De Gids. Jaargang 54
(1890)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 512]
| |||||
Te laatGa naar voetnoot1). Tooneelspel in één bedrijf.Personen:
| |||||
De handeling valt voor op het buiten van Veldorp.
Het tooneel stelt een tuin voor met hoog geboomte, waarover helder maanlicht valt. Op den voorgrond rechts een tuintafel met stoelen. Middenin staat het woonhuis, waarvan de glazen deuren geopend zijn. In een der hel verlichte benedenkamers zit een gezelschap van twaalf personen aan tafel. Zoodra het scherm op is getrokken, komen de gasten paarsgewijze naar buiten, dalen de stoeptreden af en vormen, levendig pratend, een drietal groepen. Drie bedienden presenteeren koffie en likeur.
| |||||
Eerste tooneel.
anna, vijf heeren, vier dames, bedienden.
anna, (tot een heer van middelbaren leeftijd, aan wiens arm zij naar buiten treedt).
Wat een verrukkelijke avond! 't Is wel zeldzaam, dat men, zoo laat in het jaar, na het eten nog met genoegen naar buiten kan gaan.
1e heer.
Ja, wij schrijven al eind September.
(Zij spreken zacht door.)
| |||||
[pagina 513]
| |||||
1e dame, (tot den tweeden heer, die insgelijks van middelbaren leeftijd is.)
Wat is het buitengewoon stil!
2e heer.
Het voorspel van een stormachtige najaarskentering.
(Zij spreken zacht door.)
1e heer.
Vergeet ook niet, mevrouwtje, dat zulk een uitstekend dîner den mensch ongevoelig maakt voor koude.
anna.
Is mijnheer de fijnproever niet al te ontevreden geweest?
1e heer.
Meer dan volmaakt tevreden! De Chateaubriant's waren voortreffelijk! Zou het erg indiscreet zijn, als ik u voor mijn vrouw om het recept vroeg van die overheerlijke saus?
anna.
Integendeel, mijnheer Riegers, ik ben zeer gevleid; maar u weet: recepten zijn nooit te vertrouwen. Als ik eens in persoon mevrouw eenige aanwijzingen kwam geven?
1e heer.
Dat zou ik allerliefst van u vinden!
2e heer.
(naderend.)
Zou u ook mij met een lesje willen vereeren?
1e heer.
Een vrijgezel; een Don Juan? Mevrouwtje, wees voorzichtig!
2e heer.
Hola! Iedere vrijgezel is nog geen Don Juan! Wat zegt u, mevrouw?
anna.
Ik zeg, mijnheer Verhorst, dat u mijn onderricht niet noodig heeft. Uw dîners zijn zoo gesoigneerd, dat ik er altijd tegen opzie u bij ons te vragen.
2e heer.
Dan zal ik u tot mijn spijt eerstdaags op zuurkool met spek moeten noodigen!
2e dame, (naderend in gezelschap van een jongeren heer, met wien zij een gesprek heeft gevoerd over de likeur.)
Ik weet het zeker. - Anna, je maakt deze likeur immers zelve?
| |||||
[pagina 514]
| |||||
anna.
Ja, deze flesch is nog van verleden jaar.
2e dame, (tot haar begeleider.)
Wat heb ik gezegd?
3e heer.
Ik strijk de vlag.
anna.
Vind je ze goed?
2e dame.
Delicieus!
3e heer.
Zeldzaam lekker, mevrouw, zeldzaam lekker!
2e dame.
Niemand begrijpt, lieve, hoe jij den tijd vindt om zooveel dingen zóó goed te doen! Je bent een huishoudster, zooals er geen tweede in Nederland te vinden is...
anna.
O!
(Langzamerhand vormt het geheele gezelschap é'én groep.)
2e dame.
...en toch kunnen wij geen pretje, geen toertje op touw zetten, of jij hebt er den tijd en den lust voor.
1e heer.
Om te zwijgen van de vroolijkheid, die ons allen meesleept!
4e heer.
Ja, Anna, je bent een model-vrouw! Alex heeft, tien jaar geleden, maar wat goed uit zijn oogen gekeken!
alle heeren.
Ja, ja!
anna.
Maar ik word waarlijk confuus!
1e heer.
Mijn jonge vriend, als ik je nu een raad mag geven, herhaal dan nooit aan een ander jong, mooi vrouwtje, wat je daar, onvoorzichtig genoeg, tot onze beminnelijke gastvrouw gezegd hebt.
anna en 4e heer.
Waarom?
1e heer.
Omdat een vrouw geen grooteren triomf kent dan een man krankzinnig te maken van liefde.
| |||||
[pagina 515]
| |||||
anna
Maar mijnheer Riegers!
1e heer.
Natuurlijk alleen om hem weer te genezen.
4e heer.
Wanneer ik dus zeg: Alex heeft goed uit zijn oogen gekeken, dan gelooft u, dat Anna concludeert: hij is niet goed verliefd geweest?
1e heer.
Bijna.
anna.
Dat is weer een echte paradox van mijnheer Riegers!
1e heer.
Pardon, mevrouwtje. Als dit een paradox was, dan zou een mariage de raison het beste huwelijk zijn. Dat zal u toch niet toegeven.
anna.
Half en half wel. Dikwijls loopt het met een mariage de raison veel beter af dan met een mariage d'amour.
2e heer.
Volkomen met u eens!
5e heer.
Ik ook.
3e dame.
En ik dan!
1e heer.
Met mij loopt het van avond al heel slecht af. Ziedaar de tweede maal, dat ik van mevrouw Veldorp ongelijk krijg!
1e dame.
Waarom betreedt je zulke glibberige terreinen?
2e dame.
Daar heeft hij altijd plezier in gehad. Heb je voor die ondeugendheid aan tafel je pand al ingelost?
3e en 4e dame.
Heeft hij een pand verbeurd?
1e heer.
Mevrouw Veldorp gaf mij op: een vroolijk spel te verzinnen om den tijd te vullen tusschen de koffie en het dansen.
anna.
En toen heeft mijnheer Riegers genoemd: kaarsje springen.
| |||||
[pagina 516]
| |||||
3e dame.
