De Gids. Jaargang 57
(1893)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||
Lucie.Ga naar voetnoot1)
|
Personen: | |
---|---|
lucie de waert | 28 j. |
ada haemstede | 22 j. |
aernout van hoogduijnen | 28 j. |
de heer van hoogduijnen | 60 j. |
mevrouw van hoogduijnen | 55 j. |
ritmeester de waert | 36 j. |
selvoorde | 28 j. |
een oppasser (huzaar). | |
johan, } dienstboden bij van Hoogduijnen. | |
dientje, } dienstboden bij van Hoogduijnen. | |
een dienstbode bij de waert. |
Speelt op drie opéénvolgende dagen.
(Het eerste en laatste bedrijf bij van Hoogduijnen op een buitengoed dicht bij een groote stad; 't tweede in de stad ten huize van de Waert.)
Eerste bedrijf.
Het is zomeravond. Links een open verandah, rechts hooge boomen, in 't fond de oprijlaan. In de verandah staan lampen met groote lichte abat-jours; de tuin is donker, hier en daar door Venetiaansche lantarens verlicht.
1ste Tooneel.
Dientje.... Mevrouw nog boven? Waar is de freule?
De freule heb ik den tuin in zien gaan en mevrouw is, geloof ik, nog boven.
O, zeg maar dat ik er ben. (Hij gaat den tuin in, Johan komt juist van rechts uit den tuin.) Johan, heb jij de freule ook gezien?
Jawel jonker.. bij de jachthonden...
Ah... (hij loopt den tuin in).
Nou zeg, als dat niet op trouwen uitloopt, dan weet ik 't niet!
Wel ik mag 't lijen, dan komt hier nog eens wat vroolijkheid in huis. Zeg, is de bowl al klaar?
Laat dat maar aan mij over... dat behoort tot mijn departement.. (af.)
Ik weet er net zooveel van als jij, anders. (af)
2de Tooneel.
Wat heeft die hond me vuil gemaakt! Ik zit vol zand!
Och hij meende 't zoo goed! 't Goeie dier is zoo blij als hij je ziet! Apprecieer je dat dan niet?
Ik wou dat hij zijn liefde toonde zonder overal vuile pooten op mijn goed te zetten!
Jawèl, jij wil liever 't aangename alléén hebben zonder den last er van? 't Zoete der aarde zonder 't bittere?!
Wèl.... heb ik daarin geen gelijk?
O zéker... als 't zoo te krijgen was! (Aernout slaat nog even op zijn mouw). O, 't is er nu heusch allemaal af! Keurig, tiré, tiré, zooals altijd! Wat moet je toch wel van mij zeggen! Ik zie er niets netjes uit.... waarschijnlijk groen van de boomen? Takken in mijn haar? Blaadjes op mijn japon? Niet? Maar ik heb wel een duin zand in mijn schoenen! (Zij gaat zitten, Aernout galant op een knie.)
Geef mij je voetje; ik zal de duinen uitstorten. (Ada steekt lachend, eenvoudig haar voet toe. Hij neemt het schoentje in de hand.) Wat doe je nu, als ik je dit eens niet terug geef?
Boos worden om zoo'n schandelijk misbruik van mijn vertrouwen.
En verder?
Naar huis hinken en een paar andere aandoen... héél eenvoudig!
Je bent een praktisch mensch; ziedaar, (hij doet 't schoentje weer aan) ik ben zoet en gehoorzaam, nu de belooning!.... (Hij gaat naast haar zitten.)
Belooning? Omdat je niets doet dan je plicht? Dat vereischt geen belooning!
Hé wat een droge beschouwing.... daar ben je nu anders veel te lief voor.....
Dat is à bout portant!
Ik meen 't ook; waarom zou ik er dan omheen draaien?
Zeg, Aernout, hoe dikwijls zeg je zoo iets dergelijks tegen ons?
Ons? Wie ons?
Tegen ons meisjes, ons vrouwen.......?
Hè hoe kan je dat nu zeggen! Ik kom haast elken avond hier alléén om jou, dat weet je wel - ik zie niemand, ik kom nergens, ik krijg alle dag standjes van mijn vrinden, en nu doe je net alsof ik iedereen 't hof maak!
Toen ik laatst met Tante gewacht heb op je kamer, heb ik daar zóóveel trofeeën gezien, zooveel dierbare souvenirs!...... Nu?! Zijn 't geen dierbare stukken, die lange witte handschoen bijvoorbeeld? en die waaier.... of dat rose strikje.... (Aernout glimlacht even). Zie je wel, je lacht! Dat is zeker iets heel kostbaars?
Och wel neen, gekheid! In ieder geval.. dat is allemaal ‘oude historie’, ik denk er niet meer aan. Ze hangen er, die dingen, omdat ik eigenlijk te lui ben om ze op te ruimen.... Maar ik zal ze nu toch eens wegdoen op een goeien dag. (een beetje teeder). Je gelooft me toch wel als ik je zeg dat ik daar niets meer om geef? En als ik je verzeker dat ik den laatsten tijd van zoo héél andere gedachten vervuld ben? Zeg, Ada, jij kunt wel raden, welke gedachten dat zijn,.. wie 't is, die....
Neen.. toe.. zeg dat niet.... zeg zoo iets niet als je... 't niet meent...
Maar ik meen 't, lieve kind, ik meen 't wel degelijk dat ik héél veel, aldoor aan je denk!.... Mijn Ada......! mijn lieve... kleine... Ada... (Aernout buigt zich tot haar over, fluistert de laatste woorden en geeft haar zacht een kus. Op dat oogenblik komen de oudelui van Hoogduijnen uit de verandah op, Aernout laat Ada haastig los en zegt luchtigjes:)
Aha... daar zijn ze!... Dag Papa, dag Mamaatje... hoe gaat 't?
3e Tooneel.
Dag mijn jongen... dag Aernout... komaan dat is goed dat je ook gekomen bent...
Zeker... u heeft een prachtigen avond uitgezocht voor uw bowl...
Ja, 't is heerlijk frisch geworden na de warmte van vandaag. Ada, kind, ga je nog even een eindje met den ouden man wandelen? Dan krijgen we een kopje thee als we terugkomen?
Zeker.
Heel graag hoor, jeugdige Oom!
Jawel, jawel, houd hem maar voor den gek, den ouden stakkert! Tot straks dan!
Tot straks! (Papa en Ada af).
4e Tooneel.
Zeg, Aernout...
Ja mamaatje?
Het gebeurt zoo zelden dat ik eens even rustig met je kan praten... zooals nu...
O jé, 't begint zoo plechtig! U heeft zeker weer heel veel kwaad van me gehoord!
O neen, gelukkig niet! Neen, ik wou je over héél iets anders spreken...
Zoo, zoo!
Ja... e... Ik wou je... ikke... och... heb jij me nu niet iets te zeggen?
Ik?!... Wel, nu nog mooier, u draait de zaken om; ik dacht dat u mij iets te zeggen had?
Jawel,... dat heb ik ook... maar... ik wou dat je 't me wat makkelijker maakte... enfin... ik wou je dan eigenlijk ronduit vragen... hoe vind je Ada nu?
O allerliefst!
Nu ja, maar ik bedoel... och toe, zeg jij nu eens wat?.....
O mamaatje, wat kan u slecht iemand uithooren! Wat moet ik nu zeggen? Ik vind haar heusch allerliefst, een charmant meisje..
Ja niet waar? Het is een engel van een meisje! Ja, Aernout, Ada is een meisje uit duizenden en ik heb dikwijls gedacht dat de man die haar krijgt van geluk mag spreken.
Zeker, dat heb ik ook dikwijls gedacht...
Ja?!
..Maar er kwam altijd zoo'n leelijke gedachte bij; namelijk dat 't tegenwoordig voor een man van mijn leeftijd zoo'n kolossaal besluit is om te trouwen...
Kom! En je goede vader dan? Die heeft er nooit spijt van gehad dat hij op zijn drie-en-twintigste jaar getrouwd is en hij is altijd een voorbeeldig echtgenoot geweest. (Terzijde trekt Aernout een gezicht.) Ja, mijn beste jongen, als jij daartoe besluiten kon... als jij ons eens zoo 'n lief vrouwtje thuis bracht....
