De Gids. Jaargang 58
(1894)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
De zieke Czar.Doe het raam open; er is een ziekenkamerlucht!.... 't Is over de geschiedenis van den dag dat ik spreek. Kunt gij ze verdragen, die sterfbeddentelegramliteratuur die ons iederen morgen en iederen avond wordt opgedischt? Eerst de langgerekte doodstrijd van den graaf van Parijs. Zoo'n soort tweede klasse mensch van een deftige achteruitgegane familie die zijn heele leven gefigureerd, en niets meer dan fatsoenlijk gefigureerd had; - zijn heengaan, omdat het veel tijd nam, werd ons breed toegemeten. Men sloeg er munt, - ik bedoel, men sloeg er tranen uit om door wat emotie de schim van een sinds lang begraven royalistenpartij te verwarmen. Maar gij en ik bij die uitgesponnen laatste acte van een menschenbestaan, moesten denken aan de verveling en de hypocrisie van de personen die de quasi-hofomgeving van den zieke uitmaakten, en die hun droefheid wisten te gradueeren en te varieeren, veertien dagen lang; wij moesten denken aan de stemming van den stervende die de leedvertooning aanschouwde in die oogenblikken waarop alle vertooning voor ons gedaan raakt, de coulisses van het leven weggebroken zijn, en naakt en louter de planken voor den dag komen. Kann ich nicht einmal in Ruhe sterben!
Zoo neuriet een versregel van een halfvergeten ballade in mijn brein. Die historie in Stowe house was ook slechts een voorspel. Want de genius der geschiedenis prepareert zijn effecten, en zijn bedoeling was ons voor te bereiden op Livadia. Dat mij veel aandoenlijker toeschijnt. Een czar die sterft... Daar gaan zeker veel intrigues om in de residentie van den kranken keizer, daar wordt gelogen, gekropen en gehaat; maar het ligt alles zoo ver van ons af, in een zwijgende geheimzinnigheid. Alleen spreken de bulletins met het eentonige | |
[pagina 392]
| |
getiktik van hun telegrammenstijl als regendroppels, zwaar vallend in de stilte; en een enkel verhaaltje bereikt ons oor, zooals van den czar die bevel geeft dat er muziek onder den maaltijd moet zijn om de somberheid van het huis wat op te vroolijken, - het huis getroffen door het ongeneeslijk lijden van den vader en van den zoon en door de zenuwsmart van de vorstin. Livadia schemert voor ons in een nevel. Achter dien nevelsluier gaan vage gestalten op en neer van een bruid en een bruidegom, en op de rustbank is een machtige reus machteloos uitgestrekt. Flauwe accoorden van een orkest golven door de droefheid heen. Een stervende czar. - Herinnert ge u de geschiedenis van Nicolaas I en de bromvlieg. Bij een ceremonie aan het hof. De heerscher met het schoone koele gezichtsmasker - den schoonsten man van Europa, zegt de wereld - ziet in 't rond of edellieden en hoogwaardigheidsbekleeders in de vereischte houding eerbiedig staan geschaard, hij, het middelpunt van aller oog, van aller gedachten, van aller gevoelens: niemand dan hij alleen, bestaande onder die menigte. Roerloos allen. Een vlieg komt door de zaal gevlogen, zij bromt in de nabijheid van de majesteit. En er vertoont zich een kleine wolk, een voorbijgaande wrevel, op het Jupiter voorhoofd: de natuur heeft het den czar aan respect laten mankeeren! Maar het is ook alleen zoo'n elementair verschijnsel van de onopgevoede natuur, een vlieg, een ziekte, dat zich de vrijheid durft veroorloven. Alexander III is een veel eenvoudiger man dan zijn grootvader, Nicolaas I. Niets van een acteur in hem. Onder gewone omstandigheden zou hij een gewoon braaf mensch geweest zijn, die luisterde naar den raad van zijn vrouw en zich soms boos maakte op zijn oudsten zoon. Doch hij was czar, de alleenheerscher over het machtigste volk der wereld, - des te machtiger omdat het de geheele ontwikkeling van zijn kracht nog niet heeft getoond en de toekomst bezit, - een man wiens wil samenvalt met zijn vermogen, die voor niemand te bukken heeft en niets heeft te plooien, en die, alleen, verantwoordelijk is voor honderd millioen onderdanen, en de honderden van millioenen onderdanen der toekomst. Thans, op zijn sterfbed, overziet hij zijn taak, zijn leven, en het gevoel komt bij hem op dat hij een deel van het bestaan van zijn land in 't graf zal meenemen. Onder de regeering van Alexander II heerschte losbandigheid aan 't hof, bedrog in het bestuur, verwarring, door de toepassing van liberale beginsels, in het land. De wil van Alexander III was, dat het anders zou wezen onder zijn regeering. Braafheid, waarheid, eerlijkheid was zijn leus. En geen ideeën! ‘Voilà où mènent les idées!’ is zijn bekend gezegde, toen hij van | |
[pagina 393]
| |
de commune in Parijs hoorde, en hij heeft dat woord zeker herhaald toen hij bij 't verschrikkelijk verminkte lijk van zijn vader stond. Geen ideeën! Och, Sire, de ideeën leiden de wereld. Gij bedoelde: geen politieke ideeën. Want wat was het anders dan een idee, het nationaal Russische gevoel, dat gij tot leiddraad van uw handelingen naamt. En ge waart, in uw achterlijkheid, misschien veel meer een man van den tijd, dan gijzelf vermoedde. Want het zijn ook geen politieke ideeën die tegenwoordig in West-Europa de overhand hebben, maar kerkelijke en socialistische denkbeelden; oude en verouderde gevoelsvormen, waarin de nood en het streven van heden zich gestoken hebben, omdat ze een nieuwen vorm voor het wijder leven van onze maatschappij nog niet hebben kunnen vinden, - ideeën zoowat van hetzelfde kaliber als uw historisch Russisch bewustzijn. Neemt ge het mèt u, dat idee dat ge in waarheid levend hebt willen maken voor uw volk? Zal een nieuw alleenheerscher uw werk afbreken, andere beginsels beproeven, nieuwe wegen inslaan? Een czar die sterft... Wat onmacht, wat angst! Kann ich nicht einmal in Ruhe sterben!
Zet het raam open; weg met die ziekenkamerlucht! Nu schiet me het verhaal te binnen, waarin die versregel voorkomt. Het is het sprookje van den zieken Woiwode van Thessalonica. De vijand is in het land gevallen, overmoedig omdat de heldenkracht van den Woiwode gebroken is, en hij eischt als schatting de schoonste jonkvrouw der stad, de zuster van den zieke. Maar ze durven hem niets vertellen; ze zitten stil weenend aan zijn bed, zijn vrouw en zuster, en haar tranen vallen hem brandend op het gezicht. Kann ich nicht einmal in Ruhe sterben!
Waartoe het vervolg van de ballade uitvoerig te zeggen? Ge raadt wel: de wanhoop der vrouwen, de vernedering en het besluit van den doodzieke; hoe hij zich op het paard laat binden, zijn lans ter hand neemt, en nog eenmaal overwinnaar is, en met de victorie sterft. Ach, als die held van het spoookje, op te kunnen staan van de rustbank! en eer de dood komt, nog eenmaal een luid en helder klinkende daad te verrichten, die de levenstaak zuivert van haar tekortkomingen, en uit de duisternis van zijn gebreken het levensideaal te voorschijn haalt, dat het als een baken schittert voor de toekomst van het land! Maar die ziekenkamerlucht! Laat de muziek komen om de droefheid te... B* |
|