Ja, nu herinner ik het mij.
2e heer.
Maar sapperloot, dat speelt de jeugd met Drie Koningen!
3e heer.
Juist een reden voor ons om er den avond van Sint Mauritius aan te wijden!
1e dame.
Hoe komt u zoo goed op de hoogte van de Christelijke feestdagen?
3e heer.
Ik heet Maurits, mevrouw.
(Allen lachen.)
anna.
Mag ik u dan wel feliciteeren met uw naamdag?
2e dame.
En ik ook!
1e dame.
En ik!
5e heer.
Insgelijks! (Allen drukken hem de hand.)
1e heer.
Gaan wij nu kaarsje springen of niet?
anna.
Zeker; ik zal de kaarsen laten brengen.
2e dame.
Je man speelt immers mee?
anna.
Natuurlijk! Ik begrijp niet, waar hij blijft!
2e heer.
Bij uw aardige en mooie logée; dat spreekt van zelf!
1e heer.
Mevrouwtje, dat is gevaarlijk!
anna.
Zij hebben samen souvenirs; 't is waar. Ik zal beiden maar hier halen.
(Af in huis.)
1e dame.
Veldorp, die zijn hof maakt; dat zou ik wel eens onbemerkt willen bijwonen!
| |||||
[pagina 517]
| |||||
3e dame.
De man denkt er niet aan! Komaan mijnheer Riegers, geef ons nu eens een duidelijke uitlegging van het spel.
1e heer.
Tot uw dienst!
(Naar links wijzend.)
Ziet u daarginds een pas gemaaid grasperk, hel beschenen door de maan? Dat is juist, wat wij noodig hebben.
3e heer.
Eerst een vraag. Wordt er bij geflirt?
2e en 4e dame.
O, foei!
1e heer.
Waarom foei? Na zooveel Champagne, in zulk allerliefst gezelschap genoten, kan er immers van een spel zonder flirtation geen sprake meer zijn?
2e, 4e en 5e heer.
Bravo!
3e heer.
Broeder, reik mij de hand; precies mijn idee!
1e heer.
Dat je in practijk hadt moeten brengen; maar niet uitspreken!
2e dame.
Waar blijft nu de explicatie?
1e heer.
Present! Men gaat dus en neemt eindjes kaars.
3e heer.
Dat is te zeggen: zij worden gebracht.
eenige stemmen.
Niet in de rede vallen
1e heer.
Deze kaarsjes worden op den grond geplaatst, aangestoken en nu springt men er luchtig over heen. Blijft het vlammetje onder het springen branden, dan is alles in orde; maar dooft het licht uit, dan...
(Hij maakt een geheimzinnig gebaar en voltooit de phrase niet.)
eenige stemmen.
Dan...?
1e heer.
Dan gebeurt er iets vreeselijks, dat ik alleen daarginds op
| |||||
[pagina 518]
| |||||
het gazon in den maneschijn durf openbaren! - Mag ik de eer hebben?
(Hij biedt een dame den arm aan en het gezelschap gaat paarsgewijze links af. Daar de tweede dame Anna, die weer naar buiten komt, tegemoet gaat, zijn er twee heeren te veel. Dit tweetal geeft elkander dus den arm.)
4e heer.
Wat is die oude Riegers van avond weer op dreef!
5e heer.
Een echte boute-en-train!
(af.)
| |||||
Tweede tooneel.2e dame, anna, later alexander.
2e dame.
Komen zij?
anna.
Ik heb Alex niet kunnen vinden; maar Lize komt. Zij haalt even een shawl.
2e dame.
Zij is lang in het Zuiden geweest, niet waar?
anna.
Juist en daarom moet zij voorzichtig zijn in ons vochtig klimaat.
2e dame.
Hoe heet zij ook? Je steldet ons voor het eten aan elkander voor; maar om je de waarheid te zeggen, verstond ik den naam niet.
anna.
Mevrouw van Redenburg.
2e dame.
Hé, dat klinkt mij bekend. Zij is immers weduwe?
anna.
Sedert anderhalf jaar. Zij heet van zichzelve Lize Rijders.
2e dame.
Ach, ja; nu schiet alles mij weer te binnen. Zij was de mooie Lize. Veertien of vijftien jaar geleden heette zij het mooiste, geestigste en talentvolste meisje van de stad: een waar phenomeen! Toen heeft zij in Nizza dat onzinnige huwelijk gedaan. Precies! Ja, nu herinner ik mij al de verhalen weer,
| |||||
[pagina 519]
| |||||
die destijds de ronde deden. Het eene klonk al ongeloofelijker dan het andere.
anna.
Haar man had een ruggemergslijden en zij moet hem voorbeeldig hebben opgepast.
2e dame.
Juist; zij was schatrijk en hij had een slepende kwaal. Onbegrijpelijk! Zij heeft zeker een ongelukkige liefde gehad. O, zij moet een ongelukkige liefde hebben gehad! Dat is de eenig mogelijke verklaring. Maar jelui waren vroeger toch zeker geen dikke vriendinnen; zij moet veel ouder zijn dan jij!
anna.
Ik kende haar juist genoeg om te weten, dat zij nog al geëxalteerd was.
2e dame.
Was zij dan een vriendin van je man?
anna.
Ja; die twee zijn precies even oud.
2e dame.
Met andere woorden: zij was al een ontwikkelde vrouw, toen hij nog tusschen visch en vleesch zweefde.
(Nadenkend).
Dat is dan toch onmogelijk.
anna.
Wat?
2e dame.
Ik vroeg mij af: kan Alex soms de hardvochtige geweest zijn, die haar liefde versmaadde?
anna.
O, neen! Alex heeft baar altijd als een moederlijke vriendin beschouwd, die hem nu en dan wijze lessen gaf. In zijne jonge jaren schijnt hij daar nog al eens behoefte aan gehad te hebben. Ik geloof wel, dat hij een beetje lichtzinnig is geweest.
2e dame.
Wees daar dankbaar voor, mijn kind. Geen betere echtgenooten dan gerangeerde Don Juan's. Geloof mij, ik spreek uit ondervinding. De mijne was....nu! En tegenwoordig gaat hem niets boven zijn huiselijke rust.
anna,
(lachend.)