Wel, ik denk er heusch ernstig over.
Ja? Is 't waar?! O mijn jongen, mijn Aernout, wat doe je me dáár een plezier mee!
Ja maar! Ja maar! Ik ben nog niet aangeteekend!
O maar dat je er zoo over denkt maakt me al zoo gelukkig! Dat je eindelijk eens tot rust zal komen ... een eind zal maken aan dat wilde leven! ... Och, ik ben misschien wat overdreven in die dingen, maar ik trek me dat alles zoo aan, zie je... als ik dan die dolle verhalen over je hoor ... o dan zou ik je zoo wel vast willen houden ... altijd bij me ... zoodat je veilig en wel geborgen was...
Maar mama! ...
Och neen, neen, dat kan niet, dat weet ik wel; dat is nu eenmaal zoo .... maar zie je ... daarom zou ik 't zoo gelukkig vinden als je een lief verstandig vrouwtje kreeg ... en als je dan bijvoorbeeld eens burgemeester werd van een lief riant dorpje....
Groote goden! Neen mama! Dàt nooit! Ik ga me niet begraven als ik trouw. In de stad voel ik me thuis, daar hoor ik, daar heb ik mijn kring, mijn kennissen.... Neen, ik zou 't eenvoudig niet uithouden zoo van alles af... Geloof me, mama, voor burgemeester op een dorp ben ik niet gemaakt!
Als je maar eenmaal een lief interieur hadt....
Neen, heusch niet. Voor geen vrouwtje, hoè lief ook, zou ik ergens in een negerij willen gaan zitten! Hemel neen, 't ‘hutje op de hei’ is volstrekt mijn genre niet! 't Zou ook heel onverstandig zijn om dat te doen, want ik zou er me natuurlijk ontzettend gaan vervelen, en, u weet, verveling is een slechte raadgeefster......
Ik begrijp tegenwoordig niets meer van jullie! Wat meen je daar nu mee? 't Is waarlijk alsof je vóór je nog getrouwd bent al bang bent dat je er genoeg van zal krijgen. Ik begrijp
't niet. Wie dacht daar nu aan in onzen tijd? Wij vonden 't geluk thuis, wij hadden de stad niet noodig......
Papa ging toch nog al eens dikwijls naar de stad...
O ja, je Papa had 't soms zoo druk met vergaderingen.... ja.. dat was een werkzaam man, Aernout. (Aernout glimlacht even). Jij mocht daar wel eens aan denken, jij die zoo uit de hoogte op een burgemeestersplaats neerziet.
U bedoelt dat 't beter zou zijn dan het leegloopen, dat ik nu doe? God u weet dat ik wel moeite doe om iets te krijgen... altijd in de stad natuurlijk... maar voor elk baantje zijn er zoo 'n massa liefhebbers. Of zou u graag zien dat ik straatveger werd? Een mooie betrekking, maar ook daarvoor zijn al genoeg candidaten..
Kom, kom, je moet je nu niet boos maken. Ik verwijt je heusch niets.. als je later maar eens wat degelijks te doen krijgt... Je hebt toch ook protectie genoeg. Als eerst maar dat andere in orde is, niet waar? dan komt alles wel terecht. Och mijn jongen, mijn beste jongen, ik zal er zoo gelukkig mee zijn!
Nu, wie weet, wie weet hoe gauw al, Mamaatje!
O, beste ... Aernout ... Zal je er nu niet te lang mee wachten? Wanneer zien we je weer hier..? Morgen?
O wat een haast, wat een haast! Morgen, dat weet ik niet.. ik denk 't niet... Maar dan kom ik overmorgen misschien wel dejeuneeren...
O ja, dat is goed .. dat is heel goed .. mijn beste .. lieve .. jongen... (Zij is aangedaan; na eenige oogenblikken herstelt ze zich). Kom, ik zou zóó heelemaal mijn gasten vergeten ..... en ze zouden vragen of ik gehuild had ... die malle tranen nu van me...
Foei, u mag niet schreien, hoor Mama ... ben ik nu zoo 'n
slechte zoon voor u? Kom kom .. wat een gekheid! ... Vertel u me liever eens ... wie komen er eigenlijk van avond? U sprak van een paar gasten .... wie zijn 't? ...
Ik heb Selvoorde gevraagd en de de Waerts...
De de Waerts ... wat zegt u? Is zij ... is Mevrouw dan weer hier?
Ja, .... gisteren is ze pas thuis gekomen.
Is ze gisteren? ... och zoo ... wel ... welzóó...
't Is een groote vriendin van Ada ... daarom vroeg ik hen ook...
Wist u ... dat ze terug zou komen? Was 't al lang... besloten ...? ik had er niets van gehoord ... gisteren dus... zei u ...?
Ja ... O kijk daar komt Selvoorde aan; hij gaat naar de voordeur ... toe roep 'm eens ... (Selvoorde loopt op den achtergrond van rechts naar links 't tooneel over).
Par ici!! In de verandah van avond!
5e Tooneel.
Ah merci ... ik liep naar de voordeur ... Mevrouw! ... maakt u 't goed? ... Bonjour... (begroetingen terug). U heeft gelijk, 't is hier heel geschikt zitten op zoo'n warmen avond.
Ja, niet waar? Ik zit 's avonds hier zoo graag...
Ja, zoo in den zomer is buiten zijn toch maar alles. U woont al lang buiten, niet waar mevrouw?
O ja, van kind af-aan.
En vond u 't soms niet wat eentonig?
O neen ... en dan ... wij gingen nog al eens op reis.
Hé, ja ... van reizen gesproken ... weet je al dat mevrouw de Waert weer terug is?
Ja ... ik hoorde 't ook daar net ....
Wij zullen 't genoegen heben haar zoo meteen hier te zien ... ik wacht haar ook...
Ach zoo ... Zij is pas terug, gisteren, nietwaar?
Ja; mijn logeetje is haar gisteren al gaan begroeten... vroeger kwam ze er veel aan huis, en nu hadden ze elkaar in geen jaar gezien!
Een jaar! Is 't al zóó lang!
Ja ...... net een jaar .........
(Papa v. Hoogduijnen met Ada terug).
6e Tooneel.
Daar zijn we al weer ... ik kon Oom maar niet verder meekrijgen!
Wel ja, ze wou haar vriendin tegemoet wandelen .. maar dat was me nou te ver. Hè hè ... een kopje thee, Tine? (hij gaat zitten).
Mag ik soms ... als u mevrouw de Waert tegemoet wil gaan......?
O ja graag .. als u 't goed vindt, Tante?
Zeker kind...
Dan zal ik even een hoed opzetten. (Ze zet een grooten stroohoed op, kijkt even naar Aernout, die in gedachten verloren voor zich uitstaart; daarna gaat zij met Selvoorde de groote laan af).
7e Tooneel.
Wat is 't kind vreeselijk op die vriendin gesteld! Gisteren heeft ze haar gezien en vandaag dadelijk weer ... Is die mevrouw de Waert nu wel zoo'n erg wenschelijke vriendin ... voor zoo'n jong meisje ten minste?
Och waarom niet? ik heb Lucie altijd heel lief gevonden.
O, dat kan wel .. maar ik weet niet ... 't is zoo'n vreemd huishouden. Waarom zijn die menschen nooit bij elkaar?
Wel, eenvoudig omdat ze niet samen kunnen omgaan...
Niet samen kunnen omgaan! Dat is een gemakkelijk excuus ... Dan dient men zich maar eens een beetje te schikken en te plooien ... maar zooals dat dáar aan huis is: dan de een op reis, dan de ander weg ... neen ... dat noem ik nu een immoreelen toestand. Een vrouw behoort bij haar man; allemaal gekheid, die emancipatie tegenwoordig.
Maar vindt u 't dan beter in die huishoudens, waar man en vrouw voortdurend onaangenaamheden hebben?
Dat hoeft ook niet .. met een beetje tact en verstand..
God aan haar ligt 't niet! Lucie ... e ... zij is eigenlijk veel te goed voor hem .. hij is een onaangename vent ... een arrogante kerel, die met iedereen standjes zoekt .. (bewe-
ging van den ouden heer van Hoogduijnen). O, zoo in gezelschap is hij heel minzaam, maar thuis en in de kazerne is hij een onmogelijk mensch.
