| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
27 December. Preeken.
De Reverend Washington Gladden - ...
-!
Ik bedoel den Reverend Washington Gladden van Columbus, in Ohio, V.S. Als redenaar misschien nog niet de gelijke van Bossuet, maar toeh waard om gehoord te worden - door de bewoners van Columbus, Ohio; en waard voor ons ook om hem te hooren nu zijn preek, door de telegraaf aan de groote bladen van New-York geseind, door het agentschap van Reuter wederom verder naar Europa is overgebracht.
Is het niet een wonderbaar iets: Zondag, den 22 December, treedt de Reverend Washington Gladden voor zijn gemeente op, te Columbus in Ohio, en twee dagen later lees ik hier zijn leerrede. Het is de eerste en de laatste maal, denkelijk, dat de telegraaf zich druk maakt, om Washington Gladdens woorden naar alle uiteinden van de wereld te doen weerklinken, - alsof hij een imperator was, de plattelandsdominé! (Ik kan me Columbus moeilijk als stad denken.) Moeten wij dan niet naar hem luisteren?
Hij zeide -
Natuurlijk, waarover zou hij anders gesproken hebben, dan over President Clevelands boodschap aan het Congres? Dàt verlangde zijn gemeente, mannen en vrouwen te Columbus, van haar leeraar te hooren.
Toen de tijding kwam van Clevelands schrijven aan het congres,
| |
| |
was de eerste indruk in Europa een gevoel van spot- en twijfelzieke zieke verlegenheid.
Die Botschaft hör' ich wohl, allein mir fehlt der Glaube,
staat in Faust te lezen; zoo was er hier ook geen recht geloof, of ten hoogste een geloof dat men met een streek van den president te doen had om de hernieuwing van zijn mandaat door het volk te bevorderen.
Maar aan gene zijde van het water bestond wel degelijk geloof en geestdrift.
- Die Amerikanen, zoo'n vreemd volk! Tegelijk berekenend en niets ontziend; met vollen stoom op en met een tint van vroomheid. Zulke snoode hypocrieten! zou men zeggen, wanneer die uitdrukking veroorloofd was. -
Neen, wis en waarachtig niet! Voor ons die van een zelfden stam zijn, hebben de Yankees niets vreemds; het zijn precies Hollanders, maar uit den goeden ouden tijd, toen wij onzen naam voluit en met forsche letters durfden schrijven; en toen wij ook leeuwerig waren, maar met heusche manen, en niet met de krulletjes van paardenhaar die thans om onze lange, slappe ooren bungelen; en toen wij ook vroom waagden te wezen, zelfs op gevaar af voor hypocrieten door te gaan. Rare kostgangers van onzen lieven Heer, die wij toen waren, zooals de oude Hollandsche humor zeide, en vreemde dingen die men daarboven van Hollands bodem moest hooren. ‘Zij hebben weer biddag gehouden, nu zal het raak tegen ons losgaan,’ merkten de Spanjaards op. (Ik vond dit gezegde met trots vermeld bij den goeden Schotsman, den grootvader onzer moderne orthodoxie.)
En vreemde dingen heeft men in dezen laatsten tijd van den bodem der Vereenigde Staten hooren opgaan.
‘Hemelsche Vader, laat uw vrede heerschen in ons gebied. Maar gun ons toch dat wij alles wat naar een beleediging tegen ons volk zweemt diep mogen gevoelen en snel mogen wreken,’ zoo bad op den eersten Maandag van December, bij de opening der zitting, de kapelaan van het huis der volksvertegenwoordiging te Washington.
Het redelooze gebed had zijn reden.
Men verwachtte een beleediging. Van Lord Salisbury. Van
| |
| |
het oude Engeland, dat zijn loot nog nimmer als geheel volwassen heeft willen erkennen.
Zes maanden geleden richtte het kabinet van Washington een schrijven naar Londen om zijn positie in zake het verschil over de grens tusschen Engeland en Venezuela te verklaren en op arbitrage aan te dringen.
Dat Venezuela is een republiek van niet al te best allooi, en een bijzondere achting kan een burger der Vereenigde Staten er moeilijk voor gevoelen; máár er zijn veel Yankees en veel Yankeebelangen gevestigd; - máár Engeland heeft sinds het laatst van 1886 de onderhandelingen met Venezuela afgebroken en op eigen hand definitief de grens tusschen Britsch Guyana en zijn nabuur vastgesteld (terwijl het een breede rijke strook aan gene zijde van die grens als twijfelachtig gebied erkende, waarover het wel een scheidsrechterlijke uitspraak zou willen aannemen, maar die het inmiddels door zijn kolonisten heeft laten bezetten); máár - en hier komt het voornamelijk op aan - Venezuela is een Amerikaansche mogendheid, dat is: een land met een verzekerde toekomst, en Engeland, - ondanks Canada, ondanks Britsch Honduras, en de Britsche Antillen, en Britsch Guyana, is een vreemde regeering, die men kan dulden, omdat de Amerikaansche adelaar grootmoedig is, maar die daarvoor ook strikt binnen haar grenzen moet blijven, anders...