Dat is nu weer een ander uiterste
| |||||
[pagina 520]
| |||||
2e dame.
Waarvan ook jou man zoo heel ver niet meer verwijderd is.
anna, (zich misnoegd af wendend.)
Waar blijven die kaarsen toch?
alexander. (Hij verschijnt in een der deuren, wendt zich om en spreekt naar binnen.)
Jan!
anna.
Ah, daar is Alex.
2e dame.
Dan ga ik maar vast vooruit!
anna.
Ik volg je dadelijk.
(2e Dame links af.)
alexander, (naar binnen sprekend.)
Indien er nog Champagne over is, breng de flesch dan hier.
| |||||
Derde tooneel.
anna, alexander, twee knechts.
anna, (op bezorgden, geenszins toornigen toon.)
Mijn hemel, Alex, wat scheelt er van avond aan? Onder het eten heb ik het geluid van je stem haast niet gehoord. En nu weer dit lange wegblijven......dat is toch een wonderlijke manier van doen tegenover je gasten!
alexander.
Ik heb hoofdpijn, lieve kind.
anna, (verbaasd.)
Hoofdpijn? - Jij? - Dat is heel ongewoon! - Ben je dan ziek?
alexander, (met gemaakte luchthartigheid.)
Ik hoop van neen; maar de gezondste mensch kan wel eens hoofdpijn krijgen.
anna.
Ja....maar....van jou verwondert me dat toch.
alexander.
Laat mij een oogenblik aan mijn lot over, dan komt alles weer terecht.
| |||||
[pagina 521]
| |||||
anna.
Goed....ik zal....
(na een oogenblik van aarzeling tot hem naderend.)
Heb ik misschien iets gezegd of gedaan, dat je niet goed vindt?
alexander, (goedig.)
Wel neen, lieve kind, wel neen. Alles was best in orde en ik geloof, dat iedereen zich uitmuntend amuseert....'t Is heusch hoofdpijn en niets anders! Laat mij nu maar.
anna, (angstig.)
Je kunt soms doen, alsof.....alsof je iets voor mij verbergt en...en...dat vind ik zoo naar.
alexander, (haar liefkozend.)
Kom, kom, wees maar gerust.
knecht, (uit het huis komend met een handvol eindjes kaars.)
Mevrouw, hier zijn de kaarsen.
anna.
Breng ze naar het groote grasperk, Willem. Mijnheer Riegers zal je aanwijzen, wat er mee gedaan moet worden.
knecht.
Heel goed, mevrouw.
(links af.)
alexander.
Wat voeren zij daar uit?
anna.
Kaarsje springen, totdat om tien uur de dansmuziek komt.
alexander.
Kaarsje springen; wat een idee!
anna.
Ach, een grap van Riegers. Je doet toch mee, hè?
alexander.
Ja, meteen; maar laat mij eerst een paar minuten in de frissche avondlucht alleen. Je zult zien, dat ik daardoor weer heelendal opknap.
anna.
Kom je dan heusch zoo gauw mogelijk?
alexander.
Ik beloof het je.
anna.
Nu, tot straks!
(Ter zijde in 't heengaan.)
Hij is toch niet gewoon.
| |||||
[pagina 522]
| |||||
2e knecht, (met een presenteerblad, waarop een flesch en een glas, uit het huis komend.)
Hier is de Champagne, mijnheer.
alexander, (het glas aannemend, dat de knecht inschenkt en op de tuintafel wijzend.)
Zet de flesch maar hier neer. (De knecht af in huis.)
| |||||
Vierde tooneel.
alexander, later lize.
alexander, (alleen.)
Zoo'n heerlijke avond, zoo'n zeldzame emotie en dat alles moet mij nu weer bedorven worden door de bende dwazen, die Anna goed heeft gevonden ten eten te noodigen!
(Hij vlijt zich in een schommelstoel neer en slaakt een zucht.)
Eindelijk voel ik mij dan weer eens leven, zij 't ook in herinneringen. Ik wil toch even beproeven het heerlijke verleden met al zijn sensatie's en illusie's voor mijn geest terug te roepen.
(Hij schenkt zich nog eens in.)
De oogenblikken, waarin mij dat gelukt, worden, helaas, hoe langer hoe schaarscher, Dat is de oude dag, die nadert! Eerst komt het vergeten dan het verstompen.
lize, (met een shawl om de schouders door een der deuren te voorschijn tredend.)
Wat een verrukkelijke maneschijn!
alexander, (opschrikkend.)
Hé, kom je nog buiten, Lize?
lize.
Dacht je, dat ik van plan was den heelen avond binnen te blijven? Maar hoe komt het, dat je hier zoo alleen bent?
alexander, (naar links wijzend.)
Ze springen kaarsje, daarginds op het gazon!
lize.
O, wat ziet dat er phantastisch uit! Zwarte Elfen, blanke Elfen en dwaallichtjes! - Zullen wij er samen heen gaan?
| |||||
[pagina 523]
| |||||
alexander, (op smeekenden toon.)
Och, neen!
lize.
Waarom niet?
alexander.
Ik heb veel meer lust weer eens met je te keuvelen......zooals wij zestien jaar geleden keuvelden. - Bovendien ben ik voor kaarsje springen immers te oud.
lize, (schertsend.)
Te oud voor eene kleine grap na een gezellig dîner met goede vrienden......een man van acht en dertig jaar?
alexander.
Zes en dertig, als je het niet kwalijk neemt.
lize.
Des te beter; maar ik dacht, dat je ouder waart dan ik. In mijn herinnering scheelden wij twee jaar.
alexander.
Vroeger, ja. Wij scheelden zelfs meer; maar.....toen was de verhouding omgekeerd.
lize, (lachend, terwijl zij plaats neemt op een stoel, dien Alexander aanschuift.)
Ken jij een mensch dus alleen maar een relatieven leeftijd toe?
alexander.
Wel beschouwd, ja.
lize.
Dan verlang ik dubbel te mogen weten, waarom jij zelf zoo vroeg oud bent geworden; want.....je maakt werkelijk dien indruk, Alex.
alexander, (met sombere ironie.)