Nu, dan is 't gelukkig, dat ze geld genoeg hebben om zich om beurten wat vacantie te veroorloven;... hij moet immers gefortuneerd zijn?
Ik weet 't niet; niemand weet 't recht. Hij speelt fameus veel en dan knoeit hij met paarden...
Wel foei, dan wou ik dat ik hem hier niet ontvangen had.
Och hij komt toch overal en ik zeg 't ook niet aan anderren... U moet er ook niet verder over spreken... Zij zou er 't meest bij lijden, niet waar?
Ja ja.. edele ridder der verdrukte onschuld!
Och neen.. maar ik kan niet goed velen dat de menschen zoo'n verkeerd idee...
Nu... ik geloof dat mevrouw de Waert zich daar wel overheen weet te zetten! (Men hoort achter de schermen Ada's stem en lach.)
Och hoor eens.. 't Kind! Wat lacht ze weer vroolijk! (Nu hoort men Lucie's stem.)
Ja.. ze lacht!
Neen, dat was Lucie...
Ja.. dat was.. Lucie.... (Ada, Selvoorde, Lucie en de Waert op. Lucie is een mooie jonge vrouw, vrij groot, elegant gekleed. De Waert is in civiel; rood gezicht, groote rosblonde knevel.)
8e Tooneel.
Wel wèl Lucie... hoe maak je 't nu? Het reizen heeft je geen kwaad gedaan, hoor!...
Neen.. Mevrouw ziet er uitstekend uit..
Ik wil 't wel gelooven.. 't is een duur drankje zoo'n reis.. en als je er dan nog niet gezond van uitzag!
Arme kerel!
Gelukkig voor de rust van mijn geweten heb ik dat dure drankje zelf betaald!
Komaan, Tine.... ik begin naar den bowl te verlangen!
Den bowl? Aha.... een best merk!
En Lucie.... nu hoop ik toch dat je eens wat langer bij ons blijft? Nu ga je zeker in lang niet weer op reis?
Och .... ik weet 't niet, Mevrouw. Ik word altijd wat ongedurig als ik lang hier blijf ....
Hè, wat leelijk van je om nu al over weggaan te denken als je nauwelijks thuis bent!
Houdt u zooveel van reizen, Mevrouw?
Ja .... maar ik denk nu toch nog niet over weggaan .... al zegt Ada dat! Mogelijk is mijn zwerflust nu wel voorbij.... En toch .... 't zit me eenmaal in 't bloed; ik geloof dat ik
afstam van den Eeuwigen Zwerver.... of van den Vliegenden Hollander misschien ....
Wat een onzin!
Wat zegt u daar, van den Vliegenden Hollander? Brrr.... dat is immers 't spookschip dat zich alleen vertoont als er ongeluk op til is?
Ja.... de zeelui gelooven er aan, niet waar?
Zeelui gelooven aan bietebauwen en god weet wat voor nonsens meer en jij gelooft ook aan ‘fluides’, ‘voorgevoelens’ enzoovoorts; .... wat dàt betreft is 't dus best mogelijk dat je voorouders zeelui geweest zijn.
Gelooft U niet aan voorgevoelens? Die bestaan toch zoo zéker!....
Zeker freule..... als ik soms een gloeiende fuif mee-maak, heb ik wel eens een voorgevoel dat ik den volgenden morgen wat-men-noemt katterig zal wezen.
Hè.... hè! Foei! Matter-of-fact-mensch!
U spot met alles! Dat zijn nu zulke terre-à-terre opvattingen!
Pas op freule.... maak hem niet boos, want met hemzelf valt niet te spotten als hij geraakt is.
Kom, hij zal me toch niet uitdagen?
Hij zou grof worden.... doe 't niet!
Arme Lucie! (hardop) Tante, mogen we wat op den vijver gaan varen? Heb je lust, Lucie? Jij ook, Aernout?
Zeker.... U gaat toch mee, Mevrouw?
Ja maar.... dan laten we mevrouw en meneer zoo alleen....
Wel neen.... dat is niets.... Ga je gang maar kinderen.... ls je maar oppast!
Moeten jullie nu een ongeluk krijgen.... zoo in 't donker?
O wel neen, Oompje.... kijk eens.... de maan staat al zoo helder, en ik zal de boot verlichten.... Er is heusch geen gevaar. Ik zal de lampions vast gaan aansteken.... (Ze kijkt naar Aernout, die 't niet oplet).
O freule... mag ik u even helpen? (beiden af.)
.... Deze manilla's laat ik direct komen....
Het heeft me bizonder veel genoegen gedaan, mevrouw, toen ik straks zag dat u nog tot de levenden behoorde! (van toon veranderende, zachter sprekend). God hoe is 't mogelijk... nooit, nooit iets van je te laten hooren!
Ik wilde je niet schrijven.. en ik meende dat je af en toe wel iets van anderen zou hooren.. (De Waert kijkt even naar hen om).
O, u is al te goed! Ik heb ook waarlijk tweemaal berichten over u gehoord, de eerste maal dat een berucht moordenaar in uw hotel gepakt was en de tweede keer, dat u midden in een cholera-epidemie zat! Ziedaar de berichten die ik gehad heb... Dat was voldoende voor mij, niet waar?
Wees niet zoo bitter! 't Was immers beter zóó... (Aernout haalt ongeduldig de schouders op.)
Wij gaan! Wie ons liefheeft, volge! Wat zullen de zwanen van nacht mooi droomen! (Zij kijkt oplettend naar Aernout, die op Lucie wacht.)
Wij volgen!
Komaan!
9e Tooneel.
De oude garde doet niet meer mee, Tine. 't Is toch ellendig om oud te worden...
Kom... dat trek ik me volstrekt niet aan, elke leeftijd heeft zijn eigen genoegens; als 't Aernout nu maar goed gaat, dan ben ik gelukkig. En ik heb nu reden te over om gelukkig te zijn!
Zóó? Heeft de deugniet beterschap beloofd?
Méér dan dat! Hij denkt er heusch ernstig over om te gaan trouwen!
Waarachtig?! Wel dat is patent... En.... met... Ada?
Ja... hoe vind je 't? Is 't niet heerlijk? Och... wat een gelukkige tijd zal er nu voor ons aanbreken... denk eens... dat jonge huishoudentje... die lieve Ada onze dochter! En voor onzen jongen zoo'n rustig duurzaam geluk! O 't is haast al te mooi.... (Men hoort Lucie in de verte Grieg's ‘Ich liebe dich’ zingen).
‘Du mein Gedanken, du mein Sein und Werden...
Och hoor eens!
..Du meines Herzens höchste Seligkeit! Ich liebe dich wie
nichts auf dieser Erden, ich liebe dich, ich liebe dich, in Zeit und Ewigkeit; ich liebe dich in Zeit und Ewigkeit!’
Mooi, mooi! Een zeer gepassionneerde stem, dat vrouwtje..
Ik hoor toch liever Ada haar liederen zingen...
Weet je wiè aardig zong? Judic indertijd! Allemachtig aardig!
Wou je dan dat Ada operette-deuntjes zong?!
Neen neen... natuurlijk: ieder in zijn genre, ieder in zijn genre!
(Ada komt op, ze wil haastig naar binnen gaan; ze is zenuwachtig).
10e Tooneel.
Kind! wat is er?
O Tante ... neen ... er is niets...
Jawèl ... je ziet er heelemaal ontsteld uit ... wat is er gebeurd?
God, een ongeluk?!
Neen neen ... heusch niet ... er is niets gebeurd ... Ik voel me niet goed ... dat is alles ... ik heb hoofdpijn ... ik weet niet .... ik ben niet goed....
Och, dat zal je van 't varen gekregen hebben.
En waar zijn de anderen?
Die zijn in de boot ... die zijn samen.... O ... ik ben zoo bang!
Bang? waarvoor?
O god, u zal 't zien ... ik voel 't ... er zal iets gebeuren!
Kind wat heb je toch ... wat ben je opgewonden! Ze zullen toch wel voorzichtig zijn...
