| |
| |
| |
Bibliographie.
Arm Vlaanderen, door Teirlinck-Stijns, 2 dln. (Tweede uitgave.) Gent, J. Vuylsteke. 1891. (Uitgave van het Willemsfonds No. 124.)
In November 1888 verscheen in De Gids een opstel, getiteld ‘Uit België's schoolgeschiedenis’, waarin met feiten en cijfers aan de ‘Enquête scolaire’ en andere officiëele documenten ontleend, de houding van de Belgische geestelijkheid tegenover het openbaar onderwijs en de gevolgen van die houding werden uiteengezet. Het heeft velen verwonderd, dat dit opstel zoo weinig de aandacht heeft getrokken en in het openbaar bijna niet besproken is geworden. Misschien echter ligt de reden hiervan niet ver. Wat daar verteld werd en door den schrijver - al zeide hij het niet uitdrukkelijk - wellicht als waarschuwing zijn Noordnederlandschen broeders voorgehouden werd, klonk wel niet ongelooflijk - daarvoor waren de feiten en cijfers te sprekend - maar toch als een verhaal uit verre landen en vervlogen tijden. De toestanden, de personen kwamen ons te vreemd, de handelingen te onredelijk, te barbaarsch voor om meer dan een voorbijgaanden indruk te maken. Misschien ook is het betoogschrift, het essay, niet de rechte vorm om voor dergelijke vraagstukken belangstelling in ruimer kring te wekken en heeft de roman, de novelle, waarin dezelfde of dergelijke feiten in den vorm van een verdicht verhaal worden voorgesteld, meer kans het beoogde doel te treffen.
Zoo dacht waarschijnlijk Mej. Virginie Loveling, toen zij ons in den roman Sophie den strijd voor en tegen de openbare school na de Belgische schoolwet van 1879 in keurige en kleurige tafereelen schetste met een fijnheid van toets, een diepte van gevoel en een streven naar onpartijdigheid, welke hooge waardeering verdienen. Omstreeks dienzelfden tijd (1884) verscheen, in eerste uitgaaf, een roman van dezelfde strekking, waarvan thans door de zorgen van het Willemsfonds een tweede uitgaaf in twee dikke deelen voor ons ligt. Arm Vlaanderen heeft niet de artistieke verdiensten van Sophie. De melodramatische geschiedenis van een verborgen gebleven moord, welke door den roman gevlochten is, ofschoon zij met het eigenlijk onderwerp in nagenoeg geen verband staat, moet wellicht dienen om een zeker slag lezers voor het boek te winnen en ‘volk te trekken’; maar ongetwijfeld zou het geheel gewonnen hebben, indien de schrijvers zich bepaald hadden tot hetgeen de jonge Everaart in zijne betrekking als kweekeling aan de Bisschoppelijke Normaalschool en daarna als dorpsschoolmeester ondervindt. Dat is op zichzelf reeds dramatisch en belangwekkend genoeg, ja zelfs op
| |
| |
sommige plaatsen zoo schel en scherp gekleurd, dat men zich de feiten, door de schoolenquête aan het licht gebracht, te binnen moet roepen om niet in de verzoeking te komen, de schrijvers van overdrijving en eenzijdigheid te verdenken. Het verhaal van Everaart's leven op de normaalschool en als openbaar onderwijzer op zijn dorp is frisch en levendig, vol trekken die van een goede opmerkingsgaaf getuigen, en met een tintje van die sentimentaliteit, waaraan vele Vlaamsche schrijvers, op het voorbeeld van Conscience, vaak al te kwistig offeren. Als een kleurrijk verhaal van een belangrijk brok maatschappelijk leven verdient Arm Vlaanderen zeker de aandacht.
| |
Le Causeur. Revue française. Nos. 1-9. Joh. G. Stemler Cz. Amsterdam.
Het doel van dit nieuwe weekblad is ons nog niet recht duidelijk. Tijdschriften als de ‘Revue de famille’, ‘les Annales littéraires’ voldoen naar ons voorkomt volkomen aan de behoefte van een goedkoop Fransch tijdschrift voor het huisgezin: de beste Fransche auteurs treden er in op met stukken, die even onderhoudend als leerzaam zijn en waarvan de Hollandsche moeder de lezing gerust aan hare dochter kan vergunnen.