Niet waar? Daarom heb ik nog wat Champagne laten komen. Ik ken geen beter middel om weer eens jong te worden, zij 't ook maar voor een uur of wat. - Natuurlijk geldt dit alleen voor een man; vrouwen blijven altijd jong. Ik durf je dus een glas aanbieden.
(Roepend.) Willem, een glas.
lize.
Dank je; ik zal geen Champagne drinken.....maar je hebt mij nog niet geantwoord. Is 't misschien toevallig....door buitengewone omstandigheden, dat je van daag den indruk maakt van vroeg oud te zijn?
| |||||
[pagina 524]
| |||||
alexander.
Nu.....er zijn ook wel buitengewone omstandigheden in 't spel. Een laatste mooie, warme zomerdag stemt melancholiek en als daar dan zoo'n bladstille avond op volgt met een helderen maneschijn, die over de vele kleuren van de afgeleefde natuur het effen blauw grijze waas der herinnering uitspreidt, dan doemen allerlei beelden, allerlei gevoelens uit de jeugd weer in den geest op en dan......
(Plotseling van toon veranderend.)
Wil je heusch niet een dropje Champagne?
lize.
Neen; dankje.
(Alexander schenkt zichzelven in.)
Maar, waarom houd je midden in je antwoord op? Ik dacht, dat je weer eens wilde keuvelen, zooals wij zestien jaar geleden keuvelden. Toen was je......wel niet altijd; maar toch somtijds......tegenover mij heel openhartig.
alexander, (met meer vuur en vooral innigheid, terwijl hij weer gaat zitten.)
En dat wil ik weer zijn, Lize, nu je het op een toon vraagt, dien je ook vroeger.....wel niet altijd, maar toch somtijds.....tegenover mij heel openhartig.
lize, (gemoedelijk.)
Vertel mij dan, hoe 't komt, dat jij op zes-en-dertig-jarigen leeftijd je zelven al oud vindt?
alexander, (wederom weifelender.)
Ach, ik vind het eigenlijk niet; maar.....anderen vinden het wel.
lize.
Anderen? - Wie? - Je vrouw?
Alexander, (spottend.)
O, voor haar ben ik een soort papa en dat is niet verwonderlijk. Ten eerste schelen wij acht jaren......
lize, (lachend.)
Minder kan een papa al moeilijk met zijn dochter schelen.
alexander.
Ten tweede heb ik zelf die eigenaardige verhouding gewild.
lize, (verbaasd.)
Wat? - Je hebt het er op aangelegd, dat je vrouw een vader in haar man zou zien? - Je waart vroeger ook niet altijd even duidelijk in de verklaringen, die je mij gaf van je
| |||||
[pagina 525]
| |||||
dikwijls zonderlinge handelwijzen; maar deze toelichting van het motief, dat je heeft bewogen om het huwelijksjuk op je vrijheidlievende schouders te nemen, spant toch de kroon!
alexander.
Luister even toe, dan zal je mijn handelwijze niet alleen niet zonderling meer, maar zelfs banaal helder, treurig alledaagsch vinden. - Er zijn menschen, Lize, die talent en kracht genoeg bezitten om hun levensbootje - vergeef mij de afgesleten vergelijking - van meet aan in een zelfgekozen richting te sturen. Die menschen zijn de bevoorrechte uitzonderingen op den naren regel, dat de rest maar beter doet zich kalm met den stroom te laten afzakken. Als jongen hield ik in mijn levendige phantasie mij zelven voor zoo'n mooie uitzondering; als man zie ik in maar een voorbeeld van den leelijken regel te zijn geweest.
lize.
Zou het niet juister zijn te zeggen, dat je uit gebrek aan zelfvertrouwen geëindigd bent met je mee te laten voeren door den stroom; maar daar nu berouw over gevoelt?
alexander.
Mij ontbrak veel meer dan alleen zelfvertrouwen. Ik begon met mij heel flink schrap te zetten in mijn kleine boot. Alex farà da se, zei ik fier en toen ik eventjes over de meerderjarigheid heen, mij inbeeldde ondervinding en levenswijsheid te hebben opgedaan, stuurde ik mijn bootje met vaste hand een zijrivier binnen, die naar een romantisch land vol blauwe bergen scheen te leiden. Ik belandde in een..... moeras.
lize, (opgewonden en verontwaardigd.)
Je vergelijkt je huwelijk met een moeras? Wel foei! - Dat je omgang met Anna tamelijk koel is, heb ik van middag al dadelijk en met verbazing opgemerkt; maar ik hield je alleen voor ingeslapen, zooals helaas de meeste mannen, niet voor teleurgesteld.
alexander, (half ernstig, half ironisch.)
Daar heb je 't nu juist! Anna is zoo lief voor me als een vrouw maar wezen kan. Duizenden mannen zouden gelukkig met haar zijn. Toch blijft dat inslapen mij toelachen; misschien wel, omdat ik er niet toe komen kan. De kunst van berusten versta ik nog niet.
| |||||
[pagina 526]
| |||||
lize, (schouder ophalend.)
Ik begrijp je hoe langer hoe minder.
alexander.
En 't is alles toch zoo eenvoudig! Toen ik Anna vroeg - nu tien jaar geleden - was ik al heel verstandig geworden; maar toch ook weer niet verstandig genoeg. Ik ben altijd een beetje half geweest: half goed, half pervers, opgewonden en zenuw - zwak, een fin de siècle man met grootsche wenschen maar een kleinen wil, met opwellingen, die geen daden voortbrengen.
lize, (met een zucht.)
Ja, dat is waar.
alexander.
Zeer gevleid, dat je mij wel zoover hebt willen doorgronden! Mijn ervaring had mij tot een aanhanger van den prince de Ligne gemaakt, die beweerde, dat in de liefde alleen de commencements charmants zijn.
lize.
Hadden de vrouwen je al zoo veel reden tot klagen gegeven?
alexander.
De vrouwen nog niet; de vrouw....wel. Ik zocht dus geen amour meer; maar alleen nog amourettes.
lize.
Zeg emotie's en je hebt het voedsel genoemd, waaraan elke artiest behoefte heeft.
alexander.