Zoo zegt de Monroe-leer:
‘Geen Europeesche macht zal met geweld een Amerikaanschen staat van zijn recht van zelfbestuur mogen berooven, noch inbreuk maken op zijn politiek bestaan of op zijn politieke ontwikkeling.’
De Monroe-leer: dat was het dogma door de dépèche uit Washington aan Harer Majesteits regeering te Londen ingescherpt.
Maand op maand ging voorbij; vijf maanden verstreken; er kwam geen antwoord op het staatsstuk. Begin December werd de zitting van het congres geopend, nog was geen taal of teeken uit Engeland vernomen. Er lag minachting in zulk zwijgen; Turken en andere onnoembare volken hielden Lord Salisbury's aandacht bezig, voor de Vereenigde Staten van Noord-Amerika had hij geen letter schrifts over. En men verwachtte als het antwoord eindelijk zou komen: een beleediging.
Daar werden eindelijk, een week nadat het congres was bijeengekomen, in Washington de dépêches uit Engeland ontvangen.
Hun vorm was net, zoo net als waarop men rekenen mocht van
| |
| |
een departement dat Lord Salisbury aan zijn hoofd heeft; maar de toon - dat iets dat zoo moeilijk te omschrijven valt - was uit de hoogte, spottend.
De edele Lord zag niet in hoe de moeilijkheid, tusschen Engeland en Venezuela gerezen, iets met het beginsel van Monroe uitstaande had. Het was een strijd over gebied waarbij de Venezuelanen zich o.a. beriepen op de bul van paus Alexander VI die de Nieuwe Wereld aan de Spanjaarden had toegewezen. Als zulke aanspraken moesten gelden dan konden ze ook wel de geheele Vereenigde Staten eischen, met evenveel recht.
En wat de Monroe leer betrof, merkte Lord Salisbury haar als een beginsel aan dat niet meer voor dezen tijd paste. Ze had haar beteekenis gehad in de dagen van het Heilige Verbond der Vorsten, in 1823, toen men vreezen kon voor een gecombineerden aanval van Spanje en Frankrijk op Zuid-Amerika. Maar thans!... en Engeland dat een volk van zijn zelf bestuur zou willen berooven, of inbreuk maken...! Kende men Engeland dan niet beter? - En wilden nu de Vereenigde Staten, eenzijdig, een vage leer tot internationaal recht verheffen, om onder het dek daarvan... Foei! -
Het Engelsche antwoord was niet juist; want de twist over de grens van Britsch Guyana is al herhaalde malen een factor geweest in de burgeroorlogen van Venezuela, en in dien zin heeft Engeland ingegrepen in de politieke ontwikkeling van het land, maar dit alles was voor discussie vatbaar: dat de leer van Monroe voor verouderd werd verklaard, dat zij met de bul van Paus Alexander VI (Borgia'scher gedachtenis) op éen hoop werd gegooid, - dit was de steen des aanstoots.
De tijd van het presidentschap van Monroe (1817-1825) leeft in de herinnering der Amerikanen als de gouden tijd van de Republiek. Dagen van rust en welvaart, van vermeerderde immigratie en van uitbreiding naar het Westen. De onaf hankelijk heidsoorlog lag niet ver in het verleden; nog leefde Jefferson; nog leefden, met hem, enkelen van de groote burgers uit die grootsche periode vol beroering en hartstocht. Maar de twisten waren toen vergeten, en het gevoel van krachtsontwikkeling en vrijheid was gebleven. De vormen der oude beschaving en tucht gaven
| |
| |
zekerheid aan het maatschappelijk verkeer; het woord werd geëerbiedigd, de kracht van het woord werd erkend. In Henry Clay en Daniël Webster bezat de republiek redenaars die met de grootsten van de oudheid en van de nieuwe geschiedenis konden wedijveren.
James Monroe is een uistekend vertegenwoordiger van het tijdperk. Een eenvoudig man, vereenigde hij toch in zijn geest de uiteenloopende elementen wier samenzijn het nationale karakter in het begin zijner vorming heeft bepaald. Hij had de discipline van een ouderwetsche Nieuw-Engelsche opvoeding ontvangen, en hij was geschikt gerekend om als gezant der republiek naar het Frankrijk van het Directoire te worden afgevaardigd. Puriteinsch was hij echter gebleven in zijn hart, maar hij temperde zijn vroomheid door zijn flink verstand en door zijn onopgesmukte, fijne manieren.
