Uit Nederland's Letterschat. Comische en humoristische fragmenten, verzameld en van eene inleiding voorzien door Dr. Jan ten Brink. 2 dln. Amsterdam, Jan Leendertz & Zoon. 1893.
Dat ons volk ten allen tijde een bijzonderen aanleg heeft gehad voor het komische, willen wij gaarne toegeven, mits men onder dat komische het kluchtige, boertige, de plompe, luidruchtige vroolijkheid versta, die in de letterkunde o.a. door -Bredero, Cats, Langendijk, in de beeldende kunst door Jan Steen, Ostade, Brouwer wordt vertegenwoordigd. De ‘fijnere humor’ echter, dien Prof. ten Brink bij de door hem genoemde schrijvers van de 19e eeuw waardeert, is, dunkt ons, van een andere soort en niet zoo nationaal van oorsprong: de invloed van de groote Engelsche humoristen, later ook van Fransche auteurs, is bij de besten dezer negentiende-eeuwsche prozaschrijvers onmiskenbaar. Hebben hunne geschriften derhalve niet dien ‘goût de terroir’, waardoor die van de schrijvers der vorige eeuwen zich kenmerken, dat neemt niet weg dat ze in de letterkunde van onzen tijd een goede plaats innemen.
Wie, op den titel afgaande, in deze bundels enkel komische en humoristische fragmenten meent te zullen aantreffen, zal zich bedrogen vinden. Over het komische in de verzen van Roemer Visscher en van de Barones Juliana Cornelia de Lannoy - om slechts dezen te noemen - kunnen de smaken verschillen, maar wat er komisch of humoristisch schuilt in Beets' bekende ‘Najaarsmijmering’ of in De Génestet's ‘Dagelijksch brood’ zal zelfs Prof. ten Brink moeite hebben ons duidelijk te maken.
Niet onvermeld mag blijven, dat de verzamelaar in zijn arbeid is bemoeilijkt door de Erven Bohn, uitgevers van de Camera Obscura, en door den heer H.D. Tjeenk Willink, uitgever van de werken van Potgieter en van Busken Huet, die beiden geweigerd hebben hunne toestemming te geven tot opneming in deze verzameling van fragmenten uit de genoemde werken.