Zouden we niet over andere dingen kunnen spreken?
Ik had zoo'n lust om in plaats van die levende schimmen de helden op te roepen van den Turkschen en Mongoolschen stam, uit den tijd dat het volk, als wereldvolk, pas de schoot van het natuurleven had verlaten, - gaaf.
Om u de waarheid te zeggen, ik heb daareven zitten te lezen in het nieuwe, flinke boek van Léon Cahun: Introduction à l'histoire de l'Asie. Turcs et Mongols des origines à 1405. Een boek dat je verbeelding en je belangstelling midden in het onbekende Azië brengt. Daar komt, voor den geest, orde in wat vroeger als een vage verwarring van namen schemerde. De schrijver, met zijn buitengewoon talent van assimilatie aan het vreemde, verdwenen volksleven, weet de wisselende physionomie van naties en persoonlijkheden aan het licht te brengen en in het licht te houden.
Heisa, wat een volkenstorm gaat daar rond in het kolossale werelddeel van Azië, en breekt zich een weg tot in het hart van het net en proper gevormde aanhangsel dier lompe landmassa, tot Europa.
Dan pakt zich die loutere begeerte van uitgaan en veroveren, de lust om de dingen der aarde in bezit te nemen, het hartsverlangen naar de groote ruimte om zich heen, - dan verdicht zich die volkswil in een held, den wereldveroveraar, Temoedschin, den Dschingiz-Khan, held onder de helden, gesteund door zijn moeder, de grijze heldin, wier knoken in de dagen van tegenspoed de krijgsvaan grijpen, gedragen door zijn onbegrensde zucht, die hem een rijk deed verwerven, waarbij Napoleons monarchie tot een stip slinkt.
En Timoer verschijnt, als het laatste krachtige woord van wat het Turkenvolk uit de diepten van zijn gemoed te zeggen had, - Timoer, de ridder, de politicus, niet de boeman dien de legenden der Osmanen gefabriceerd hebben, maar de kranige, elegante heldengestalte, die de geschiedenis van het echte, onvervalschte Turkenvolk in Azië sluit, - Timoer, wiens naam is: ijzer, evenals Etzel, Atilla, de Hunnenvorst, ijzer beduidt.
Want het ijzer was het element dat het Turkenvolk, in zijn natuurstaat, aanbad.
Uitstekende soldaten, en in het burgerlijk leven bijzonder geschikt voor policiesergeanten, maar zonder eigen beschaving.