Ja ... ik ben wat zenuwachtig ... ik weet wel..... Ik ben bang geworden ... eerst op 't water ... en toen alléén... onder die hooge sombere boomen... O ... toen werd ik zoo bang!
Arm kind! Kom, ga mee naar binnen ... je moet ook niet zoo alleen in dat griezelige bosch loopen... je beeft er van.......
Ja.... laten we naar binnen gaan.... 't wordt ook te kil hier.... (alle drie naar binnen. De knecht en de meid halen de lampen en de glazen weg; alleen de maan en de lampions geven nog licht op 't tooneel. Lucie komt op van rechts en wil naar binnen gaan. Aernout volgt haar).
11e Tooneel.
Mevrouw! Lucie! Toe neen.... ga nog niet naar binnen.... blijf even hier.... ik móet je even spreken....
Maar.... ze zijn, geloof ik, al allemaal naar binnen....
Neen.... Selvoorde en je man loopen daar ook nog.... en wat doet dat er ook toe? Eén oogenblik maar.... twee woorden. (ze gaan zitten). Vergeef me mijn scherpe woorden.... van zooeven.... Je moet er niet boos om zijn, Lucie, maar het was ook zoo hard van je om me zoo heelemaal nooit iets van je te laten hooren... god... ik weet 't wel, jij hadt me niet lief... ik was je onverschillig en daarom kon je ook heengaan verleden jaar... maar dat je me niet eens, als een aalmoes, een woordje... een groet, een bewijs dat je soms even aan me dacht hebt gestuurd... o dat was wreed van
je ... god ... begrijp je dan niet hoe ik me gevoeld heb toen je weg was ...
... Hield je zóóveel van me? .....
Ja... veel meer dan jij ooit geweten hebt... en ik wist toch dat 't niet beantwoord werd!...
... Wist je dat zoo zeker? ...
Of ik 't wist?! En... en... je ging heen... voor een jaar-lang ging je heen...
..En heb je nooit gedacht dat ik wel kon zijn heengegaan, omdat... omdat ik voor mezelve.. niet blijven durfde...
Lucie! God... is 't waar? Ging je dáárom weg? Om... om mij...? .. (Hij neemt haar hand en ziet haar innig aan.)
....Ik ben daar zoo ongelukkig geweest.. daar alléén.. Ik kòn niet langer daar blijven....
Lucie..! (Snel). Zeg.. morgen hoor, morgen moet ik je weerzien.. (fluisterend,) ik kom.. om drie uur... mag ik? (Zij kijken elkaar aan en blijven zoo een oogenblik zitten).
(Op dat oogenblik komt Ada uit de verandah den tuin inloopen; zij ziet hen samen en blijft plotseling staan. Aernout ziet haar in eens, schrikt en zegt binnensmonds:)
God!!!
Ik... e.. kwam jullie roepen... voor 't souper....
Tweede Bedrijf.
1e Tooneel.
't Gaat zoo niet langer... belachelijk veel verloren den laatsten tijd.. En dan die mooie volbloed dood.. wat een deficietje van minstens twaalf-honderd pop maakt.... Beroerde boel. (Er wordt geklopt) (norsch). Ja. (De oppasser komt binnen met een schrift.)
De orders, ritmeester (de Waert kijkt 't boek in, teekent en geeft 't terug). En dan compliment van meneer Selvoorde alsdat meneer straks in de stallen zou komen om den vos te zien.
Ja.. 't is goed.
Nog iets van uw orders, ritmeester?
Neen; of ja; je hebt den boel weer smerig gepoetst gisteren; als je mijn spullen niet beter onderhoudt kan je inrukken, verstaan? En geef den vos niet meer zooveel water in 't vervolg; een peerd is geen boer zooals jij, die drinken kan tot hij barst. Nou ingerukt.. marsch. (De oppasser slaat aan en gaat weg).
Ik weet waarachtig niet hoe ik er uitkom... Als ik Selvoorde nou maar den vos voor duizend pop kan aansmeeren. Gelukkig weet hij net zooveel van peerden als m'n kat... Sans cela!... nou sans cela kreeg ik er geen duizend voor. (Opschrijvende). Zestig, drie-honderd-acht-en-veertig, honderd-tien.... (Lucie komt binnen; ze ziet er gepreoccupeerd uit).
2e Tooneel.
Wat loop jij van morgen met een aansprekersgezicht rond! Zeker de reactie van gisterenavond?
Wat bedoel je?
Da's nog al duidelijk; ik bedoel natuurlijk dat je je gisteren avond buitengewoon geamuseerd hebt.
Heb je daar tegen?
Dat hangt er van af; zooals gisterenavond, ja.
Och kom.. Henri...
Kijk eens, laten we elkaar goed begrijpen. Je kunt gaan, je kunt blijven precies waar je wilt; je kunt doen en laten net wat je goeddunkt, maar ik behoud me één ding voor en dat is dit: ik duld niet dat je me belachelijk maakt....
Maar...
Bedenk dat goed, zie je. Ik verkies niet uitgelachen te worden. Ik verkies niet door iemand als dupe te worden beschouwd. (driftiger). Ik wil op geen manier een mal figuur naast je slaan, begrijp je? En ik zeg je dit expres nu je weer pas thuis bent, opdat je goed zou weten waaraan je je te houden hebt. Verleden jaar, vóórdat je uit de stad ging, hebben er praatjes geloopen over die hofmakerij van Hoogduijnen en gisteren avond waren jullie beiden weer goed op weg om die praatjes op nieuw aan den gang te helpen....
Ik waarschuw je dus voorzichtig te zijn, want anders zal ik me verplicht zien er zelf een einde aan te maken. Je bent nu gewaarschuwd; als 't me verveelt ontzie ik hem evenmin als iemand anders.... denk er om. - Nou, - ik ga uit. (Hij neemt zijn pet, handschoenen en karwats van een stoel). Bonjour. (af.)
3e Tooneel.
O.... ik had nooit, nooit meer hier terug moeten komen.. (Men hoort in den gang de stem van de Waert.)
Hé, mevrouw Hoogduijnen, is u daar? Dat zal mijn vrouw
genoegen doen.. ze is thuis.. gaat u binnen... u zal mij wel excuseeren.. ik moet juist uit?...
Zeker.. zeker.. (binnenkomend) Ah daar is Lucie... hoe gaat 't? Goed geslapen?
Dank u... ik hoop dat u niet vermoeid is?
't Gaat nog al.. ik heb anders geen besten nacht gehad.. Zeg.. ik wou je graag eens spreken.. heb je even tijd?
Zeker! Toch geen onraad? Er is toch niets gebeurd?
Dat wou ik juist aan jou vragen.
Of er iets gebeurd is?!
Ja. Heb je wat met Ada gehad, gisteren avond?
Welneen!
Niet?
Neen, niets Geen quaestie van.
Dan begrijp ik er niets meer van. Tenzij er iets met Aernout is... weet je dat ook?
Neen mevrouw, ik weet van niets, noch met uw zoon, noch met mij.. maar waarom denkt u dat zoo?
Omdat Ada gisteravond vreeselijk bedroefd is geweest... we hebben haar den halven nacht hooren schreien en als ik aan haar deur kwam hield ze zich alsof ze sliep... troost wou ze blijkbaar niet hebben. En daar annonceert ze ons van morgen in eens dat ze weggaat! Ze zegt dat haar mama zoo naar haar verlangt... maar 't is duidelijk dat er wat achter steekt. En ik meende dat 't iets met jou moest zijn omdat ze
vandaag volstrekt niet naar je toe wilde... Ik dacht toen: kom, laat ik zelve maar eens naar Lucie gaan, die zal me de zaak wel kunnen ophelderen... maar als jij er niets van weet, is 't toch zeker iets met Aernout.... 't Is zoo moeilijk voor me, zie je, om er met hem over te spreken... zoo'n erg delicate quaestie in deze omstandigheden... je weet 't zeker wel, hè? Ada heeft je er misschien wel een woordje van gezegd?
Wat meent u? Waarvan?
Wel, van hun engagement.
Engagement?!
