën van leger en vloot onoverkomelijke hinderpalen in den weg leggen.
Ik wil trachten in de navolgende regelen de Nederlandsche staatkunde langs eervoller banen te geleiden tot haar hoogste ideaal: een onaf hankelijk vaderland; aangeven, welke houding door haar moet worden aangenomen, opdat de taak der strijdmacht zooveel mogelijk worde vergemakkelijkt, en bepalen op welk tijdstip en onder welke omstandigheden, een beroep op de hulp dier strijdmacht noodzakelijk zal zijn.
Vooropstellende dat de Nederlandsche staat geen agressieve politiek kan voeren, in verband met de betrekkelijk zwakke strijdmacht, die te harer beschikking is, zijn drie gevallen denkbaar, die ons land in moeilijkheden kunnen brengen met het buitenland.
1e. | een der staten veroorlooft zich tegen ons aanmatigende eischen; |
2e. | na een onbeslisten strijd tusschen de Europeesche grootmachten kunnen dezen afstand vorderen van ons grondgebied in Europa of van onze koloniën om de eerzucht der volken te bevredigen; |
3e. | tijdens een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland kan een der strijdende partijen het noodzakelijk achten om haar opmarschrichting te nemen over ons grondgebied, of om dat grondgebied geheel of ten deele te bezetten. |
| |
| |
Ik zal alleen het laatste geval uitvoerig behandelen, en wensch mij, wat de eerste twee gevallen betreft, te bepalen tot de mededeeling, dat onder alle omstandigheden de taak der strijdmacht zal zijn: ons grondgebied te verdedigen, den tegenstander aan te grijpen en te slaan.
Hoe ook de tekst moge zijn der verschillende tractaten die tusschen de Europeesche mogendheden zijn gesloten, - ontbrandt eenmaal de oorlogsfakkel, dan zullen alle rijken hunne strijdkrachten mobiliseeren, òf om deel te nemen aan den krijg, òf om voor alle gebeurlijkheden gereed te zijn.
Een onmiddellijk gevolg van deze algemeene mobilisatie zal zijn, dat de Europeesche productie in den ruimsten zin genomen aanmerkelijk vermindert. Niet alleen dat de beschikbare arbeidskrachten grootendeels in de legermassa's te loor gaan, doch ook de voorhanden hoeveelheid grondstoffen en materialen zal zeer spoedig zijn uitgeput, aangezien de verschillende rijken geen uit- of doorvoer zullen toestaan, en zulks zoowel om andere rijken te bemoeilijken, als om eigen behoeften zoo lang mogelijk te kunnen bevredigen.
Met deze ‘daling van aanbod’ houdt echter ‘vermindering van vraag’ geen gelijken tred. Integendeel. Ongelooflijk is de hoeveelheid, zoowel als de verscheidenheid der behoeften van die duizenden strijders, en meermalen zelfs is er getwijfeld aan de mogelijkheid om ooit in een behoorlijke verpleging der hedendaagsche legers te voorzien.
Als vaststaande mag dan ook worden aangenomen, dat Europa's voorraadschuren en producten nimmer toereikend zullen zijn om aan de behoeften dier massa's te voldoen, en dat een ruime toevoer uit andere werelddeelen noodig zal blijken om het verbroken evenwicht tusschen vraag en aanbod te herstellen.
Van die werelddeelen komt voor de verpleging der Fransche en Duitsche legers Amerika hoofdzakelijk, - ja, bijna uitsluitend - in aanmerking. Zijn ligging waarborgt een snel en gemakkelijk transport, en daar het zelf nooit in den Europeeschen krijg zal worden betrokken, kan het zijn onuitputtelijken voorraad en zijn reusachtige productie geheel ter beschikking van Europa stellen.
De wegen, die de Amerikaansche producten zullen nemen
| |
| |
om de Fransche en Duitsche legers te bereiken, kunnen gemakkelijk worden aangegeven. Wij stellen daartoe op den voorgrond, dat Duitschland strategisch offensief, Frankrijk strategisch-defensief zal optreden.
Voor de juistheid van deze onderstelling voeren wij aan, dat het organisatieplan, de mobilisatie en dislocatie der Duitsche troepen geheel op het offensief zijn ingericht, - dat daarentegen Frankrijk uitsluitend aan een defensief optreden heeft gedacht; en door zijn troepen te binden aan de versterkte plaatsen op de Oostgrens aanvankelijk over geen krachten voor offensieve doeleinden zal kunnen beschikken.
