Bibliographie.
Baumeister Solness. Schauspiel in drei Aufzügen von Henrik Ibsen. Deutsch von Sigurd Ibsen. Berlin S. Fischer 1893.
Het is mogelijk, dat een voortreffelijke vertooning in staat zal blijken, den indruk, dien de lezing van dit drama op ons maakte te wijzigen, maar tot zoolang veroorlooven wij ons, Ibsen's Baumeister Solness tot een der zwakkere drama's van den Meester te rekenen.
De opzet doet iets belangwekkends verwachten. Solness, van afkomst een boerenknaap, heeft, dank zij een buitengewone doorzettingskracht en een rijk huwelijk, zich opgewerkt tot ‘bouwmeester’ - een tusschending tusschen aannemer en architect -, knapper mannen voorbijstrevend, die hij aan zich onderwerpt en exploiteert. Niets schijnt er aan zijn geluk te ontbreken; maar dit geluk laat hem niet met rust: hem kwelt de angst, van de plaats, die hij bereikte, en waarvan hij anderen afdrong, op zijne beurt afgedrongen te zullen worden door een jonger geslacht. Daar opeens treedt in zijn leven een drie en twintigjarig meisje, Hilde Wangel, dat hij, tien jaar te voren bij gelegenheid der inwijding van een door hem gebouwden hoogen toren, als kind in zijn armen nam en waaraan hij toen, lachend, beloofde, dat hij haar, na tien jaar, zou komen afhalen en haar, als zijn prinses, een koningrijk zou schenken. Daaraan komt Hilde hem thans herinneren, en in vollen ernst eischt zij van hem, dat hij zijn belofte, in een of anderen zin, nakome.
Zoo is de expositie (het eerste bedrijf) van Baumeister Solness.
Men verwacht een spannend drama, waarin de man, die allen aan zijn wil placht te onderwerpen, thans op zijne beurt onder den invloed geraakt van een jong meisje, dat hem er toe brengt, van alles wat hij, ten koste van anderen, tot stand bracht afstand te doen, en de plaats te ruimen voor die anderen, bekwameren dan hij, die hij tot nu toe, door zijn eerzucht en zijn heerschzucht, belette de hun toekomende plaats te bereiken. En inderdaad wordt er een begin gemaakt met iets wat daarop gelijkt. In plaats echter van door een breede, zwellende dramatische handeling te worden meegesleept, worden wij in het tweede bedrijf opgehouden door mededeelingen omtrent hetgeen vóór den aanvang der tegenwoordige handeling is voorgevallen, hoofdzakelijk omtrent het afbranden van de woning vroeger door Solness en zijne vrouw betrokken; - eene gebeurtenis, die wel door Ibsen met zijn onderwerp wordt in verband gebracht, maar op zulk een ingewikkelde en onduidelijke wijze, dat wij de eigenlijke portée ervan niet hebben kunnen vatten.
Solness meent zich op zijn plaats enkel te kunnen staande houden door den kundigen architecten, zijn helpers, den weg om vooruit te komen te versperren. Maar Hilde heeft andere plannen met hem: zij wil ‘haar’ bouwmeester groot zien door eigen kracht. Door Hilde aangespoord, zal hij wederom, evenals vóór tien jaren, een toren maken, ditmaal aan het nieuwe huis, dat