De Gids. Jaargang 54(1890)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 542] [p. 542] Sonnetten. I. boetpropheet. O door Gods toorn verkoorne boetpropheet, Bazuin des Oordeels dondrende over 't land, 'k Val u te voet in 't zondoorzengde zand En strek de handen naar uw kemelskleed. Zwaar is mijn zonde, o sombre Godsgezant! Doch zoo het waar is dat gij alles weet En 't hart doorgrondt aleer de mond beleed, Dan weet gij ook wat me uit Gods voorhof bant. O sla te pletter met uw heilig woord Al wat mijn ziel belast en buigt naar de aard En 'k zal u volgen, trouw, van oord tot oord. Is niet ook mijn ziel mededoogen waard, Zoolang daar nog één vonk van 't goede in gloort En wordt wat God schiep niet door God bewaard? [pagina 543] [p. 543] II. Liefdezuster. O liefdezuster met uw heil'ge handen, Die koel als sneeuw op 't hoofd der lijders glijden, Met ijs en ooft trouw lenigend hun lijden En zachten zalf en heelende verbanden! Wilt ge aan mijn ziel uw wake en zorgen wijden? Mijn hart klopt wild, mijn angstvolle oogen branden. Lees kruiden saam, geplukt in vreemde landen, En prevel spreuken uit gewijde tijden. Kniel stil voor 't kruis en bid uw krans van kralen, Of lees met plecht'ge stem in 't Boek der boeken, Zing hymne of psalm in oude of nieuwe talen. Drijf uit den daemon die mij kwam verzoeken, Smeek God dat zegen op mijn hoofd moog dalen, En nimmermeer zal ik mijn lot vervloeken. Hélène Swarth. Vorige Volgende