Nu ja, dat is te zeggen... 't Is nog zoover niet, maar.... Aernout heeft mij zijn plan toch al meegedeeld, en dat zou hij niet doen als hij er niet vast toe besloten was...
Geengageerd?!.... Ada heeft me er niets van gezegd.... niets....
Ja... Ada is ook niet iemand om zoo iets dadelijk rond te bazuinen; zij is een erg degelijk meisje. O, 't zou een juweel van een vrouwtje voor Aernout zijn... juist wat hij hebben moet... Zacht, verstandig, lief, en mooi is ze ook... En verbeeld je nu dat misschien een klein geschilletje een verwijdering tusschen hen zou brengen... wat zou dat nu doodjammer zijn, niet waar?
Weet u 't zéker dat .... zij van hem houdt?...
O ja... lieve kind! Men moest wel blind zijn om dat niet te zien!... Och, als je eens gezien hadt wat een verdriet ze gisteren had!
Arm kind!...
Ja... arme kinderen allebei! Want ik ben zeker dat Aernout er nu ook al grooten spijt van heeft, dat er zoo'n wolkje tusschen hen is gekomen... Zie-je, daarom wou ik je ook
vragen, Lucie, of jij, die zooveel invloed op haar hebt, eens met haar zou willen spreken....
Ik?! God neen... wat moet ik daar nu aan doen?....
Wel, je kondt toch wel eens kalm met haar praten....
O neen... neen! Als ze boos is op Aernout, dan zal ze daar wel reden voor hebben en...
Nu ja, maar dan kon jij haar wel eens een beetje kalmeeren... Je weet, hoe zulke jonge meisjes zijn... misschien heeft ze iets gehoord van hem... dat ze erg hoog opneemt... toe Lucie, er hangt voor ons allemaal zooveel van af... meer dan je denkt... Ten eerste Ada's geluk... en dan, voor ons, de zekerheid dat ons kind gelukkig en goed bezorgd is... als wij ons hoofd eens neerleggen... Kijk eens... ik wil 't jou wel zeggen, dat ik juist voor Aernout dit huwelijk zoo graag zou willen... Jij weet 't misschien zoo niet, omdat je zoo lang weg bent geweest... maar Aernout leeft hier erg woest... héél erg woest. O, ik vind 't zoo vreeselijk, hij is niet sterk... en... hij is mijn éénige, Lucie! Mijn éénig kind, onze zoon, onze stamhouder! En aldoor zitten wij in doodsangst dat hij ten onder zal gaan in dien wilden stroom van de groote stad... omdat wij weten dat hij zwak is en zich telkens weer laat meesleepen... totdat... 't misschien eindelijk te laat is voor hem om terug te keeren!
En daar wordt ons nu, als een wenk van den hemel, dat lieve vrouwtje voor hem thuisgebracht... een meisje dat hij kan liefhebben en voor wie hij zijn jongelui's-leven vaarwel zou willen zeggen! - Moeten we nu dat alles weer laten bederven door een kibbelpartijtje van die twee groote kinderen?!- Begrijp je nu Lucie... waarom ik je smeek van je invloed op Ada en misschien ook op hem gebruik te maken? Begrijp je nu dat 't voor ons kan zijn: ons kind behouden... of verliezen?... Och, 't kost jou toch zoo weinig,... een paar woorden... méér niet... en daarmee heb je 't geluk van ons allemaal in de hand!...
... Ja... ik zal doen... wat ik kan...
Ja?! O dat is lief van je! Dat is heel lief!.,. Maar... (aarzelend glimlachend) nu heb ik je eigenlijk een bekentenis te doen ... Ada zit benden in 't rijtuig op me te wachten!...
Wàt?!
Ja... ik moest boodschappen rijden... en... zooals ik je zei, zij wou niet naar je toe ... Toen heb ik 't rijtuig eigenlijk bij verrassing hier laten ophouden, ik ben naar boven gegaan... zij is blijven zitten ... en nu ga ik haar halen!
... O ... nù al?!.. Zoo dadelijk?! ... liever wou ik ...
Och neen ... toe Lucie ... hoe gauwer, hoe beter toch, niet waar?... Toe... doe 't voor mij... wil je?...
...Nu dan... goed... (ze wil bellen.)
O neen... neen... dan komt ze zeker niet. Ik zal haar gaan bepraten... en dan ga ik meteen verder... over een minuut-of-tien rijd ik weer even aan om haar te halen... Adieu Lucie; ik dank je hoor... ik dank je hartelijk! Ik vertrouw onze kinderen aan je toe! Wie weet wat er van één woord van jou afhangt!... Adieu!
...Ik zal doen wat ik kan ... adieu!
4e Tooneel.
... Ik mag niet anders... ik móet... o god, o god!...
Dag Lucie... Tante zei dat je me bepaald moest spreken.
Ja... Waarom wou je eerst niet boven komen?
...Niet boven komen?... maar...
Waarom wil je 't nu ontkennen? Welke reden heb je om me liever niet te zien?
Och ... niets ... ik ... ik ben er nu immers?
Ada... zeg me alles! Wat is er? Waarom heb je verdriet gehad? Waarom wil je weg gaan?
O god, laat me toch met rust allemaal! Laat me toch mijn eigen weg gaan! Iedereen bemoeit zich met me, iedereen wil me troosten ... wil lief voor me zijn! 't vernedert me ... ik wìl niet beklaagd en gesust worden! ik wil dat ze me met rust laten, allemaal.... laat me met rust.... dat is al wat ik vraag....
- Ada....
Je hoeft geen medelijden met me te hebben, vooral jij niet....
Waarom juist ík niet?
Omdat.... omdat jij heel goed weet wat er is.... jij hoeft 't me niet te vragen.... je hoeft me niet nog meer te kwellen.... ik heb al genoeg verdriet!
....Je vertrouwt mij dus niet....?....
....Neen.... na gisterenavond kan ik dat niet meer....
En.... als ik je nu verzeker dat je mij moet vertrouwen als.... een zuster.... een oudere zuster die alléén jou geluk wil.... als ik je zeg dat ik je wantrouwen niet verdien.... dat je me onrecht doet.... wil je me dán ook niet gelooven?
- Lucie?!.... Is dat zoo? Is 't mogelijk dat.... ik
me.... alles maar heb verbeeld? Is 't waar? (met angst) O.... je zegt dat toch niet uit goedheid.... uit medelijden misschien?! Is.... er niets.... Lucie? Niets.... dat.... (zachter) mijn ongeluk zou zijn?!
Er is niets....
....'t Was dus een droom van me?! Een vreeselijke droom....? Zeg?!
....'t Was een droom....
O Lucie.... vergeef je 't me? Toe, vergeef me, dat.... ik aan je getwijfeld heb. O, je weet niet wat ik heb doorgemaakt.... sedert gisteren avond.... want ik wóu, ik kón zoo iets niet van je gelooven, jij die zoo goed bent, die zoo hoog staat! En toch.... 't was of alles gisteren 't me moest doen vermoeden.... of nog meer ‘voelen’ eigenlijk.... Maar goddank.... ik hoef nu niets meer van je te denken, ik geloof je en ik vertrouw je weer zooals altijd.... méér dan ooit! - ....O.... als je eens wist hoe ik gehuild heb daar onder die hooge donkere boomen! Ik voelde me zoo beklemd alsof ik in een put was met hooge zwarte wanden, waarboven ik heel ver en heel klein één ster, een glinsterend sterretje zag! Je zal 't gek van me vinden.... maar ik strekte mijn handen naar die ster uit en toen er juist op dat oogenblik een groote zwarte wolk vóór kwam.... toen voelde ik me zoo diep ongelukkig en verlaten alsof voor mij nu alles nit en verloren was.... Weet je.... Lucie, 't leek me geen toeval.... 't was me of 't een waarschuwing.... een voorteeken moest wezen!....
En....is de booze wolk nu heelemaal overgedreven?....
O Lucie! 't is nu geen ster! Nu is de hééle gouden zon voor mij weer doorgebroken!
Dan is 't goed... dan is alles... goed...
Daar is mevrouw van Hoogduijnen om de freule te halen.
