Bibliographie.
Wat wij willen. Nieuw tijdschrift voor letteren, kunst en wetenschap, gewijd aan de belangen van intellectueelen en materieelen vooruitgang, onder hoofdredactie van J. Winkler Prins. Amsterdam, G.H. Priem. (afl. 1 en 2).
Alweer een nieuw letterkundig tijdschrift, - maar ditmaal een, dat geroepen schijnt om alle andere, De Gids incluis, te overvleugelen en te verdringen. Wat wij willen richt zich toch (blijkens zijn prospectus) ‘tot de geestelijk onbevredigden; tot hen die gebogen gaan onder het tijdelijke en tegenwoordige, die den blik verlangend richten naar den horizon der toekomst.’ Tot deze allen richt de redactie wat zij noemt ‘het woord der bezieling.’ Wat wij willen is ‘orgaan der Nederlandsche renaissance-litteratuur, kondschapt terugkeer tot natuur en waarheid.’ En opdat de geheele beschaafde wereld het weten zou, welke eene gebeurtenis de geboorte van het nieuwe tijdschrift wel is, heeft een der medewerkers, de heer T. Pluim uit Baarn, in Das Magazin für Litteratur van 18 April jl. dit heuchelijk feit uitvoerig gememoreerd. De Nieuwe Gids, beweert de heer Pluim, had een waardig orgaan voor de nieuwe kunst kunnen worden. Maar de heeren - ‘die Amsterdammer’ zooals hij ze noemt - hebben hun goede zaak bedorven, ten eerste door hunne tegenstanders op onwaardige wijze te bestrijden, en ten tweede door een onverstaanbare, onschoone, ‘widerliche’ taal te schrijven. Daarom heeft de heer Pluim ‘als een ontrouwe leerling’ zich van hen afgewend. En wilt gij nu de verhouding kennen van het nieuwe tijdschrift tot De Nieuwe Gids? Luister: ‘De Amsterdammers hadden den toon aangegeven; maar het was hun niet vergund, als een andere Mozes [!], het jonge geslacht in het beloofde land der nieuwe kunst te voeren. Zij stierven, wegens hunne zonden, den letterkundigen dood, nadat zij slechts in de verte de nieuwe “Heimat”
hunner kunst gezien hadden. Gelukkig zijn er anderen opgestaan en hebben, als een tweede Jozua, ons uit het land der knechtschap in het Kanaan der nieuwe kunst gebracht.’
Daarna noemt de heer Pluim eenige namen van jonge letterkundigen, en wel: Pol de Mont, Hélène Swarth, J. Winkler Prins, E.B. Koster, Marcellus Emants, Mr. M.G.L. van Loghem, W. Gosler, Frans Netscher, G.H. Priem, en vervolgt dan: ‘Aangezien derhalve De Nieuwe Gids niet meer een orgaan zijn kan, is er door hen een nieuw tijdschrift opgericht’ enz.
Zoo is dus de stand van zaken: De Gids zal met de stervende eeuw zijn graf vinden en De Nieuwe Gids is reeds litterair dood; de eenige levenden zijn de heeren Prins, Pluim,