De Gids. Jaargang 58
(1894)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Liedjes.Ga naar voetnoot1)I. Water-ranonkels.
o Bloemen-eiland, wat moet ik beginnen?
Je drijft voorbij.... voorbij aan mijn zij.
o Bloemen-eiland wat moet ik verzinnen,
Opdat je niet dobbert al verder voorbij?
Ik spreid mijn vingren,
Ik strek mijn handen,
Ik wandel mede, ik krop mijn verdriet. -
De zon lacht in 't water. Met rosse vangarmen
Pakt zij je van ondren - voor niet, voor niet!
o Bloemen-eiland, waar henen getogen?
Ik strek mijn armen, ik wandel mee.
Ik wandel mede met tranen in de oogen....
Drijf jij naar d'afgrond, naar de eeuwige zee?
| |
[pagina 161]
| |
II. Leedvermaak.
Op 't elzentakje wiegt zich
De roodeborst heen en weer.
De bloeiende katjes stuiven
Geel op de veertjes ter neer.
De geelvink, even rustend
Bij 't slagnet, ziet op de veêr
De gele verandering komen,
Fluit: roodborst ben-je niet meer!
De roodborst ziet over 't vinkje....
Flap!.... 't slagnet vallen omneer,
Schudt 't stof van de wiekjes, óptwettrend:
Nu ben-je geen geelvinkje meer!
| |
[pagina 162]
| |
III. Sympathie.
De morgenglansen
Der zon doorlichten
De golf beneden
De wolk omhoog.
Zoo doet de liefde
De wondre perel
Van meêlij stralen
In menschlijk oog,
Doorlicht de randen
Der zorgenswolken
Op 't somber voorhoofd,
Van lijden zwart,
Sproeit malsche regen
Die groeikracht losmaakt
In dorre vlakten
Van 't menschlijk hart.
J. Winkler Prins.
|
|