Intusschen, indien de onbekende redactie van Le Causeur zich tot taak stelt, voor haar Hollandsche lezers en lezeressen wekelijks een keus te doen uit het beste wat de Fransche litteratuur te genieten geeft, en indien die keus met tact en met smaak geschiedt, dan wenschen wij dit weekblad gaarne een voorspoedig leven toe.
De redactie plaatst echter ook verhaaltjes van eigen vinding en opstelletjes, haar door welwillende lezers toegezonden. Zelfs doet zij een beroep op die lezers en noodigt hen uit, ‘le dessus du panier de leur imagination, de leurs talents’ aan den Causeur te schenken: ‘pourvu qu'à une certaine originalité du fond se joigne une certaine élégance de la forme’. Dit nu dunkt ons bedenkelijk. Opstelletjes als ‘le chateau de Chillon’ in no. 8 en ‘Les revues de fin d'année’ in no. 3 verhoogen de waarde van het weekblad niet, en wanneer de redactie dien weg inslaat, dan vreezen wij, dat onze ‘Causeur’ spoedig zal zijn uitgepraat.
| |
Een gelukskind. Oorspronkelijke roman door Mevr. La Chapelle-Roobol. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Wie weet, of men het niet op rekening zal willen schrijven van het veelgeprezen individualisme, van den ‘culte du Moi’, dat zooveel schrijvers voortgaan, romans samen te stellen, zonder zich te bekreunen om de beweging op het gebied van den modernen roman, die, van Frankrijk uitgegaan, ook tot ons vaderland is doorgedrongen. Zeker is het, dat dit onafhankelijk genre nog in vollen bloei verkeert. In dezen ‘oorspronkelijken’ roman hebben wij er weder een staaltje van.
Er is op de ‘fabel’ in Een gelukskind weinig of niets aan te merken. Ja, zoo zal het wel kunnen gaan met een jong man, zwak van karakter, wien door zijn moeder in alles wordt toegegeven, die zijn levensboterham gesmeerd en in reepjes gesneden voor zich krijgt en alleen maar heeft toe te happen. En Mevr. La Chapelle heeft deze geschiedenis goed en geregeld verteld, hier en daar wat zeurig, in onnoodig lange gesprekken, zooals dat in zulk soort van Hollandsche romans gebruikelijk is, maar anders goed. Wel zou het de vraag kunnen zijn, of een man, die door zijn zwakheid eigen en anderer ongeluk heeft veroorzaakt, op zijn sterfbed, weinige seconden slechts vóor zijn dood, tot inkeer komende, niet op een andere wijze van dat berouw zal doen blijken dan door de woorden: ‘Die vervloekte lichtzinnigheid!’ - maar
| |
| |
aan zulke kleinigheden ergert een rechtgeaard romanverslinder zich niet.
Intusschen groeit het aantal steeds aan van hen, die den tijd aan dergelijke lectuur besteed verloren achten, en van meening zijn, dat de litteraire ontleding van belangrijke menschenexemplaren en van hun levenstoestanden, om op de aandacht van den ontwikkelden mensch aanspraak te mogen maken, heel wat fijner, dieper en artistieker behoort te zijn dan waarmede men in romannetjes van dit slag meent te kunnen volstaan.
| |
Ter gedachtenis aan Multatuli. 1887 - 19 Februari - 1892. Uitgegeven door de vereeniging ‘De Dageraad’. Amsterdam, 1892.
De compositie van dit net uitgegeven boek, verschenen bij gelegenheid van den vijf-jarigen gedenkdag van Multatuli's overlijden, laat te wenschen over. Waarschijnlijk is men wat laat met het werk begonnen, en heeft men, minder kopy ontvangende dan waarop gerekend was, op het laatst van hier en ginds het een en ander bijeen moeten zamelen om den bundel vol te krijgen. Niet alleen echter heeft het denkbeeld, om ook op deze wijs de herinnering aan Multatuli levendig te houden, onze instemming, maar het hier bijeen gebrachte bevat veel wat een kennisneming overwaard is.