Zeer beminnelijk.
Men zegt dat hij, op een reis door het Noorden der Vereenigde Staten, aan huis bij een zijner bekenden een man van 99 jaren ontmoette. Samuel Chase, - de grijsaard, - voelde zijn waardigheid, als stem van het verleden, hoog boven den titel van den president uitsteken, en hij sprak hem op vaderlijke wijs toe, in den trant der oude puriteinen. Bij het afscheid legde de patriarch zijn handen op het hoofd van James Monroe, en bad voor hem, en gaf hem zijn zegen. Monroe geloofde aan de kracht van dat gebed; hij geloofde aan de toekomst der Vereenigde Staten en aan den zegen dien de aarde door hun bestaan ontvangen had.
Want de oude wereld zuchtte toen onder den druk der hernieuwde vorstenmacht.
Maar ook aan de overzijde van den Oceaan dreigde het Europeesche despotisme zich te zullen toonen. De Zuid- en Midden-Amerikaansche landen, in opstand tegen Spanje, vreesden een expeditie van de legitimistisch gezinde mogendheden van Europa.
Is Zuid-Amerika rijp voor de vrijheid? vroeg Monroe. Hij zond, op gezag van het congres, een commissie van drie leden af om de vraag te onderzoeken.
Het antwoord was bevestigend.
Kort daarna sprak de president in een boodschap aan de Vertegenwoordiging zijn beginsel uit dat Amerika niet langer een werelddeel was waarover vreemde mogendheden te beschikken
| |
| |
hadden: en de Vereenigde Staten zouden toezien dat geen inbreuk werd gemaakt. Laat Europa zijn politiek stelsel hebben en houden, Amerika heeft het zijne, en duldt geen inmenging. Wij, de groote Republiek, zullen er voor waken.
Het is de mondigverklaring van het nieuwe werelddeel, de politieke grootheidsverklaring van de Vereenigde Staten.
Niet dan na veel beraad, niet dan onder vrees en vertrouwen heeft Monroe dezen stap gedaan. Engeland heeft hem daarbij ondersteund, maar de handeling zelf was door en door Amerikaansch, een Amerikaansch stuk.
De Monroe-leer geldt niet voor een bepaald geval of voor een bepaalden datum. Zij is voor den burger van de Vereenigde Staten hetzelfde, wat het gevoel voor den Engelschman is dat hij het recht heeft om de eerste stem te wezen in het concert van Europa. Het is het gevoel van ieder groot volk dat het de eerste is. Alleen de Yankee, slim en eenvoudig, heeft het voor zichzelf op een papier geschreven. Een man der Schrift en van het schrift.
Heb ik te vermelden wat in deze laatste dagen na de aankomst der Engelsche dépêches is gebeurd? - Hoe Cleveland met klem de traditie van Monroe ophield, en aan een commissie van drie leden opdroeg om zich een juist denkbeeld te vormen omtrent het geschil tusschen Venezuela en Engeland; hoe de publieke opinie der Vereenigde Staten met den president instemde; hoe Engeland den ernst van het oogenblik moest erkennen, terwijl Amerika al evenmin blind bleef voor het gevaar van een hals over kop beslisten oorlog; hoe aan beide zijden van het groote water het gebed rees (‘Much prayer going up,’ telegrafeerde de bisschop van Liverpool aan de New-York World) terwijl de fondsen daalden; en hoe de bezadigdheid van het Anglo-Saksisch bloed den president Cleveland hielp bij het toedienen van zijn les aan Lord Salisbury, - dat bij het toedienen van een les bleef.
Zondag den 22 December preekte de Reverend Washington Gladden voor zijn gemeente te Columbus, in Ohio, V.S. Hij keurde het spreken over oorlog af, en zeide dat president Cleveland nooit zulk een uiterste gedragslijn kon bedoeld hebben. Zijn streven, evenals dat van ieder fatsoenlijk burger der Vereenigde
| |
| |
Staten, was gericht op het verkrijgen van een scheidsrechterlijke uitspraak in den twist tusschen Venezuela en Engeland.
En de congregatie, overtuigd door het woord van haar leeraar, nam, op het eind van den dienst, een besluit ten gunste van arbitrage.
- Zoo'n vreemd....
Neen, wis en waarachtig niet. Een groot volk, met een overtuiging, éen over het geheele land, en uitkomende voor zijn meening, in het gezicht van de aarde en - van den hemel.
B*. |
|