Ik zou 't gaarne doen, als ik maar een greintje recht had mij artiest te noemen; maar na het kleine bundeltje gedichten, dat je uit mijn jongelingstijd kent, heelt mijn pen geen regel meer voortgebracht.
lize.
Wat ergerlijk genoeg is!
alexander.
Nadat ik de emotie's had doorleefd, waarvan mijn eerste boek de vrucht was, is het met de liefde niet meer naar wensch gevlot. Ik heb dit lang toegeschreven aan geldgebrek.
lize, (heftig.)
Maar Alex, je bent erger dan prozaïsch geworden.
alexander.
Versta me goed: ik zocht alleen de ruimte van middelen, die vrijheid van beweging waarborgt. Kan jij je een Don Juan
| |||||
[pagina 527]
| |||||
voorstellen, die werken moet voor zijn dagelijksch brood?
lize, (lachend.)
Bezwaarlijk.
alexander.
Ik moest mij dus geld verschaffen, zag alleen in het huwelijk een middel om dat vóór mijn vijftigste jaar te bemachtigen en keek derhalve naar een rijk meisje uit, aan wie ik met de meest mogelijke oprechtheid mijn cynisch plan kon ontvouwen.
lize, (verbaasd en verontwaardigd.)
En zoo'n meisje vond je in Anna?
alexander.
Dat verwondert je, niet waar? Je vat niet, hoe zij met een dergelijk huwelijksbegin zoo vroolijk is kunnen worden, als zij zich nu toont. Toch is het zoo; maar je hadt haar vroeger leven ook eens moeten kennen! Geen ouders, ja letterlijk geen familie meer en dan in huis bij een ouden, knorrigen, menschenschuwen voogd, die buien had van walgelijke verliefdheid! Het arme kind hunkerde naar een beetje levensvreugde en vriendelijkheid, als een arme lui's plant in een achterbuurt naar wat lucht en zonneschijn. Destijds was ik nog voornemens weer te gaan schrijven en openhartig bekende ik haar een afwisseling van emotie's te zoeken, die het huwelijk mij op den duur niet kon geven.
lize, (nadenkend.)
En geloofde zij dat?
alexander, (aarzelend.)
Wel . . . . . toen dacht ik van ja; tegenwoordig begin ik er aan te twijfelen.
lize, (ernstig.)
Heeft zij niet geaarzeld?
alexander, (eenigzins verlegen.)
O, dat wel.....zelfs heel lang. - Waardoor zij geëindigd is met toe te geven, weet ik eigenlijk niet. Misschien heeft zij ingezien, dat haar bestaan moeilijk slechter kon worden dan het al was..... of heeft haar vrouwelijke intuïtie geraden, dat ik haar leven zoo gelukkig wilde maken als een leven zonder liefde maar zijn kan.
lize.
Arm kind!
| |||||
[pagina 528]
| |||||
alexander.
Over en weer brachten wij elkander hetzelfde aan, namelijkde vrijheid en wij kwamen overeen elkander die vrijheid ook te zullen laten.
lize.
Maar dat is afgrijselijk!
alexander.
Minder afgrijselijk dan het lijkt. Wat is het huwelijk? De lange comedie van de vriendschap, voorafgegaan door de korte tragedie van de liefde. Wij hebben de tragedie overgeslagen en zijn dadelijk aan de comedie begonnen; dat is de heele afgrijselijkheid!
lize.
En zijn jelui toen werkelijk in staat geweest elkander de bedongen vrijheid te gunnen?
alexander.
Dat wel; maar zij heeft er weinig en ik heb er in't geheel geen gebruik van gemaakt.
lize.
Echt menschelijk! Eerst zoeken te krijgen en dan versmaden!
alexander.
Anna is volkomen opgegaan in een afwisseling van huishoudelijke zorgen en kleine pretjes, waarbij zij zich uitslooft om 't haar man, haar omgeving en haar vrienden naar den zin te maken. Zij is een goed kind en ik verheug mij in haar naïef geluk. Gedeeltelijk is dit toch mijn werk en als de daden van een mensch eenmaal voor hem moeten getuigen, dan zal ééne gunstige stem meer lang niet onverschillig voor mij zijn.
lize.
En jij?
alexander.
Ik?..... Ja, wat zal ik je van mij zelven zeggen? Als grafschriften niet altijd leugens inhielden, dan zou het mijne moeten luiden: mislukt. Trouwens..... n' est pas Don Juan qui veut! De rol lokt mij nog aan; maar de eigenschappen om ze naar behooren te vervullen schijnen mij geheel te ontbreken. Bijna al de vrouwen, die ik in mijn huwelijk leerde kennen, lieten mij ijskoud en de enkelen, voor wie ik iets gevoelde, waaruit misschien een affectie had kunnen opgroeien, keken langs of over mij heen naar..... een ander. Alle hout is geen timmerhout; van je vriend Alex schijnt geen
| |||||
[pagina 529]
| |||||
vrouw zich een speelpop te kunnen maken. Ik geloof, dat ze mij vriendelijk vinden; maar dat is dan ook alles. Niet lang geleden dacht ik nog: 't zal wel veranderen, wij hebben den tijd; nu weet ik al: mijn tijd is voorbij, het is....te laat.
lize.
Inbeelding! Je mannelijke eerzucht is verbasterd tot vrouwelijke coquetterie; maar je hebt nu evenmin de kracht om de laatste te bevredigen als vroeger om de eerste te voldoen.
alexander.
Neen, neen; dat het voor mij te laat is, zie ik wel in den spiegel en bovendien, het bewijs werd mij geleverd.
lize, (die Alexander een oogenblik vorschend aan heeft gekeken.)
Het bewijs? - Is 't een geheim, hoe?
alexander.
Volstrekt niet. Wij zien nog al eens menschen en gaan tamelijk veel uit. Je begrijpt, dat zoowel Anna als een paar onzer intiemste vriendinnen mij soms vragen: of ik ook bijzonder gesteld ben op de eene of andere buurvrouw aan tafel. Vroeger antwoordde ik daar bijna geregeld op: zooals mevrouw doet, zal 't welgedaan zijn; wat zeggen wilde: het kan mij niemendal schelen; maar sinds eenige maanden ben ik op den inval gekomen die phrase te veranderen. Tegenwoordig zeg ik dus: zet mij naast haar, die er niet tegen heeft naast mij te zitten.
lize.