Ja.. ik kom.. (de meid af.) Dag mijn Lucie.. dag mijn trouwe goeie zus! Ben je heusch niet boos op me? O.. wat ziet alles er nu anders uit! (Buiten de deur al). Wat een licht! Overal zonneschijn! Zonneschijn!
5e Tooneel.
Zonneschijn... voor anderen! O god, ... nu moet ik... tot 't einde toe .........................
Daar is de jonge meneer van Hoogduijnen, mevrouw.
(Voor zich), Nu all! ..(hardop) Ja ... 't is goed ... laat meneer binnen ... (de meid af).
... Nu all! ... ingodsnaam, dan is alles... gauwer voorbij ... voorbij!.......................
Lucie! Wees niet boos dat ik zoo vroeg kom ... maar ik had geen rust ... ik liep al een uur rond ... en toen zag ik in eens je man, die ging rijden ... Toen was 't me te machtig! Ik kon niet langer wachten .. en daar ben ik! ... Wat is er? Wat kijk je me vreemd aan?..
Ik heb je veel te zeggen ...
O daar heb je 't weer ... net als vroeger, niet? ... Bedacht, gewikt, gewogen .. fatsoen .. deugd .. en je plicht ..
Dat moest je niet zeggen ...
Och neen, dat moest ik ook niet, maar hoe kan je nu ook zóó veranderd zijn, Lucie? Heb je dan gisterenavond niet gezegd .. bekend .. dat je van me hield?
... Ja ... dat heb ik ... Maar toch is 't mij nu hooge ernst dat wij beiden die woorden vergeten moeten, dat wij onzen armen kleinen roman heel diep moeten begraven .. omdat er tusschen ons ... niets mag bestaan .....
Waarom niet?
Kan je dat vragen? Of .. durf je mij niet begrijpen?
Hè? ..... (dan begrijpende) Ah zoo .. zit 't 'm daar. Ik begrijp dat men zoo goed is geweest om je in te lichten. Maar dan toch waarschijnlijk niet heelemaal juist ...
't Is goed Lucie, ik zal heelemaal open kaart met je spelen .. ik zal je alles zeggen ... Ik heb je nooit vergeten ... dat heb je gisteren wel gemerkt; ... toen ik je weer zag, toen ik je stem weer hoorde .. en dat lied .. dat heerlijke lied van vroeger .. toen kwam alles weer met de oude kracht boven ... Ik voelde dat ik je weer even liefhad als een jaar geleden .. toen je van me weg bent gegaan ... Neen - vergeten heb ik je nooit, al heb ik er alle moeite voor gedaan ... al meende ik eindelijk zelf dat jij voor mij niet meer was dan een verre, mooie herinnering. Ik leefde in een dollen roes .... zoodat mijn goeie ouders in een voortdurende angst over me zaten ... ik maakte me zelf wijs dat het me amuseerde ... dat ik mijn verdriet niet meer voelde ... dat 't souvenir aan jou nu heelemaal verdrongen was ... en toen ... toen kwam Ada bij mijn ouders logeeren ...... Och, je kunt je wel voorstellen hoe 't me verder ging ... Papa en mama ... die niets liever wilden dan dat huwelijk ... Ada die meer dan gewone vriendschap voor mij toonde ... en ik ... och ... ik die me liet meedrijven ... waarom niet? Toch had ik nog geen bepaalde stap gedaan ... wèl sprak ik er met mijn moeder over... die er natuurlijk dol blij mee was .... Zoover was 't toen ik in ééns, onverwacht - gisteravond - je naam .... je terugkomst hoorde.... Jij.... die ik dacht vergeten te hebben, jij was
daar weer, jij stond weer vóór me.... en al 't andere viel in 't niet, al de rest zonk weg!.
En jij dacht er niet aan dat zij het zou voelen hoe zij door een ander verdrongen werd; jij vergat dat zij op je vertrouwde, dat zij je liefheeft en 't je onbevangen heeft getoond....
Ik weet 't.... ik heb 't bedacht.... Zag je niet hoe ik schrikte toen ze daar in eens achter ons stond? Ik overzag op dat oogenblik heel goed wat ik gedaan had, wat er onherroepelijk gebeurd was....
Neen.... wij moeten vergeten....
O dat kan jij misschien. Maar ik niet. Ik kan dat niet meer, na wat je me gisteren gezegd hebt....
Wat ik gisteren gezegd heb, moet je als niet gezegd beschouwen. Ik wist toen niet dat een andere reden had om aan je liefde te gelooven. Ik wist niet dat jij zulke banden hadt.... waaraan je verplicht bent....
O hoe is 't mógelijk! Hoe kan je zoo spreken! Je zou zulke doode koude woorden niet kunnen vinden als je waarlijk wat voor me voelde! Neen.... je voelt niets, je bent dor en koud en onverschillig.... je moet wel gevoelloos zijn om nóu nóu, over banden en plichten en beloften te redeneeren!
Onverschillig?.... Gevoelloos?! Wat wéét jij daarvan?! Wéét jij wat er in me omgaat? Weet jij wat ik lijd? Wat weet je van me, dat je dat durft zeggen?! Omdat ik woorden zeg van koude overdenking en omdat jij niet hoort den onstuimigen roep van heel mijn arm mislukt jong leven dat liefhebben wil, dat gelukkig zijn wil.... en dat ik toch moet dooden?!.... Dor! Gevoelloos!! God, was ik 't maar, kòn ik 't maar zijn!....
Gevoelloos! Omdat ik je ontvluchtte.... verleden jaar.... toen ik voelde dat ik.... bezwijken zou.... als ik bleef....
Omdat ik de kracht had alléén, ver weg, met mezelf te vechten.... tot ik niet meer vechten kón...
O Lucie.... liefste! Denk je dat ik je nu nog zal los laten?! Als wij zóóveel van elkaar houden dan gaat dat toch boven álles, niet waar?
Ja.... je hebt gelijk.... als een gevoel zóó groot is.... dan valt al 't andere weg. Dan bestaat er niets meer.... daarbuiten. Ik heb je lief.... ik geef je àlles.... àlles! (hem vast aanziende en iets teruggaande) maar ik wil ook àlles van jou terughebben.... àlles!
Ja.... àlles!
Ik geef jou mijn liefde, héélemaal.... onverdeeld.... dat wil ik ook van jou....
Ja... ja zeker!
Mijn naam, mijn eer, mijn heele leven, alle andere affectie, alle banden.... offer ik jou.... Dat moet jij ook mij ten offer brengen....
Hoe.... meen je...?
Ik wil weg gaan, van hier....
Weggaan?....
....Weggaan.... met jou....
....Je bedoelt.... op reis gaan?.... ja.... ja zeker.... dat's 't beste....
Ik geloof niet dat je me begrijpt...; ik bedoel voorgoed weggaan.... wegblijven....
Wat zeg je? Voor goed?!...
Voor ons leven.... ja...
Maar god....
....Alles achterlaten.... breken met alles.... dood zijn... voor de wereld....
Lucie.... ik smeek je.... bedenk toch wat je vraagt! Waarachtig, je eischt 't onmogelijke! Wil je nu dat ik mijn ouders dat aandoe? Dat ik hen misschien nooit meer terug zie? Dat ik me heelemaal uit 't leven terugtrek en mij op mijn leeftijd ergens in een uithoekje van de wereld ga begraven? Dat kàn immers niet tot ons geluk zijn?! En god... denk toch eens aan mijn arme moeder... ik haar eenig kind... ik màg haar dat niet aandoen...
Neen... dat mag ook niet. Je hebt 't nu zelf gezegd. Ik wist 't... Ik heb je gezegd wat ik van je zou eischen om te weten of werkelijk je liefde voor mij boven alles en allen ging... Nu zie je 't zelf in hoeveel er nog is waaraan je gehecht bent... wat je niet missen kan! Jij hebt hier alles: je ouders... je kennissen... den kring waarin je leeft... waar je je thuis voelt... Dat alles kan je niet missen, Aernout. Je weet, je hebt 't ondervonden dat je mij wel kan vergeten... als je me maar niet terugziet... dat je een ander geluk kan zoeken... al slapen andere herinneringen in je hart... Ik ben hier gekomen als ‘Störenfried’... maar ik zal weer weggaan... wegblijven... en dan zal er weer vrede zijn...
