Maar zij legde er de hand op.
- ‘As-te durfs!’ raasde zij.
Toen greep hij het mes en dreigde er haar mee:
- ‘Mot ich dich ...?’
Zij kende hem; ze wist, dat ze minstens zou mishandeld worden. Onwillekeurig was ze opgesprongen en toen hij, vloekend en tierend, met het mes in de hand om de tafel kwam, greep zij de knots, die op den haard lag. Dreigend en afwerend, met vlammenden blik stond ze daar.
- ‘Schinaos! kernalie!’ brulde hij en drong op haar in. Zij zwaaide het hout en liet het neervallen op zijn hoofd, dat hij viel en roerloos bleef liggen.
Die slag dreef haar woede tot het uiterste. Zich zelve niet meer meester, onverstaanbare woorden uitstootend, aan een dier gelijk, sloeg ze hem nog twee malen op den grijzen, half kalen schedel, tot hem het bloed door neus en mond spatte.
Plotseling kwam ze tot bezinning met het begrip, dat hij dood was. Haar eerste gevoel was een gevoel van overwinning, van triomf, toen van voldoening, van vreugde. Nu was 't uit, nu was ze van hem verlost. Dat alles een oogenblik slechts - toën schrok ze. Maar haar geest was helder, bijzonder helder. Ze haalde water en wiesch het bloed van haar bovenrok. Straks zou ze 't lijk in den kelder werpen.
Onder 't wasschen bekroop haar de angst - meer en meer. Ze zouden komen om haar te vatten ... 't Kon niet uitblijven ... Iedereen moest begrijpen, dat zij hem vermoord had.
Ze vergat het wasschen en het verbergen van 't lijk en verzonk in gedachten.
Wat kon 't haar schelen? ... De toekomst zou in elk geval beter zijn dan de lange, lange rij van jaren vol leed en ellende, die ze met hem had doorgebracht. Zij gevoelde thans meer dan ooit, hoezeer ze hem haatte ....
En haar heele verleden trad haar voor den geest.
Ze zag duidelijk den heerlijken herfstmorgen vol geurig waas en tintelend zonnegoud, toen hij vóór haar stond aan den zoom van het bosch en zei
- ‘Anne-Marie, as-te noe wils, dan trouw ich mit dich.’
Zij was jong en hij droeg een langen blonden knevel, dien hij had meegebracht van 't volk, waarbij hij zes jaar als