De Gids. Jaargang 58
(1894)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Verzen.Ga naar voetnoot1)De wolken in de lucht,
Zacht-vliedende vlucht,
Verzwerven......
De bloemen en de Mei,
Muziek en mijmerij
Versterven......
De dag van het licht
Verbleeket zacht,
Verschemert, en zwicht
In den nacht......
En de ziele mij,
Met lachen en klagen,
Verdwijnet vage
In melodij......
‘Une fille, presque enfant,
Quasi zézayante nu peu.....’
(Paul Verlaine Bonheur).
Niets dan een meisje,
Een bloemegezicht,
Neuriet een wijsje,
Lacht wat in 't licht.....
| |
[pagina 165]
| |
Twee blanke handen
Vaag bewogen,
En 't zachte branden
Van blauwe oogen.....
Niets dan wat licht
Om een blond gezicht,
Wat oogengestaar,
Wat zacht goudhaar.....
Zoo klein, en 'k weet
Nu ook: zóó voos.....
Maar 't was mij Leed
Eindeloos........
| |
Liedje
Ik ben heel moê,
Ik woû wel heene,
Waarheene?.... weenen!...
Ik ben zoo moê.
Zoo moê van leven,
Van liefde en pijn...
O! hoog, hoog zweven
En vrije zijn!...
Ik heb gezien
De dingen van schoon,
Ze vliên, ze vliên,
Dra zijn ze doôn.....
De lichte Mei,
De maagden zacht,
De bloemen blij,
Eéns komt de Nacht.....
| |
[pagina 166]
| |
De lichte luchten,
Vogelgeruchten,
Het hemelblauw,
De lieve vrouw,
De verzen die klinken,
De kleuren licht,
Al dingen die blinken,
Het zwicht, het zwicht....
En niets dat blijft
Van al dit leven?....
Al wat gegeven
Weer heenedrijft.....
Ik ben heel moê,
Ik woû wel heene,
Waarheene?... Heene....,
Ik ben zoo moê.
Henri Borel.
|
|