G.A. Bredero, Met proza van Albert Verweij en vignetten van T. Nieuwenhuis. Amsterdam, S.L. van Looij & H. Gerlings. 1893.
Bredero heeft zich over zijne nakomelingen uit de 2e helft der 19e eeuw niet te beklagen. Ten Brink hield sedert 1857 niet op, in ernstig betoog en romantisch verhaal, voor zijn lievelingspoëet propaganda te te maken: in 1885 heeft men te Amsterdam Bredero's driehonderdsten geboortedag gevierd, o.a. met de vertooning van Het Moortje, welk blijspel voor velen een revelatie was; een nieuwe uitgaaf van Bredero's werken, in 3 deelen, werd in 1890 voltooid. Wat de heer Verweij thans voor den liederendichter doet, is wel geschikt om dezen in nog ruimer kring dan tot dusver te doen waardeeren.
De ruige en hoekige Bredero met zijn liedjes en deuntjes, waar zon en regen nog aanhangen - zooals Verweij ons pittig en kleurig schildert - Bredero, ‘zonnigst en stormigst kreatuur van zijn tijd’, de chronisch amoureuse en tegelijk de ‘groote werkelijkheidsminaar’, komt hier in een schat van liederen geheel tot zijn recht. Wat klinkt dat frisch en jolig en oprecht! Al viert hij, in zijn amoureusheid, aan zijn zinnelijkheid onbeschroomd den toom, straks doet zijn liefde hem weer hooger gestemde, edeler klinkende tonen aanslaan; maar altijd gaat het van harte, rechtstreeks borrelend uit de frissche ‘Bron der minnen’.
In 1666 legt Molière zijn Alceste het volksliedje in den mond, naar welks oorsprong tot heden te vergeefs gezocht wordt:
Et qu'il me fallût quitter
J'aime mieux ma mie, au gué!
Vier en veertig jaar vroeger zingt Bredero in de ‘Groote Bron der minnen’ (1622) het ‘Liedeken’, waarvan het eerste couplet aldus luidt:
Al waert dat mijn, de god Jupijn,
Haar glants of schijn, of gants haer sijn
Van godlyckheyt aanboden,
Dat ick se mocht verliezen,
Ick gingh tot haer met dese reen,
Ick blijf veel liever hier beneen,
In mijn armoed opter aerden,
In becommerinch en verdriet,
Eer ik wouw die last aanvaarden,
En hebben daer mijn liefste niet.
Is de overeenkomst niet merkwaardig?
Onze boek-versieringskunst maakt vorderingen. De vignetten van T. Nieuwenhuis - motieven van krabben, zeesterren, koralen, zeepaardjes, enz. - geven een aantrekkelijkheid te meer aan het mooie boekje.