Met andere woorden: die je buurschap wenscht.
alexander. (Hij staat op.)
Juist, en die vrouw....is niet te vinden.
lize.
Alweer inbeelding en niets dan inbeelding!
alexander.
Integendeel! Als gastheer ben ik uitstekend op de hoogte van al de kleine handigheidjes, intrigetjes, zelfs laagheidjes, waardoor een vrouw zich op een dîner den buurman van haar keuze weet te verzekeren. Indien er nu ooit ééne zich voor mij zoo'n eenvoudig handigheidje, of zoo'n lief intrigetje, of zoo'n verrukkelijk laagheidje had getroost, clan zou mijn plaats immers niet geregeld òf naast een simpele van hart zijn, die kennelijk aan emotietjes geen behoefte heeft, òf naast een leelijke van gelaat, die Goethe's voorschrift leerde eerbiedigen: du sollst ent-
| |||||
[pagina 530]
| |||||
behren? Neen, neen, mijn tijd is wel om en dat zou nog zoo verschrikkelijk niet wezen, als ik hem in 't voorbijjagen maar een oogenblik had vastgehouden. Doch mijn leege herinnering roept mij onophoudelijk toe: je jaren zijn heengesneld in de afwachting van iets, dat nooit is gekomen. Je hebt niets bereikt en als je morgen van het groote tooneel verdwijnt, dan laat je in geen hoofd of hart een spoor achter.
lize, (eerst zacht, langzamerhand krachtiger.)
En dat verwachte ‘iets’ was eerst heel veel, niet waar, een hooge eisch aan het leven, dat je in zijn volheid wildet genieten? Allengs werd het minder, totdat een klein avontuur je zou hebben bevredigd; maar wat ontbrak en bleef ontbreken was de moed om het ‘iets’ te grijpen, zoodra zich de gelegenheid aanbood, die altijd te snel weer verdween.
alexander.
(Peinzend.)
En al had ik nu al eens toegetast......
lize.
Dan zou toch de kracht om vast te houden uitgebleven zijn!
(opstaande.)
Ja, je sceptische, fin de siècle gevoeligheid heeft alle energie in je vernietigd en daarom ben je ook nooit de kunstenaar geworden, waarvoor de natuur je bestemd had.
alexander.
Laat de vriendelijke bedoeling van de natuur weg en ik geef je gelijk.
(Op weekhartigen toon.)
Hoe is 't mogelijk, Lize, dat je mij, na zulk een lange verwijdering, zóó doorgrondt?
lize, (krachtiger vervolgend.)
Wat misschien nog erger is, je bent nooit in staat geweest de ware liefde te gevoelen, die in haar kracht gelooft, een doel zich schept, geen aarzeling kent en aan geen overwinning twijfelt!
alexander, (met vuur.)
Neen; nu sla je den bal mis! Die ware liefde heb ik wel degelijk gekend en juist daardoor ben ik tot niets gekomen, heeft later mij niets meer aangetrokken!
lize.
Wat?
alexander.
Zij heeft het in haar macht gehad lust, moed, volharding
| |||||
[pagina 531]
| |||||
alles in mij op te wekken. In plaats daarvan heeft zij mij voor alles bedorven en alles voor mij vergald!
lize.
Spreek je van iets, dat na je huwelijk gebeurde?
alexander.
Neen; van 't geen mij overkwam, toen ik nog maar een kwajongen was. Ik spreek van een vrouw, die door schoonheid, geest, verstand zóó hoog en door den stoet van haar aanbidders zóó ver van mij af stond, dat ik het nooit verder heb gebracht dan tot een vurige, maar stomme aanbidding, waarvan zij niets, althans weinig vermoedde. Zij is een ideaal voor mij gebleven: heerlijk maar onbereikbaar!
lize, (weder plaats nemend.)
Wie is dan die vrouw?
alexander.
Die vrouw....
(hij ziet haar een oogenblik strak aan en vervolgt dan).
Ach, wat doet een naam er toe? - 't Is al zoo lang geleden!
(Hij loopt heen en weer.)
lize, (na een oogenblik van stilte.)
En als zij nu eens van haar kant dezelfde gevoelens voor jou heeft gekoesterd?
alexander, (met ironie.)
Voor dien jongen, aan wien zij nu eens moederlijke lessen, dan weer zusterlijke vermaningen uitdeelde? - Ondenkbaar!
(plaats nemend)
- Neen; ik verwijt haar niets. Het verwende kind kon onmogelijk weten welk kwaad zij deed aan het kevertje, dat zij een touw om den poot had gebonden en waarmee zij uit dartelheid speelde. Maar.... dat zij werkelijk kwaad heeft gedaan door mij gek te maken van liefde en toch op een afstand te houden, door mij aan te halen en zich toch niet te geven......
lize, (heftig.)
Aan iemand, die niets vroeg?
alexander.
Die niets durfde vragen, omdat zij hem den moed benam!
lize, (met klimmende, moeielijk ingehouden heftigheid.)
En lieten hare daden geen andere verklaring toe, dan dat zij een coquet spel met je speelde?
| |||||
[pagina 532]
| |||||
alexander.
Welke andere zou mogelijk zijn? Zij speelde immers hetzelfde spel met al haar overige aanbidders, die ouder en moediger dan ik, haar wel over liefde durfden spreken!
lize.
Heeft zij dan ten slotte geen hunner aangenomen?
alexander.
Je raadt bijzonder juist. De man, die harer waardig was, ontmoette zij niet, althans.... niet gauw genoeg, en toen gaf zij, uit teleurstelling en walging, zich weg aan een ouden, ziekelijken kerel. Van al die schoonheid, dien geest, die lieftalligheid heeft niemand genoten!
lize, (opstaande, na een oogenblik van aarzeling.)
Je vergist je, Alex!
alexander, (verbaasd.)
Hè?
lize.
Je vergist je geheel! Ik twijfel er niet langer aan, wie je bedoelt.
alexander.
