Bibliographie.
Trinette, Schets door Herm, Heijermans Jr. Amsterdam. H.J.W. Becht. 1893.
De personen, die in deze novelle van den schrijver van 'n Jodenstreek! optreden, zijn Waalsche Belgen, bijna uitsluitend uit den geringen stand: arbeiders, acrobaten, kellnerinnen, ‘artisten’ uit een Brusselsch café-chantant van den allerlaagsten rang, enz. Zij bewegen zich, nagenoeg allen, zeer laag bij den grond, dikwijls in den modder, en de heer Heijermans heeft daarin aanleiding gevonden om zijn onbetwist talent van naturalistische schildering ten toon te spreiden. De vuile kroeg te Rochefort, de kermistent waar wij een worsteling bijwonen van den acrobaat met een liefhebber, het café-chantant, waarin wij op een dronkenmansvechtpartij worden onthaald, alles wat zich in de onderste lagen der Brusselsche samenleving beweegt, wordt kleurig en in bijzonderheden beschreven door iemand, die dit blijkbaar van nabij heeft gezien en het artistiek weet weer te geven. Met dit al blijft Trinette, gelijk de schrijver het ook noemde, een ‘schets’; het zit alles los in elkaar; gecomponeerd is het boek niet, en daar er bij de personen welke wij te zien krijgen alleen van zinnelijk gevoel sprake is - iets als liefde, van een moeder, van een echtgenoot, van een minnaar, van een kind, schijnt de heer Heijermans in die wereld niet te hebben waargenomen - heeft de schrijver zich met eigenlijke karakterschildering niet behoeven op te houden.
Vreemd is de spreektaal, welke hij zijn personen in den mond legt. Zonderling is het die Walen tot elkander te hooren zeggen: ‘Jassus wat bè-je flauw!’ ‘Maal je om 'm?’ en zelfs in Rotterdamsch argot: ‘Doe zoo eng niet,’ Dat klinkt valsch. De locale kleur verdwijnt op die manier geheel en al, en men raakt het spoor bijster.
Na Trinette, na Dora Kremer blijft de heer Heijermans voor ons nog altijd de schrijver van 'n Jodenstreek!