werp. Men, - de ‘men’ van Shakespeare's tijd, - heeft gelachen bij de voorstelling, waar Hamlet gek doet, en waar wij tegenwoordig niet meer lachen. In de tragedie van Hamlet is Hamlet zijn eigen nar, en narren moeten komisch werken, zoo zij van 't echte kaliber zijn.
En Hamlet niet alleen, maar ook Ophelia.
De Hamletvorschers, voor wie ieder woord, in het stuk gesproken, een probleem is, hebben zich de vraag gesteld hoe Ophelia, in haar waanzin, aan haar schuine liedjes komt. Enkelen hebben daarin een bewijs gevonden voor de verholen zinnelijkheid van haar gezonde dagen. Foei, zegt Loening, de laatste, of op éen na de laatste commentator van Hamlet, zoo'n kuisch meisje! begrijpt men dan niet dat in krankzinnigheid juist het tegendeel van de ware natuur voor den dag komt. Als zij een beetje raar spreekt, is dat het bewijs van de onverdorvenheid van haar gemoed.
Al die beweringen hebben geen zin, verklaart Corbin. Het publiek zag een gekkin op de planken, en wilde lachen, - ja, lachen te midden der tragische spanning van het tooneel.
Het bewijs blijft hij schuldig, en een strikt bewijs is zeker ook niet te geven, maar ik twijfel er niet aan of Corbin heeft ons op het juiste spoor gebracht.
Is Ophelia dan het eenige waanzinnige meisje op het tooneel? Neen, zij is een type, zij behoort tot een genre. Het mysterie-spel van het eind der middeneeuwen hield er van om bezeten meisjes te vertoonen, en alleen diegenen die onkundig zijn, hoeveel de novellen, en dus ook het theater van Shakespeare's tijd te danken hebben aan de Fransche letterkunde der 15e en 16e eeuw, zullen er zich over verwonderen, wanneer ik tot verduidelijking een voorbeeld bijbreng uit een Fransch mystère (onuitgegeven, voorkomend in een handschrift der Bibliothèque de l'Arsenal te Parijs: Mystère de Saint Rémy hs. no 3364).
Daarin speelt een bezeten meisje een rol.
Zij voelt haar waanzin opkomen.
Hélas mon coeur la douleur sent
Qui me bannit de toute joie.
Je languis en amère angoisse,
Je vis et vivrai en destresse.
Je pers mon sens et ma santé