| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
December.
- Ik dacht dat zoo iets alleen in den tijd van Focke Simonsz gebeurde, zeide ik.
Vraag wèl excuus, antwoordde de krakende stem van het oudachtig mannetje, het is een vaste gewoonte van ons. Ik vergis me, er kan van een vaste gewoonte natuurlijk geen sprake zijn daar ieder onzer maar zijn bepaalden tijd op aarde verblijft en die kleine tijdruimte een herhaling van ons bezoek uitsluit; - ik bedoelde, we hebben de stellige opdracht tegen het eind van onzen ambtskring onze diensten te gaan aanbieden aan de mannen van wie wij vermoeden kunnen dat zij onze hulp noodig hebben. - Ik kan wel zien, vergeef mij de opmerking, dat gij nog groen in het vak zijt. - Maar overal waar ik me heb aangemeld ben ik dadelijk de deur uitgezet, - dat schijnt de gewoonte te wezen. Men kan mij en mijnsgelijken missen. Ze hebben immers de couranten. Vieux jeu hebben ze mij nageroepen, en éen vloekte: Allegorie! Eigenlijk heb ik ook niet veel te vertellen.... Zal ik maar plaats nemen? Mijn zeis zet ik liever in den hoek. - Ziezoo nu zitten wij eindelijk. - Er is sprake van geweest dat instrument af te schaffen omdat het symbolisch was, maar ik heb het toch meegekregen op mijn aardschen tocht juist omdat het symbolisch was, lachte het oude manneke.
Hij ging daar voor me zitten met zijn onuitstaanbaar ouwelijk kindergezicht of zijn kinderachtig oudemannengezicht, en wreef zijn magere handjes tegen elkander aan om ze te verwarmen.
Ik zag dat zijn duim verbonden was.
Hij volgde mijn oog.
| |
| |
Heeft niets te beduiden, zeide hij; een simpele schram die ik laatst in de Fransche kamer heb opgedaan bij gelegenheid van: Messieurs, la séance continue. Ha, ha, de bom is al half vergeten, maar de phrase blijft. Bravo Dupuy, uw korte speeches zijn beter dan uw redevoeringen van zwaarder kaliber. Komt onder de mots historiques! Mijn voorraad is klein.
Maar laat ik den draad van mijn redeneering vervolgen; - ik raak zoo gemakkelijk de kluts kwijt. - Wat won ik u ook weer uitleggen? O ja. Eigenlijk heb ik ook niet veel te vertellen en begrijp ik me best dat ze mij liever niet zien. Ik leuter maar zoo'n beetje. Natuurlijk; de rechte belangstelling voor de zaken kunnen we niet hebben. Wanneer we in de wereld komen is alles wat gebeurt verward voor ons, omdat we het voorafgaande niet weten, en tegen den tijd dat wij er begrip van krijgen moeten wij er uit. Uit de wereld! Wij zijn eénjaars vliegjes!
Bij dit laatste woord deed het dwergje zijn best om een sentimenteel gezicht te trekken. Het was hideus.
Dan heeft de een nog chance, vervolgde het grulletje, en de ander heeft geen chance. Ik heb onder een ongelukkig gesternte de planken betreden. (De wereld is een tooneel, niet waar?) Het heette Panama voor en na, en het was een duistere boel. Verderop ook geen enkel éclatant feit, iets waar men eens eer mee zou kunnen inleggen.
Maar ter zake! Laat ons methodisch te werk gaan.
Juist op het oogenblik echter dat de grijskop methodisch te werk wou gaan, overviel hem een hevige hoestbui. Het was een gerochel en een gekuch dat ik dacht: het gedrocht zal stikken; Goddank, er is weinig aan hem verloren. Maar de man kwam weer op adem.
Het is al over, zeide hij. Een souvenir van Barcelona! ik had niet naar het theater moeten gaan. De schok was te geweldig voor me, ik ben zeker inwendig gekneusd. Waar waren we gebleven? Ach, we waren nog niet eenmaal begonnen.