Laatst genoemd rijk zal dan ook zijn operatiebasis inrichten in het Oosten achter de lijn der versterkte plaatsen, en de Amerikaansche producten daarheen per vaar- of voertuig transporteeren, na deze in ontvangst genomen te hebben in de havens aan den Atlantischen Oceaan.
Duitschland kan evenals Frankrijk in eigen havens lossen, en de producten te land of te water naar zijn operatiebasis aan den Rijn vervoeren, of die producten daarheen transporteeren langs den Rijn door de Nederlandsche havens.
Aan welken weg onze oostelijke nabuur de voorkeur zal geven, is aan geen twijfel onderhevig, wanneer men in aanmerking neemt, dat voor het transport door Nederland Nederlandsche arbeidskrachten en transportmiddelen kunnen worden gebezigd, terwijl bovendien de mogelijkheid bestaat, dat de Duitsche Noordzeehavens door een vijandelijk eskader zullen zijn geblokkeerd.
Hoe dieper de Duitsche legerscharen overwinnend Frankrijk binnendringen, des te grooter wordt de beteekenis, die onze waterwegen voor een behoorlijke verpleging dier legers hebben. Onder geen voorwaarde kan of mag Duitschland de afsluiting van dien toevoersweg gedoogen; deze is een onmisbaar vereischte voor het welslagen zijner operatiën.
Gelukt het den Franschen den Rijn te overschrijden, en zich op Duitsch grondgebied staande te houden, dan komt het transitoverkeer door Nederland aan de verpleging der Fransche legers ten goede, en krijgt voor deze hetzelfde belang, dat het eertijds voor Duitschland had.
Behalve Nederland komt ook België (Antwerpen) in aanmerking voor dit transitoverkeer. Wijl echter het transport
| |
| |
daar voornamelijk per as zal moeten geschieden, zal het met dat langs de Nederlandsche waterwegen niet kunnen wedijveren.
Engeland zal, gelijk genoegzaam bekend is, aanvankelijk een strikte onzijdigheid in acht nemen. Dan zal het met zijn handelsvloot levendig deelnemen aan het vervoer der Amerikaansche producten naar ons land, en elke belemmering van dat vervoer zooveel mogelijk trachten te voorkomen.
De vraag moet nu worden beantwoord, hoe zal Duitschland in den toekomstigen krijg zich het bezit van den toevoersweg verzekeren, hoe zal Frankrijk den toevoer van Amerikaansche producten beletten?
Aangezien uit een volkenrechterlijk oogpunt het transitoverkeer volkomen gewettigd is, kan Frankrijk slechts door een daad van geweld, door het blokkeeren of bezetten onzer havens aan dien doorvoer een einde maken.
Dat het tot dezen maatregel zal overgaan, moet worden betwijfeld. Engeland's staatkundige en handelsbelangen zouden dit nimmer gedoogen, en de zeer krachtige protesten der Engelsche regeering, die zich daarmede in geen enkel opzicht de handen bond, zouden de Fransche diplomatie ongetwijfeld tot nadenken stemmen,..... altijd, wanneer wij krachtig genoeg zijn om den tijd te verschaffen, dien het voeren dier diplomatieke onderhandelingen vereischt, want ware Frankrijk eenmaal meester van onze havens, dan....
En cas de meubles, possession vant titre.
Heeft Frankrijk de overtuiging, dat wij ons goed recht door kracht van wapenen kunnen en zullen verdedigen, dan zal het den coup de main niet durven ondernemen, maar ten opzichte van ons een afwachtende houding aannemen, en eerst dan tot een blokkade of bezetting der Nederlandsche havens overgaan, wanneer een min correcte handeling van onze zijde daarvoor als motief kan strekken, en dus een vijandig optreden uit een volkenrechterlijk oogpunt zou zijn te rechtvaardigen. Dan behoeft de Fransche regeering met protesten van Engelsche zijde geen rekening te houden. Ze zouden met een oorlogsverklaring gelijk staan, en tot dien maatregel zal Engeland noode overgaan, zooals zijn politiek verleden genoegzaam bewijst.