Je weet het?
lize, (met gloed.)
Ja; maar die vrouw heeft nooit onder den indruk gehandeld, dat zij den man, die harer waardig was, niet had ontmoet. Integendeel kende zij hem van zeer nabij. Zij beging alleen de fout zijn talenten door een vergrootglas te beschouwen en hem voor iets hoogers bestemd te achten dan voor haar klein, egoïst geluk.
alexander, (verrast.)
Lize!
lize.
Zij geloofde in zijn genialen aanleg en wijl zij meende, dat een kunstenaar vrij van banden door het leven moet, gaan om alle sensaties te kunnen ondervinden, elke vreugde en elke smart te leeren kennen, offerde zij haar eigen toekomst aan hem op, verdween zij uit zijn oogen.
alexander, (opstaande.)
Is 't mogelijk?
| |||||
[pagina 533]
| |||||
lize.
O, ik weet het wel: je hebt nooit iets van mij begrepen! Dat toonde je maar al te duidelijk door mij te vervolgen met bedekte, jaloersche hatelijkheden na elke vriendelijke phrase, waarmede ik de onschuldige vleierijen van anderen beantwoordde. Soms werd je sarcasme mij haast te machtig en dan brandden de woorden, die je voor goed uit den droom moesten helpen, mij op de lippen. Toch heb ik mij steeds weten te bedwingen. Ik.... och, neen, iedere vrouw vat de liefde ernstiger en hooger op dan een man in staat is te doen! - En wat nu het huwelijk aangaat, dat je mij voor de voeten werpt, noch uit teleurstelling, noch uit walging ben ik daartoe gekomen. Ik had hem niet lief en zelfs al eenmaal afgewezen; maar zal je er mij een verwijt van maken, dat ik zelve op mijn weigering terugkwam, toen ik inzag, door mijne toewijding, die voor jou geluk toch niets meer vermocht, nog een lichtstraal te kunnen werpen over de laatste jaren van een afschuwelijk, donker leven?
alexander, (hare hand vattend.)
Is dat waar? - Lize, is dat waar?
lize.
Twijfel je nog?
alexander, (haar weder loslatend.)
Neen, neen; maar hoe is 't mogelijk, dat ik daar niets van bemerkt, niets van begrepen, niets van vermoed heb? Ik pijnigde mij zelven door een ingebeelde miskenning en zoo'n schitterende offerande van de zuiverste liefde lag aan mijn voeten. Heb ik zóó blind kunnen zijn? Zoo blind en zóó ondankbaar; want al, wat je voor mij hebt gedaan, is nutteloos geweest! Je hadt voor je belangstelling en je liefde misschien geen onwaardiger object kunnen vinden! - O, Lize, Lize, nog nooit heeft mijn verbroddeld leven mij zoo bitter berouwd als op dit oogenblik!
lize.
Zeker heb je mij vreeselijk teleurgesteld. Ik wist, dat je mij liefhadt; maar niets vreesde ik meer, dan dat je die liefde zoudt openbaren. Ik hoopte zoo vurig eenmaal te kunnen denken: zijn vrijheid, zijn roem heeft hij aan mij te danken! Je waart mijn trots, mijn ijdelheid en in mijn binnenste noemde ik je: mijn dichter! Dag aan dag, jaren
| |||||
[pagina 534]
| |||||
lang heb ik verlangend uitgezien naar de aankondiging van een groot werk, waaronder de naam zou staan, dien ik boven alle anderen stelde en nooit.... nooit....
alexander, (bijna toornig.)
Aan wie de schuld? Waarom ook om mij op te heffen een middel uitgekozen, dat mij juist moest neerdrukken en knakken? Mijn God, je kendet mij toch! Je wist immers, dat ik een van die zwakke......
lize, (kalm, terwijl zij weder plaats neemt.)
Dezelfdè toon van vroeger!
alexander.
Je hebt gelijk! Nu doe ik je nog verwijten! Vergeef mij toch!
(hij knielt rechts van haar neder; het gezelschap links moet hem niet kunnen zien.)
Ik weet niet, hoe ik het met mijzelven heb. Aan zulke emoties ben ik ontwend!
(Hij grijpt haar hand.)
O, wat hadden wij samen gelukkig kunnen zijn! En nu te denken, dat ik feitelijk dit geluk in handen heb gehad, zoo dikwijls ik deze fijne vinders omklemde en jaloersch was van den man, wien zij eenmaal zouden toebehooren! Nu te denken, dat je nooit aan je heldhaftig, maar wreedaardig besluit vast hadt gehouden, wanneer ik den moed had bezeten je te openbaren, wat er omging in mijn ziel!
lize.
't Is zoo.
alexander.
Een heel leven vol liefde en misschien ook vol glorie verspeeld door een zwijgende zelfopoffering aan den eenen kant, door een zwijgenden twijfel aan den andere! En van dit leven kan niets, niets een jaar, een dag, zelfs maar een uur terugbrengen. Alles is voorbij, voorbij, voor altijd voorbij!
(Opspringend.)
Neen, neen, die gedachte is ondragelijk! Zij zou mij waanzinnig maken. Ik kan er niet in berusten; ik wil 't niet!
lize, (verschrikt naar links kijkend.)
Wat ik je bidden mag, Alex, wind je zoo niet op! Zij kunnen ons zien; zij kijken!
alexander.
Alles is nog niet voorbij, nog niet voor altijd verloren! Mijn God, ik ben immers pas in de kracht van het leven! Aan mijn gezondheid hapert niets Jij vindt mij niet oud en ik
| |||||
[pagina 535]
| |||||
voel mijzelven nog jong genoeg om een nieuw bestaan te beginnen. Door eigen schuld is de eerste helft van ons beider leven leeg en doodarm geweest; zullen wij nu uit vadsigheid of gebrek aan moed in die ellende volharden? Dat zou immers erger zijn dan het platste egoïsme! Neen, neen, ik zie nog een volle, rijke toekomst voor ons. Lize, wil je die met mij deelen? - Jij bent vrij......
lize.
Maar jij....? Mijn hemel, Alex, waar dwalen je gedachten heen? Hoe komt het in je op mij zoo iets voor te stellen? En Anna..... ?
alexander.