Hier haalde het monster een notitieboekje uit zijn borstzak. Hij toonde mij de vergulde cijfers op den voórkant: 1893, en klopte er tegen met zijn knokkels.
1893, dat ben ik, zeide hij.
Hij begon er in te bladeren.
Oorlogen en revoluties! dreunde hij op. Niets om me blij mee
| |
| |
te maken; alles exotisch goedje! In Servië, in Siam, in Afrika, in Zuid-Amerika! poeh! Als 't fondsen waren, zou men zeggen dat ze nauwlijks een paar percenten waard waren. Spreek me van een revolutie zooals van voor honderd jaar, waar ik op vergaderingen van heb gehoord. Dat is pas de ware, die staat boven pari genoteerd in de annalen. Dan loont het nog de moeite om in de wereld te komen; zoo'n historie poseert je voor goed in de achting. Maar dat restje dat ik voor mijn deel gekregen heb...! Kijk, ik mag niet ontkennen dat ik nerveus ben, een beetje hysterisch zelfs...
Deze opmerking ging gepaard met een loenschen blik uit het half dicht geknepen oog.
...en toch ben ik onder het bombardement van Rio de Janeiro door de rua Ouvidor gepromeneerd zoo secuur en zoo voornaam als een rastaquouère die een goed diner in 't vooruitzicht heeft en een partij baccara waarbij hij winnen moet. Ça nous coûte si peu et ça nous fait tant de plaisir, zeggen ze daar ginds in Zuid-Amerika, zullen we van avond een illuminatie of een revolutie hebben? In Europa betalen ze voor ons. - En oude juffrouwen in Groningen en Noord-Holland, die van haar renten leven, nemen 's avonds angstig de krant op en wrijven haar brillen af of ze wel goed gezien hebben dat haar Brazilianen al wederom gedaald zijn en kunnen zich maar niet begrijpen waarom de menschen toch zoo krijgzuchtig zijn in Amerika. Ha, ha! dat noem ik eerst de solidariteit der menschheid! Een stroom van sympathie die Ooster- en Wester-halfrond verbindt! One touch at their pockets makes the whole world kin. Maar die kogels in Rio de Janeiro, dat was maar wind!
Daarentegen kan ik met niet anders dan met respect van de Maxim-kanonnen in Zuid-Afrika spreken. Hun werking was zeer, zeer bevredigend. Ik stond aan den goeden kant. De Matabele's vielen als musschen. Het was een mooi gezicht. Ik stond aan den goeden kant, achter den wagenburg. De aandeelhouders in Londen betalen het kruit dat verschoten is.
Verder niets interessants..... Wat geharrewar in Marokko en op de grenzen van Siam. Wie zou daarmee voor den dag durven komen? Dan de groote manoeuvres! Maar wat zijn manoeuvres als een oorlog zonder den schrik en de wreedheid die een oorlog pas tot oorlog maken! Om u de waarheid te zeggen, ik had er ook niet op gerekend dat er een groote oorlog tijdens mijn verblijf op
| |
| |
de wereld zou zijn voorgevallen. De menschen zijn daarvoor te zenuwachtig; ik zou het zelf misschien niet uitgehouden hebben. Al die aanslagen hebben mij nerveus gemaakt, zooals ik zeide, en er is zeker binnen in me iets niet in orde.
Neen, dat is geen teleurstelling voor me geweest; ik heb andere tegenvallers gehad, groote, enorme tegenvallers. Daarover straks. Ik houd van methode.
De verouderde sukkel ging voort met zijn notitieboekje door te zien.
Home-ru.... begon hij.
Maar hij hield zich plotseling in, en sloeg een aantal blaadjes om zonder hun een oog te gunnen.
Er zijn grenzen, kraakte hij stil voor zich weg alsof het een overtuiging gold waar niet aan te raken viel, - er zijn grenzen voor wat een onzer aan verveling kan verdragen. En dat alles ter wille van die onfatsoenlijke Ieren. Ulster laat ik nog gelden....
Hier verloor zijn stem zich in een onverstaanbaar gebrom.