Wat Duitschland betreft, dit verzekert zich het bezit van den toevoersweg, òf indirect door onze neutraliteit streng te ontzien, òf direct door dien toevoersweg en de Nederlandsche havens te bezetten.
| |
| |
Tot een optreden in laatstgenoemden zin wordt het genoodzaakt, wanneer het onbekend is met de gedragslijn, die onze staatkunde zal volgen, of wanneer het onze strijdmacht te zwak acht om den coup de main van Fransche zijde te beletten.
Ook is het geval denkbaar, dat strategische argumenten, b.v. een opmarschrichting door Limburg, een schending onzer neutraliteit noodzakelijk zouden maken.
In zulk een geval is Duitschland gedwongen door het onmiddellijk bezetten van onze havens de blokkade door de Fransche vloot, die zeer zeker op deze schending onzer neutraliteit zou volgen, zoo mogelijk te beletten.
Een afdoende voorbereiding onzerzijds tegen een mogelijken coup de main van Duitschland, een krachtig Nederlandsch veldleger zullen de waarde dier argumenten ongetwijfeld sterk verminderen, en Duitschland dwingen zich met het indirecte bezit van den toevoersweg tevreden te stellen, dus onze neutraliteit streng te ontzien.
Door de hier geschetste beteekenis, die Neerland's ligging voor een behoorlijke verpleging der Duitsche legerscharen heeft, wordt mijns inziens het standpunt der Nederlandsche diplomatie volkomen bepaald:
De Nederlandsche diplomatie legge de verklaring af, dat Nederland de meest strikte onzijdigheid zal aannemen; dat het nimmer de geringste schending van zijne neutraliteit zal dulden, en dat elke poging daartoe onmiddellijk door kracht van wapenen zal worden belet, onverschillig van welke zijde die poging geschiedt.
De moreele kracht, die in dit zelfbewuste optreden onzer diplomatie schuilt, zal zeer zeker een gunstigen invloed oefenen op onze verhouding tot de naburige rijken. De diplomatie behoudt hare zelfstandigheid, behartigt de belangen van den handel, en voorkomt de rampen, die een oorlog met zich brengt. De nationale krachten blijven beschikbaar om na een onbeslisten strijd tusschen de grootmachten in elke gewilde richting te worden aangewend.
Wordt deze gedragslijn nù reeds aan de diplomatiën in het buitenland bekend gemaakt, en de overtuiging gevestigd, dat Nederland onder alle omstandigheden zijn goed recht tot het
| |
| |
uiterste kan en zal handhaven, dàn voorkomt de staatkunde den coup de main van Fransche zoowel als van Duitsche zijde, en stelt het leger en de vloot niet bloot aan het gevaar om gedurende de mobilisatie en concentratie te worden verrast, en onder de meest ongunstige omstandigheden te worden aangevallen.
Dàn is ook scherp geformuleerd, wanneer en onder welke omstandigheden de hulp van de strijdmacht zal worden ingeroepen. Dàn behoeft op het beslissende oogenblik geen tijd verloren te gaan met het voeren van diplomatieke onderhandelingen, waardoor een zegepraal der wapenen eene onmogelijkheid zou worden.
Het zijn geen dagen, het zijn enkele uren slechts, die bij een plotselingen inval beslissend kunnen zijn voor het lot van ons vaderland.
De geringste schending onzer neutraliteit, elke overschrijding onzer grenzen, elke bedreiging onzer havens moet het sein wezen voor den bevelhebber van onze land- of zeemacht om zonder nader bevel oogenblikkelijk handelend op te treden.
Voldoen Fransche of Duitsche troepen niet onmiddellijk aan het verzoek om keert te maken, weigeren Fransche of Duitsche oorlogsbodems binnen ons kust- en zeegebied den steven te wenden, dan nemen de krijgsoperatiën zonder uitstel een aanvang.
Veel verbreid is de meening, dat op onze strijdmacht de taak zou rusten onze neutraliteit te handhaven.
Die meening is verkeerd.
De handhaving onzer neutraliteit, de verzekering van ons onaf hankelijk volksbestaan is de taak der staatkunde.
De verdediging van ons grondgebied, den tegenstander aangrijpen en slaan, is de eenige taak der strijdmacht.
W.M. Engelberts. |
|