rijk en van de ongerechtigheden die van dat radicaal en socialistisch gekleurd opvoedingsgesticht en zijn directeur werden verhaald. ‘Aan de vruchten kent men den boom’, generaliseerde men, en nu zag men eens wat van een opvoeding op radicale leest geschoeid de gevolgen moesten zijn!
Lang vóór dat door de gebeurtenissen, waarop hier gedoeld wordt, de aandacht van het groote publiek op Cempuis gevestigd was, hadden de in den titel van het hier aangekondigd geschrift genoemde vereenigingen besloten, een onderzoek te doen instellen naar de inrichting en werking van het Fransche Weeshuis. Het resultaat van dat onderzoek is neergelegd in een uitvoerig en helder rapport, waarin tot in de kleinste bijzonderheden, zoowel de inrichting zelve (de gebouwen, het personeel, enz.), als de lichamelijke en verstandelijke opvoeding aan de weeskinderen gegeven wordt beschreven en beoordeeld. Het samenstellen van dit rapport was geen geringe arbeid, maar het werk werd den rapporteurs betrekkelijk gemakkelijk gemaakt, doordat alles wat op de inrichting betrekking heeft als een open boek is, waarin het een ieder vergund wordt te lezen.
De overtuiging dat de geest alleen gezond kan zijn in een gezond lichaam leidt de bestuurders van het Weeshuis er toe om in de eerste plaats te zorgen voor: goede voeding, veel lucht en licht, veel lichaamsbeweging met rijke afwisseling (zie daarover het uiterst belangrijk hoofdstuk ‘Vacantie-kolonie en uitstapjes’) en een behoorlijke opeenvolging van arbeiden en rusten. Het zijn dan ook in den regel gezonde jongens en meisjes die men te Cempuis te zien krijgt, kinderen die zich vrij en gemakkelijk bewegen en tegen vermoeienis bestand zijn. En op die gezonde lichamen tracht men ‘l'éducation intégrale’ toe te passen, een alzijdig naar alle richtingen afgerond onderwijs waarbij tusschen de verschillende vakken een nauw verband wordt gebracht, dat tot dusver bijna overal ontbreekt. Dat bij zulk een onderwijs ook door ‘handenarbeid’ de grondslag gelegd wordt tot het aanleeren van een bepaald vak, spreekt van zelf.
De gemeenschappelijke opvoeding der beide seksen, waarover men in Frankrijk zooveel misbaar heeft gemaakt, wordt hier te lande reeds zoo lang en met zoo goed gevolg toegepast, dat zij voor ons geen verdediging behoeft. Hoe goed de, voor Frankrijk misschien gewaagde, proef geslaagd is, kan men op blz. 188 en volgende van dit rapport lezen.
Aankweeking van liefde tot den arbeid en van zin voor waarheid, afgescheiden van alle leerstellig geloof, dat is het streven van de bestuurders van Cempuis, omdat zij deze beiden beschouwen als de hoofdfactoren van alle maatschappelijk heil en dus ook van elk individueel geluk.
In hoever het ideaal, dat men zich met deze alzijdige opvoeding voorstelt, te Cempuis bereikt is en in hoever het ‘überhaupt’ bereikbaar is, kan in deze korte aankondiging zelfs niet aangestipt worden. Zeker is het, dat al wie over opvoeding meer dan oppervlakkig wil nadenken, al wie, als bestuurder of ‘toeziender’, over eenige inrichting van onderwijs gesteld is, welke richting hij ook toegedaan zij, niet verzuimen mag van de mededeelingen en beschouwingen, in dit grondig rapport neergelegd, met al den ernst dien zij verdienen kennis te nemen.