De legerwet in Duitschland, de opheffing der Sherman-wet in de Vereenigde-Staten, vervolgde hij, met eentonige stem uit het notitieboekje voorlezend. Verkwikkelijke onderwerpen, waarlijk. Ellenlange speeches, en het resultaat van te voren bekend. De toestand op Sicilië: latifundia perdidere Siciliam, ja, ik heb me mijn passage op aarde te nutte gemaakt en een paar klassieke citaten vermeesterd: het groote, onverdeelde, grondbezit heeft Sicilië op den rand van het verderf gebracht. Dit behoort tot het chapiter van de sociale nooden met de strikes, de arbeiderscongressen, het antisemitisme. Dan komen de schandalen, de causes célèbres, eindelijk, op het laatste blaadje, de beroemde dooden.
Hij keek die laatste pagina met een bedrukt gezicht aan, sloot zijn opschrijfboekje met een zucht, stak het bij zich en bleef toen met een uitdrukking van idiote melancolie voor zich staren.
Ik had gehoopt, ... klaagde hij, dat ten minste een van de twee mij niet zou ontgaan zijn en door zijn dood zijn naam zou verbonden hebben aan mijn jaarcijfer. Wat zou het goed geklonken hebben, goed voor mij en voor hem: Gladstone, overleden 1893 of Bismarck, gestorven 1893. Het heeft niet zoo mogen wezen. Wanneer ik met een gevoel van spijt de eeuwigheid inga, dan is het daarom, - omdat dat niet zoo heeft kunnen zijn.
Niet veel zaaks, mijn provisie van doode beroemdheden: Taine,
| |
| |
een professor, Charcot, een professor, Ernst van Saksen-Gerolstein, bijna een professor, en ten slotte Tyndall, alweer een professor: Allemaal professoren! Nu ja, Jules Ferry! die kan desnoods voor staatsman doorgaan. Maar ik had Gladstone willen hebben! griende het manneke.
Een oogenblik dacht ik dat Bismarck toch nog mijn deel zou worden, toen er in Kissingen praatjes over zijn gezondheid liepen. Ik heb mijn oor voor het sleutelgat van zijn slaapkamer gehouden, zoo verkeerde ik in spanning. Echter zag ik al spoedig dat mijn verwachting op niets uit zou draaien. Enfin! Maar op Gladstone had ik vast gerekend.
Ik voelde daarom in den beginne ook iets voor den man. Ik meende: wij tweeën zullen in de berinnering der historie altijd te zamen genoemd worden. Ik was heusch aangedaan toen hij zijn eerste redevoering zou houden. Ik zeide in me zelf: hij brengt het er niet af, of al lukt het hem voor dezen keer, de voortzetting van den parlementairen strijd zal zijn laatste krachten toch ongetwijfeld sloopen. Ik had medelijden met hem en moest mijzelf troosten met het idée dat niemand voor goed hier op aarde geplaatst is. En hij heeft mij bedrogen. Ik merkte het dadelijk, de eerste maal reeds dat hij sprak: die man wil nog niet - naar Patagonië, zooals Salisbury het snedig uitdrukte, toen hij over de mogelijkheid sprak dat Gladstone ... een verre reis zou aanvaarden. Ha, ha!
De kindsche stuipekop lachte kwaadaardig.
Dat is zoo recht een man naar mijn hart, Salisbury, zeide hij. Gladstone met zijn vooruitvliegenden snavel en zijn armengezwaai lijkt voor mijn gevoel precies op den Jan Klaassen van de poppenkast; Salisbury daarentegen heeft het ronde, soliede van iemand die met zijn twee beenen flink op de aarde geplant staat. Gladstone moet altoos iets verstandigs zeggen, maar Salisbury kan leuteren; dat neemt niets van zijn poids weg. Ik heb bepaald sympathie voor hem.
Het vale vervallen dwergengezicht klenrde even. Het was zeer komisch om aan te zien. Het manneke richtte zich op aan de soliditeit van zijn held en kreeg iets grotesk-voornaams in zijn houding.
