Intimiteit door Ebba. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon.
Anna en Julius zijn nog geen jaar getrouwd, als de man, een luitenant der marine, naar Indië moet vertrekken. De jonge vrouw, van nature ‘beredeneerd’, terughoudend tegenover haren man, ongeschikt om van het geluk van het oogenblik te genieten, maakt zich bang, meent in de brieven, die Julius haar uit de Oost schrijft, een koeler toon te bespeuren, en kwelt zich met de gedachte, dat daar ginds misschien een andere hare plaats in zijn hart zal gaan innemen. Wanneer Julius in Indië een betrekking aan den wal heeft gekregen, gaat ook Anna daarheen; en nu blijkt het haar dat haar man bij de familie ter Maete, over wie hij reeds dikwijls schreef, bijzonder druk aan huis komt en met mevrouw ter Maete op voet van groote intimiteit verkeert.
De geschiedenis van den opkomenden argwaan, van Anna's strijd, van hare uitbarstingen van jaloezie, en eindelijk van de verzoening tusschen de beide echtgenooten onder de conventioneele omstandigheid: de verwachting van een kind, weet Ebba goed te ontwikkelen. Eigenlijk laat de schrijfster het volle licht enkel vallen op de jonge vrouw. Ebba's sympathieën zijn duidelijk aan de zijde van Anna. Het beeld, dat zij ons van Julius' karakter geeft, is veel flauwer, en omtrent den aard van zijne intimiteit met Gonne ter Maete blijven wij in het duister. Eene ontwakende sympathie tusschen Anna en ter Maete is slechtsmet stippellijnen aangegeven.
Met meer zelfbeperking dan zij in haar wat breedsprakige Huwelijkspoëzie aan den dag legde, toont Ebba zich in deze novelle de fijn gevoelende, die, in de hoeken en schuilhoeken van het vrouwenhart tehuis, de oude geschiedenis van dat hart, zijn teleurstellingen en zijn zwakheden, met talent weet te schilderen.