Wanneer Dr. Vitus Bruinsma in ‘Een herinnering en een opwekking’ er, terecht, tegen waarschuwt dat men toch, door het vele lezen over Multatuli, het lezen van Multatuli zelf niet moge verwaarloozen, dan geeft hij, met evenveel recht, in het vervolg van zijn opstel, iets over Multatuli te lezen, dat voor de kennis van zijn persoon niet zonder belang is, en er juist toe leiden moet om menigeen de ‘Ideën’ weder ter hand te doen nemen. Multatuli toch heeft voor bijna 30 jaren reeds de aandacht gevestigd op wat nu eerst meer algemeen doordringt als een eisch van den dag. In het breedvoerig betoog ter verdediging van de stelling ‘Er ontbreekt veel aan het welzijn des volks’, voorkomende in den 2den bundel der ‘Ideën’, geschreven in 1863, geeft hij o.a. het budget van een arbeiders gezin te Amsterdam, bestaande uit man, vrouw en drie kinderen, bij een inkomen van zes gulden, - een onderwerp, dat, na de belangrijke cijfers door den heer Tours verzameld in de Bijdragen van het Statistisch instituut, thans meer dan ooit aller aandacht trekt. Belangrijk is ook in dit Ter Gedachtenis, de brief aan de Groninger werklieden en de eerste brief aan Dr. Muller, waarin Multatuli zijn afkeer van het socialisme uiteenzet en op inkrimping van staatsbemoeiing aandringt. Een goede gedachte was het van de verzamelaars om een bibliographie te geven van hetgeen er over Multatuli geschreven werd. Op een paar fouten in dezen, uit den aard der zaak nog onvolledigen, arbeid, nemen wij de vrijheid den bewerker te wijzen. De ‘Gedachten’ op blz. 165 vermeld, zijn niet van Prof. Buys, en de brochure van C. Knapper ‘Waartoe Multatuli zoo al dient’ handelt niet over Multatuli (al geeft de titel recht het te vermoeden), maar over een geschil tusschen de heeren Versluys en Knapper op het gebied van handelsrekenen.
Het portret uit den tijd vóór de Havelaarszaak, dat wij in dezen bundel aantreffen, heeft als curiositeit zijn waarde, maar velen zullen bezwaarlijk in dezen Pieter Stastok den lijder en denker herkennen, dien zij als den Multatuli van den ‘Max Havelaar’ en van de ‘Ideën’ vereeren.
| |
Dictionnaire des idiotismes, proverbes etc. de la langue française et de la langue hollandaise, par L. Paul Delinotte et Th. Nolen. Français-Hollandais. Amsterdam, uitgevers-maatschappij ‘Elsevier’ 1892.
Wij gelooven, dat de heeren Deli- | |
| |
notte en Nolen met de samenstelling van dit woordenboek van de eigen aardige uitdrukkingen en spreekwijzen in de beide talen - waarvan het gedeelte ‘Hollandais-Français’ een vorig jaar verscheen - een nuttig werk hebben verricht, en vestigen daarom op hunnen arbeid gaarne de aandacht. Toch mogen wij niet nalaten op enkele onnauw-keurigheden en leemten te wijzen, welke ons bij het doorbladeren van dezen ‘Dictionnaire’ zijn opgevallen.
Gemist wordt veste in de uitdrukking: remporter une veste, een échec lijden. Bij soûl had manger son soûl, zijn bekomst eten, vermeld kunnen worden; bij filer de uitdrukking: filer à l'anglaise, met stille trom vertrekken, wegsluipen zonder afscheid te nemen. Une maîtresse femme is, dunkt ons, iets meer dan ‘een knappe vrouw’, zooals onder maîtresse verklaard wordt: ‘een baas van een vrouw’ zou nader bij de beteekenis komen. Onjuiste of onvolledige verklaringen troffen ons nog bij: pion, tirer l'échelle, Hôtel-Dieu, in partibus, faire le joli coeur, e.a.
|
|