Wat verbeeldt zoo'n Gladstone zich wel, dat hij de samenleving gaat beroeren en er allerlei nieuwe elementen inbrengt? zoo vervolgde de dwerg zijn alleenspraak. Wij hebben hem uitgejouwd,
| |
| |
ik en de andere snobs, bij het openingsfeest in Kensington. Het was zijn verdiende loon, hij behoort niet tot ons gezelschap. Wij verlangen geen ideën. Geef ons nonsens, ronde, rollende, voorname nonsens. O wij hebben uit overtuiging naar hartelust gesist en gesard, toen wij hem eenmaal in ons midden hadden, den vredeverstoorder, bij het plechtige openingsfeest waar de voorname wereld heen was gestroomd. De bedrieger!
Stierf hij nog maar - vandaag of morgen! jammerde het manneke dat weer ineengezakt was na zijn opwinding. Hoe graag zou ik hem dan eeren! Maar -
Hij liet zijn beide magere handjes op zijn knieën zakken en knikte met het hoofd heen en weer als iemand die nog geen besluit kan nemen.
Ik ga naar Cornelius Herz, zeide hij plotseling. Zijn naam was een van de eersten dien ik hoorde toen ik ter wereld kwam. Ik mag wel zeggen dat ik met hem mijn loopkring begonnen ben; met hem wil ik dien ook eindigen. Wilt ge wel gelooven, 't is me net of ik met hem verwant ben. Den ganschen tijd van zich te laten spreken zonder een voet te verzetten of een beweging te doen, zijn geheim te bewaren, terwijl niemand weet of er wel een geheim bestaat, doodziek te wezen met de mogelijkheid van een fopperij, en de heele wereld te foppen! Hoe voornaam!
Ik ga naar Cornelius Herz. Adieu.
Bij deze woorden was het onoogelijke dwergje opgestaan. Hij hield zijn lamme ledemaatjes zoo stram als hij kon in tenue en verdween met iets van een zwaai uit de kamer.
Maar voor de deur hoorde ik hem kuchen, hoesten, jammeren, steunen. Ik had medelijden met hem, ik wou hem vragen of ik hem helpen kon en vond hem ineengedoken, samengeschrompeld op de vloermat. ‘Mijn zeis!’ kreunde hij.
Ik reikte het onding zijn symbool aan dat hij in den hoek vergeten had, en daarop leunend, strompelde hij voort met de nieuwe kracht die zijn zinnebeeld hem gaf.
Ik keek hem een seconde na, maar hij draaide, met moeite, het hoofd naar mij toe, gaf me een uijdigen blik om me te zeggen dat ik zijn geheimen niet te bespieden had en beet me toe met zijn heesche kwade stem:
Moriturus te salutat!
| |
| |
Moriturus te salutat! verfoeilijke snob, het mocht wat! dacht ik toen ik de deur gesloten had. Zeg liever: moribundus te salutat. Zoo ellendig ging nooit een gladiator den wanhoopsstrijd te gemoet, hij vocht tot het laatst en had het recht een trotsche afscheidsgroet het leven toe te roepen, omdat hij tot het eind zijn eischen aan het leven ophield.
Maar gij versleten en verdorde huls van het jaar 1893, ziellooze pop van den tijdring, gij verstuift in het niet als de opgedroogde droesem van het leven; een ademtocht neemt u op en gij zijt vervlogen, terwijl de levende schakel van het jaar zich afgerond aan de keten der schepping aansluit.
Twee machten zie ik hameren aan uw ring, o wakker jaar 1893, de eene samenpersend behoudend, de andere vooruitdringend, beide in evenwicht......
Ja, het is een beteekenisvol jaar, 1893, al heeft het niets groots tot stand gebracht en geen handeling van éclat verricht. Het is een oprecht jaar geweest. Het heeft veel miserie aan het licht gebracht, maar het is tegelijkertijd aan het werk getogen om de kwalen te genezen.
