Bibliographie.
Niobe. Gedicht van Edward B. Koster. Doetinchem, C. Misset. 1893.
Men late zich niet afschrikken door de ‘femme à barbe’, waarmede de uitgever heeft goedgevonden den omslag van dit gedicht te ontsieren. Het beeld, dat de dichter ons van Niobe geeft, is heel wat genietbaarder. Men heeft zich daarvan trouwens reeds kunnen overtuigen door de lezing van de eerste vier zangen, in De Gids van December 1892 opgenomen.
Nu het gedicht als geheel voor ons ligt, dunkt ons de compositie ervan niet zonder bedenking. Terwijl van de zestien zangen dertien ons niet verder brengen dan tot de komst van Niobe te Thebe, waar Amphion haar als zijn bruid begroet en het huwelijksfeest gevierd wordt, wordt het hoofdmoment in de Niobesage: de beleediging door Niobe Leto aangedaan en de daarop gevolgde veertienvoudige moord van Niobe's zonen en dochteren, onvoldoende voorbereid, in enkele bladzijden afgedaan. Het Niobe-verhaal maakt daardoor niet den diepen indruk, dien het zou behooren te maken.
Afgescheiden hiervan, mag den heer Koster de lof gegeven worden, dat hij, al rept hij-zich zelden tot hoogdichterlijke vlucht, in de verschillende zangen van zijn gedicht don toon goed heeft getroffen en, vooral waar hij enkel te beschrijven en te schilderen had, menig bekoorlijk tafereel heeft weten te geven. Behalve de zangen, die men reeds in de De Gids heeft kunnen genieten, noemen wij den aanhef van den 9den en den geheelen 13den zang: de beschrijving van het huwelijksfeest.