O god neen! neen Lucie... ga niet weg! Moet ik je weer heelemaal verliezen... voor altijd!... Je nooit meer zien... nooit meer?!... God, dat kan ik niet meer... ik kàn je niet laten gaan... ingodsnaam dan ga ik mee... dan ga ik met je mee! (Hij wil haar in de armen nemen, maar Lucie weert hem af).
O ... bedenk eens... over tien jaar!... Ergens alléén... in den vreemde!... Je ouders hebben 't je niet kunnen ver-
geven ... je hebt hen nooit meer teruggezien ... Je denkt aan je land ... aan je thuis ... aan je vrienden ... die je vergeten hebben... De menschen dáár ontwijken je ... want je leeft ... met je ... maîtresse!!
O stil toch... stil! Wat ben je wreed.
Wreed - ja, maar allermeest voor me-zelve ... (ze gaat naar hem toe.) Kom, jij hoeft niet wanhopig te zijn ... jij hebt je heele leven nog vóór je... jij hebt nog alles te wachten... voor jou begint 't pas... (zachter) Voor mij is 't uit ...
En jij dan... jij? Die toch evengoed als anderen recht hebt op geluk...?
Ik zal... dat wel vinden... later... later... als ik weet dat ik... niet voor niets... een offer heb gebracht...
Lucie ... jij bent te goed ... veel te goed ... jij bent veel beter dan ik ...
(Eerbiedig buigt hij een knie voor haar en kust haar zacht de hand.)
6e Tooneel.
Waar wou u heengaan, meneer?
Ik ga... naar mijn kamers... waar ik mij tot uwe dispositie zal houden...
Juist ... dan heeft u me begrepen.
Derde Bedrijf.
1ste Tooneel.
Dat had je al een uur geleden moeten doen, want nu heeft de zon al ferm op de verandah gestaan.... (Dientje komt binnen).
Mevrouw heeft 't me nu pas gezegd.
Enfijn. Ik hoef hier niet te zitten. Je weet dat de jonker komt?
Ja.... dat wist ik eergisteren avond al; je moet rijn-wijn uitzetten en perzikken plukken....
Je kan goed commandeeren, hoor. (Dientje af.) Mevrouw zegt nog alsjeblieft en dankje. (Zijn voorhoofd afvegende.) Jongen jongen.... 't is drukkend vandaag .... zeker onweer aan de lucht.... Best weer voor de blommetjes en de meloenen, maar voor ons een beetje te warm.... (Hij neemt rijnwijnglazen uit een kast; uit den tuin komt Lucie haastig, maar voorzichtig naar de verandah).
2e Tooneel.
Zeg!.... Johan!.... Hoor eens....
O.... mevrouw!....
Ik wou je even vragen.... is de jonge meneer al hier geweest.... van morgen?
Vandaag nog niet mevrouw.... maar de jonker wordt voor 't déjeuner gewacht.... de familie is in de achterkamer....
Neen.... laat maar.... ik.... ik ga nog verder, je hoeft
't niet te zeggen.... dat ik hier was.... want ik heb toch geen tijd om binnen te komen.... (ze wil weggaan als juist de heer van Hoogduynen in de kamer komt.)
Hé mevrouw! Is u al zoo vroeg op 't pad? (Johan met de glazen af.) Zeker met 't mooie weer?
Ja.... ik was hier dichtbij.... en ik dacht Ada misschien hier te zien.... daarom liep ik even naar binnen.... maar ik ga dadelijk weer weg.... ik heb heusch geen tijd....
Nu kóm.... zoo'n haast zal u toch niet hebben.... u zal me toch wel 't voorrecht gunnen om een oogenblikje met u te praten?.... Toe, gaat u nu éven zitten; dat komt niet zoo alle dag voor hier in de eenzaamheid, dat ik bezoek krijg van zoo'n jonge bekoorlijke vrouw!
Niet?... maar heusch.... een oogenblik.... ik moet om één uur thuis zijn....
Gelukkige kerel, voor wiens boterammetje u zóó'n zorg heeft. Stelt hij 't wel genoeg op prijs?
Och.... ik weet niet.... misschien....
Hij moest 't buitengewoon apprecieeren dat zúlke handjes zijn déjeuner klaar maken.... zúlke mooie handen zijn eigenlijk alleen gemaakt om te....
Nu u dàt zegt ga ik dadelijk weg.... dag meneer Hoogduijnen....
O neen.... zéker niet.... Ik houd u nog een beetje.... uw hongerige echtgenoot moet maar eens een kwartiertje wachten! Ja, ik ben een egoïst.... zooals alle oude menschen....
Och toe.... gelooft u me.... ik moet heusch gaan....
Nu merk ik dat ik oud ben. U is wreed om 't me zóó duidelijk te toonen... maar u heeft gelijk... 't gezelschap van zoo'n ouden man als ik amuseert u niet....!
Och wel neen...! Dat meen ik immers niet zóó! maar... (Op dat oogenblik komt mevrouw van Hoogduijnen binnen).
3e Tooneel.
Hé Lucie! Ben jij hier? Dat wist ik niet... er is mij niets gezegd.....
O mevrouw... ik wilde ook juist weg gaan... ik was hier maar een oogenblik...
Ja, mevrouw heeft een ontzettende haast om weg te komen,... maar...
Weggaan? dat kan je begrijpen... ik laat je niet weggaan voor je me eerst alles verteld heb....
Dan laat ik de dames aan hare toilet-geheimen en andere staats-zaken... tot straks hoop ik... mevrouw... (Af).
Zie-zoo... vertel nu eens gauw...
O.. ik.. er is niet veel te vertellen.. ik weet niet precies.. wát 't was.. maar ik heb met haar gesproken.. en ik geloof... wel.. kunnen kalmeeren.
Ja.. 't lieve kind is heelemaal veranderd... je hebt er alle succès van.. ik ben je zoo dankbaar, Lucie!
O neen.. neen..
Zeker! natuurlijk. En - heb je Aernout ook nog gezien?
Aernout?.. e.. (na eenige oogenblikken plotseling) neen... neen...
Niet? Dat is jammer.... maar weet je wat?... zoo meteen komt hij hier.. ik wacht hem op 't déjeuner... blijf jij nu ook...
Neen.. neen.. geloof me.. ik móet weg.. dadelijk weg...
Kom, waarom nu? Kijk... als je nu ook met hem eens sprak vóór dat de jongeluitjes elkaar weer ontmoeten... dat zou zeker heel veel misverstand kunnen voorkomen...
O neen.. toe...
Maar Lucie... een paar woorden maar, zie je daar tegen op? Ik kan 't niet doen zie je... hij zou met recht vragen of ik hem tot dat huwelijk wou dwingen... maar jij... dat is zoo heel iets anders... jij bent zoo geheel onpartijdig in deze....
O god ik kán niet meer... (hardop) mevrouw.. ik kán niet.. ik... o... vraag me dat toch niet... ik... ik ben ziek... ziet u dan niet hoe ziek ik ben... ik kán niet meer... laat me toch naar huis gaan...
Maar kind.. wat heb je? Ja... je ziet werkelijk bleek... wat scheelt er aan?
... De warmte... misschien, en ik ben zoo moe...!
Nu kijk, en dat wil nu nog dat heele eind naar huis.... dat zou toch dwaasheid zijn! kom hier.... ga nu eens makkelijk zitten... zóó... en drink eens wat... wil je? Blijf hier nu maar déjeuneeren.. dan kan je met 't rijtuig straks kalmpjes naar huis.... (Lucie geeft zich gewonnen en leunt in haar stoel.)
4e Tooneel.
Hé, Lucie?! Dat is heerlijk! ............. Wat is er?... Voel je je niet goed?
... Och ja... alleen wat onlekker van de warmte... denk ik... wat óvermoe...
Ja ... 't is vreeselijk drukkend ... In het westen komen er zulke dikke onweerswolken opzetten ... we zullen vandaag stellig nog zwaar weer krijgen ... Hè ... ik ben ook onder den invloed er van ... een beetje moe, en nerveus ... Kijk eens, wat een oogst, Tante!
Heerlijk, heerlijk! Waar haal je ze allemaal vandaan?!