Het is een jaar geweest, waarin de maatschappij haar krachten gemonsterd heeft voor den arbeid der volgende jaren. De samenleving heeft haar balans opgemaakt.
Wat is haar bevinding?
Zij heeft de noodzakelijkheid ingezien om hen die ze tot nu toe van het volle genot harer rechten had uitgesloten tot dat genot toe te laten, maar ze heeft ook begrepen dat ze haar krachten door de opneming van die nieuwe elementen zou versterken; en dat zij ze alleen in zoover kon opnemen als haar krachten er door werden versterkt. Geen revolutie; de vormen der samenleving zooals ze zich historisch ontwikkeld hebben zijn elastisch genoeg om den aandrang der omstuimige nieuwe krachten te weerstaan.
Niet alleen echter heeft iedere afzonderlijke staat zijn vraagstukken ten opzichte der verschillende klassen van zijn bevolking, hij moet ook zijn positie innemen tegenover het statengeheel der beschaafde wereld. Ook daarin heeft het jaar 1893 getoond dat er evenwicht bestaat.
Een machtige staat is geneigd zich af te scheiden uit het geheel, zijn krachten te zamen te vatten, en door zijn afscheiding te
| |
| |
domineeren. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika hebben het op economisch terrein beproefd, en duur is het te staan gekomen, zooals het jaar 1893 het hun heeft doen ondervinden.
Overal komt die verhouding voor den dag, in de betrekkingen tusschen het drievoudig verbond tot Frankrijk en Rusland, in de betrekkingen tusschen Engeland en Duitschlaud: de samenhang met het geheel equilibreert met de individualiteit der staten.
Er is een nauw verband tusschen het binnenlandsche evenwicht der staten en het internationale evenwicht. De opwaarts strevende klassen sluiten zich bij elkander aan, en zoeken in internationale vereeniging een vermeerdering van macht. Maar ook hier heeft 1893 getoond dat er aan internationaliteit bepaalde grenzen gesteld zijn. Werkstakingen buiten de grenzen van het eene land naar het andere over te brengen is niet gelukt, eerder heeft zich feitelijk een jaloezie van volk tegenover volk getoond.
Overal vinden wij zoo het woord: evenwicht op den ring van het jaar 1893 geschreven.
Het jaar? - en wij bedoelen de mannen die in den tijdkring gewerkt hebben en de voorwaarden waaronder zij werkten. Vooraan de leiders, een Gladstone, die de oneindige levensmoed en scheppingslus vertegenwoordigt, een Wilhelm II die het beginsel van het gezag en van den vrede dien het gezag geeft, in Europa ophoudt, een Cleveland die toont hoeveel de vaste wil van één man geldt om het uiteenloopend streven van vergaderingen van menschen richting en bedoeling te geven.
Krachtige mannen voorzeker, en toch is er geen enkele groote handeling geschied. Op het oog een onvruchtbaar jaar, een onbeslist jaar, 1893! Men moet onder de oppervlakte der gebeurtenissen doordringen om in het kampen en woelen der verschillende machten het leven te zien dat dien tijdkring bezield heeft. En daarin bestaat zijn beteekenis en zijn vruchtbaarheid dat die strijd van machten welke elkander in evenwicht houden tot het bewustzijn is gekomen der staatkundige partijen, der maatschappelijke klassen. Een nieuw besef van verantwoordelijkheid heerscht, en tusschen al hetgeen zich voelt leven openbaart zich een poging tot aaneensluiting en samenwerking, ondanks verschil van partijen, tegenover de doodende phrase en de voorname of nijdige menschenverachting.
Zoo nadert het jaar als een flink gemaskerd strijder zijn einde:
| |
| |
Moriturus salutat. En wij zien uit naar het nieuwe komende of het eene vervulling zal brengen van wat zijn voorganger maar beloofde. Om iedere wieg is een lichtkrans, ook om de wieg van het jaar. Zij stemt de verwachtingen hoog, zij deelt nieuw leven mede. Want daarop komt het aan, niet op een nieuw jaar, maar op nieuwe, vernieuwde menschen.
B*. |
|