De Gids. Jaargang 59
(1895)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 586]
| |
Buitenlandsch overzicht.28 Mei.
| |
[pagina 587]
| |
Loomheid, naar het bosch gestuurd werden om tot een roof te zijn voor den Reus. Daar hij nu zeer klein was, en moedig met een grooten moed van verre voorouders geërfd, stapte hij naar het paleis van den Reus en klopte aan. Dien kleinen guit spaar ik voor mijn laatsten hap, dacht de Reus, en keek erg vriendelijk. - ‘Wat zoekt ge?’ vroeg hij aan Klein-Duimpje. ‘Hier is speelgoed, hier zijn wapens. Omdat ge een schalk zijt, kunt ge alles van mij krijgen, en wanneer ge groot geworden zijt, moogt ge met mij vechten, en mij verslaan.’ Daarbij lachte de Reus erg vriendelijk. ‘Ik zoek uw geheim,’ zeide Klein-Duimpje. Toen werd de Reus eerst recht vroolijk. Hij droeg het dwergje op zijn hand naar de koele binnenkamer van zijn paleis, en bracht hem voor een schilderij. De schilder had op het doek een koelen perkamenten kop afgebeeld. ‘Dat is het beeld van den man die de werkzaamheid der menschen denkt, die den strijd der menschheid levert en oplost in zijn gedachte,’ zoo sprak de Reus, en hij toonde aan Klein-Duimpje twee opschriften aan den wand: Volledige kennis was het eene, en het andere luidde: organisatie. ‘Maar nu moet gij nog meer zien!’ zeide de Reus, en hij opende een zonnige kamer waar het licht viel op een schilderij vol leven van bedrijvige menschen: en schepen gingen af en aan in de woelige haven op het doek. Het opschrift heette: Zeemacht, Almacht. ‘Thans weet gij mijn geheim’, zeide de Reus, ‘doe er uw profijt mee, maar vergeet uw speelgoed niet. Wij zullen elkander nog wel weerzien. Tot weerziens!’ Klein-Duimpje dacht over het geheim na, en hij dacht zoo lang na dat de geest van den man in de koele binnenkamer over hem kwam. Dit was het woord van Klein-Duimpje tot zich zelf. ‘Er zijn twee soorten van deugd. De kleine deugd, evenals de kleine dapperheid, is een opwelling van het bloed. Maar de groote deugd, evenals de groote dapperheid, is een zaak van beleid en verstand. Het is de plicht, dien men tegenover zichzelf te ver- | |
[pagina 588]
| |
vullen heeftGa naar voetnoot1). Plicht en kennis en arbeid, maar als eischen die men uitsluitend aan zichzelf stelt, daarin ligt de kracht van den Reus. Nu is het mijn geheim.’ En door de macht van zijn tooverwoord overwon Klein-Duimpje een van de groote monsters in de buurt. Hij ontnam het zijn tuin en zijn vaartuigen, en bond het de pooten. Niemand noemde hem toen meer Klein-Duimpje. Maar de Reus, verwonderd over het geval, toen hij er van hoorde - zond een grooten beer met twee of drie kleinere beren als grimmige afgevaardigden naar het Klein-Duimpje van voorheen. En nu was het Klein-Duimpje's beurt om vriendelijk te lachen, - des te vriendelijker daar hij bemerkte dat de Reus een beetjen zenuwachtig was geworden, en in zijn zenuwachtigheid vergeten had het Zeepaard mede af te vaardigen. Het Klein-Duimpje - van vroeger - liet zijn oog glijden over de tuinen in het water en de vaartuigen die hij aan het monster ontnomen had; en omdat hij een ‘volledige kennis’ bezat van de zwakheden en grillen van den machtigen Beer, zeide hij: ‘Gij verlangt van mij dat ik de pooten van het monster weder vrijmaak. Ik geef het graag toe, want ze zijn toch zwak, en 't zou een bedroevend schouwspel voor de andere monsters zijn hun kameraad aldus gekneveld te zien. Uw menschlievendheid, o grimmige Beer, zij alle prijs en eer.’ Maar tegelijk greep Klein Duimpje met zijn oog de veroverde zeetuinen en zeekasteelen vast. Die zou hij zich niet laten overweldigen, want hij herinnerde zich het opschrift in de zonnige kamer: ‘Zeemacht, almacht’. En zijn hart werd vervuld van trots, daar hij den gebiedenden plicht tegenover zijn eigen eer geheel had waargenomen; en hij voelde zich groeien, groot en groot. In dien tijd droomde de Reus; hij droomde van de maan, schijnende aan den hemel. En bij het wakker worden wreef hij zich de oogen uit: zie het was de zon die zijn droom beschenen had, de opkomende zon. Terwijl hij sliep was de morgen doorgebroken, in het Oosten.
B*. |
|