Allemaal uit uw toovertuin! Ze vragen me om meegenomen te worden! Als ik heel stil sta hoor ik ze om mij heen zachtjes roepen ...! Kijk eens ... deze donker-roode roos vind ik zoo mooi ... hoe heet die ook?
Dat is ... wacht ... hoe heet die ook?! ... een ‘champ de bataille’ ...
‘Champ de bataille’ ... ja ... donker als hartebloed is ze ... Toch mooi hè? Die half-open knop vooral ... hier Lucie ... die is voor jou!
O neen .., dankje ... neen ...
Waarom niet? Jawèl ... kijk zóó! (ze steekt de roos op Lucie's borst.) Is 't nu niet mooi ... die bloedroode knop? Het is als een wond - diep in je hart ... Tante, mag ik die vaas nemen voor de bloemen? (ze haalt een vaas.)
Zeker, kindlief ... maak maar een mooie bouquet voor de tafel. (Lucie kijkt af en toe naar buiten, dan weer op de pendule; ze is meer en meer zichtbaar nerveus.)
Ik heb allemaal witte genomen, behalve die ééne roode roos, die vond ik zóó mooi! Ziet u, witte accacia's, witte margueriten, witte lelies en witte klim-roos ...
En heb je geen witte oranjebloesem er bij?
Hé, Tante! (zij snijdt de stelen af, neemt ze bij elkaar en gaat in de verandah ze weggooien; in de verandah staande, verwonderd). Hé! daar rijdt een rijtuig de oprijlaan op ... (lachend) Zou Aernout nu zóó schandelijk lui zijn geworden?! (Lucie ontstelt vreeselijk).
Een rijtuig?! Wel neen; dat doet hij immers nooit ... dat zal iemand anders zijn.
Meneer Selvoorde stapt er uit. (Lucie houdt zich met moeite staande, mevrouw die 't niet merkt gaat naar de verandah.)
Selvoorde? Wat komt die nu doen? (naar buiten pratend) Meneer Selvoorde, wij zijn hier, wil u hier binnen komen? (Selvoorde op, even daarna ook meneer van Hoogduijnen).
5e Tooneel.
Dag mevrouw ... Pardon ... is meneer ook thuis? ... zou ik meneer even mogen spreken? ... (meneer op).
Hier ben ik al ... bonjour Selvoorde ... wat is er? Kom jij met dat rijtuig?
Ja ... neem me niet kwalijk, graag sprak ik u even alleen ...
Alleen?! Zoo ... nu dan kunnen we even naar hiernaast gaan ...
Wat is er? ... is er iets gebeurd?! Meneer ... wat is er? ... iets met mijn zoon?!
Met Aernout?!
U spreekt 't niet tegen?! O zeg 't dan toch ... ik wil 't weten ... ik ben sterk ... ik kan alles hooren ... is er een ongeluk gebeurd? god ... zeg toch wat er is?!!
... Mevrouw ... ja ... 't betreft uw zoon ...
O ... Lucie ...!
Maar... de freule.., en...
O neen ... o toe neen ... zend me niet weg ... laat me blijven ...
Wàt is 't? Wàt dan toch?
Je kunt vrij uitspreken, Selvoorde, wij allen moeten 't weten ... wat is er gebeurd?
Uw zoon ... is gewond ...
O god!!
Gewond? Ernstig? Waardoor?
Ernstig gewond ... hij heeft geduelleerd ...
O mijn god! Ernstig gewond? Doodelijk misschien? ... Waar is hij? Ik moet naar hem toe ... ik moet 'm zien ... waar hebben ze 'm gebracht?!
Nù niet ... nù mag niemand, absoluut niemand bij hem ... hij ligt hiernaast ... de dokter is bij hem... met hem bezig... niemand mag daar bij zijn... (Mevrouw wil naar de deur). O, ingodsnaam mevrouw, u moet kalm wezen... u heeft beloofd sterk te zullen zijn... Geloof me... er is
hoop... de dokter geeft hoop... maar hij kàn nu niemand bij 'm laten... (Hij wil haar van de deur weghalen, maar zij klemt zich er aan vast).
Ik zàl niet... ik zàl er niet ingaan... maar ik wil hier blijven... hier aan de deur, zoo dicht mogelijk toch bij 'm ... bij mijn armen, armen jongen... dien ik niet eens zien mag... niet eens maar zien...
Tine... Tine... o! om s' hemelswil...
Laat me hier blijven ... laat me hier tegen-aan blijven...
Is 't waar? Is er hoop? Ja? Maar m'n god wat is er toch voorgevallen? Met wien heeft hij geduelleerd?
... Met ... den ritmeester de Waert ...
De Waert?! En waarom? Wat is er dan geweest?
't Moet gisterenmiddag gebeurd zijn bij de Waert aan huis ... de reden die men opgaf was: een onaangenaamheid, in 't gesprek voorgevallen... 't leek me fictief ... maar 't duel werd onvermijdelijk genoemd ... wij hebben er aan gedaan wat wij konden, maar alles vergeefs ... (Mevrouw is met aandacht gaan luisteren). Mevrouw de Waert was er bij .... zij weet misschien ...... (Mevrouw staart Lucie in eens aan. Een bediende op den achtergrond wenkt Selvoorde, die weggaat).
Wìst u?! U wist .... en ... en...
Is... is... Aernout gisterenmiddag... bij je... bij jou ... geweest??! (Ada laat Lucie los en blijft haar ontzet aankijken). En... straks... heb jij... me gezegd... dat je hem... niet gezien hadt??
Dat zei ik... dat zei ik... omdat ik... god... wàt kòn
ik zeggen? Ik kwam hier in mijn angst... ik was radeloos ... wat moest ik zeggen... wat...
Je.... hebt dat dus.... gelógen.... Waarom? Waarom was.... 't duel.... waarom?
O god.... ik bezweer u, ik bezwéér 't u.... omdat.... mijn man dacht.... hij zag.... o god.... ik kán 't niet zeggen omdat u me toch niet meer gelooft... omdat ik vóel dat u me niet meer gelooven kán.... en toch ik zweer u.... ik heb geen schuld.... ik deed álles, álles wat ik kon.... (Ada is naar mevrouw gegaan die ze vast houdt.)
Omdat uw man dacht?.... omdat hij zag?!! Zat dàt er achter? u.... ú en mijn zoon? O nu begrijp ik 't onvermijdelijk duel! .... Nu is 't me duidelijk!! .... een slechte vrouw!! ....
O Oom .... Oom!!
Kind .... verdedig haar niet!! Je wéét niet wie ze is! In haar handen heb ik jullie geluk gelegd! aan háár heb ik dat toevertrouwd!!
Alles heb ik gedaan voor u, alles!! O geloof me toch ... geloof me toch! Jij dan, Ada, jij zal me toch wel gelooven ... jij weet toch .... jij kent me toch .... (ze komt naar haar toe. Ada trekt weg.)
O ga weg! ga weg! Ik heb 't wel goed gezien .... ik heb 't wel geweten! Ga weg .... ik ben bang van je!
Jij, jij ook? Jij ook dus!! Dan is er maar één ..... die me kan vrijspeken .... dan zal hij 't kunnen zeggen, hém zal u gelooven .... hém vertrouwt u wél .... dan zal hij 't zeggen! (Ze wil naar de deur gaan, die juist opengedaan wordt en waardoor Selvoorde binnenkomt. Zij deinst terug: op Selvoorde's gezicht is duidelijk te zien dat alles voorbij is.)
Selvoorde?! mijn jongen?! (Selvoorde schudt droevig ontkennend.)
O god .... O .... mijn god!! (Ada bergt haar hoofd aan mevrouw's schouder. Meneer ondersteunt haar beiden, ze gaan naar de deur.)
Hij heeft niet geleden .... hij ligt zoo kalm .... zoo rustig .... (Snikkend gaan alle vier door de deur naar de kamer waar Aernout ligt. De deur valt dicht. Lucie blijft alleen, als versuft. Dan wil zij er heen, slaat haar beide armen hoogstrekkend tegen de gesloten deur en zakt op den drempel kreunend ineen.)
M.C.A. Snijder van Wissenkerke-Clant van der Mijll.