Hebben Anna en ik elkander niet juist de vrijheid beloofd en gewaarborgd? Kan ik mij niet vrij maken? Wat anders bindt mij aan haar, dan een kille afspraak, een wettelijke overeenkomst? Het wetboek, dat aangeeft, hoe zoo'n contract gesloten moet worden, voegt er immers dadelijk bij, hoe het weer wordt ontbonden!
lize.
Maar je huwelijk heeft haar toch rechten gegeven. Ze is....
alexander.
Betere rechten dan jou liefde, jou opoffering zouden bezitten? Omdat ik tien jaren lang voor haar, die ik niet liefhad, alles gedaan heb, wat ik doen kon, zou zij nu het recht hebben mij te beletten aan jou, die ik aanbid, alles te herstellen, wat ik misdreef? Neen, neen; Anna kent de geschiedenis van mijn jeugd niet! Zij heeft er nooit naar gevraagd en ik heb geen behoefte gevoeld haar dien blik in mijn binnenste op te dringen; maar nu is het oogenblik gekomen, dat zij alles moet vernemen en wanneer zij alles weet, zal zij ook alles begrijpen!
lize.
En jaloersch worden en nooit in een scheiding bewilligen!
alexander.
Geen jaloezie zonder liefde. Tusschen haar en mij bestaat hoogstens vriendschap.
lize.
Maar je vergeet, dat ik een vrouw ben van zes en dertig jaren, die......
alexander.
In mijn oogen nog het meisje is van twintig! Lize, een half
| |||||
[pagina 536]
| |||||
leven van kracht van gevoelen en kracht van denken ligt zeker nog voor ons. Overal op de wereld moet het zwakke voor het machtige, het kleine voor het groote wijken. Durf je ontkennen, dat onze liefde, die een bittere ervaring van zestien jaren onverzwakt heeft getrotst, zeldzaam machtig en zeldzaam groot is? Welk geluk zal met het onze te vergelijken zijn?
lize.
Je begoochelt je zelven met woorden! Je laat je verblinden door illusie's!
alexander.
Illusies op mijn leeftijd?
lize.
Naderhand zal je berouw krijgen......je verwijten......Overweeg toch eerst kalm......
alexander.
Wat? Is alles niet helder als kristal? Breek ik ééne belofte? Heb ik Anna ooit misleid?
lize, (meegesleept en als bedwelmd.)
O, God!
alexander.
Lize, ik smeek je, ik bezweer je: wijs het geluk geen twee maal af! Na dezen keer is het voor altijd te laat. Nog zijn wij jong, nog kunnen wij genieten; maar.....
lize,(in hevigen tweestrijd.)
Je maakt mij krankzinnig met je opgewondenheid. Laat mij in 's hemels naam tot bezinning komen! Had ik kunnen vermoeden....? Dat drijven.... neen, neen, ik....
alexander, (hartstochtelijk.)
Ik kan je immers niet meer missen, nu ik je eindelijk heb weergevonden! Te moeten terugzinken in die sleur, in die verlatenheid, in die doellooze leegte, mijn God, mijn God, van zoo iets ontzettends durf ik mij zelfs geen voorstelling maken! Lize, Lize, laat de visioenen van mijn twintig jaren nog tot werkelijkheid worden! Beloof, dat je mijn vrouw zult zijn, zoodra ik weer vrij ben.
(Hij omvat haar.)
Heb medelijden, heb medelijden! Je hadt het wel met een lijdenden man, dien je ternauwernood kendet, zal je het dan niet met mij hebben, dien je zestien jaar geleden al lief hadt?
lize.
Wat gebeurt er toch? Ik weet niet meer, wat ik hoor; ik
| |||||
[pagina 537]
| |||||
weet niet meer, wat ik zeg! Ik leef als in een droom; straks volgt het ontwaken en....
(Zick losrukkend)
Stil!
alexander.
Lize!
lize.
Ga heen! Zij komen terug!
alexander, (zich afwendend.)
O! De bende!
| |||||
Vijfde tooneel.
het gansche gezelschap.
2e dame, (lachend opkomend.)
Is dat een dol spel!
anna.
Wanneer al die profetieën dit jaar nog uit moeten komen....
1e heer.
Dan zal het van den winter niet aan praatstof ontbreken!
2e heer.
Dat zou ik ook denken!
1e dame.
Zeg eens, gastheer, je hebt ons schandelijk in den steek gelaten.
1e heer.
En van zeer aangenaam gezelschap beroofd.
3e heer.
Niet weinig egoïst!
2e dame.
Een tête à tête in den maneschijn! Ja, wij hebben 't uit de verte wel gezien.
2e heer.
Bijna onder de oogen van zijn vrouw!
2e dame.
Neen, Veldorp, zoo iets had ik van jou nooit gedacht!
alexander.
Vindt je mij niet poëtisch?
2e dame, (luid lachend.)
Poëtisch, jij? Wat een vraag? (Alle dames lachen.)
alexander.
Neem mij niet kwalijk.
(Zij spreken zacht door en verwijderen zich allengs naar den achtergrond.)
| |||||
[pagina 538]
| |||||
lize, (lot Anna, die haar ter zijde heeft genomen)
Ja, wij hebben onze gemeenschappelijke herinneringen weer eens opgefrischt.
anna.
Ik weet, dat vroeger je omgang met Alex van heel vertrouwelijken aard is geweest. Hij heeft altijd over je gesproken, als over zijn beste, haast moederlijke vriendin.
lize.
O!
anna, (angstig omkijkend naar Alexander.)
Zeg mij eens gauw.....ik durf het nu vragen; morgen heb ik er misschien den moed niet meer toe......is Alex gelukkig?
lize, (verwonderd en verlegen.)
Of hij gelukkig is?
anna, (gejaagd.)
Heeft hij niet het een of ander gezegd, waaruit......
lize, (eenigszins verward.)
Je meent gelukkig in zijn huwelijk, niet waar?
anna.
Natuurlijk.
lize, (zich herstellend en met gemaakte onverschilligheid.)
Wel......ik geloof.....van ja; maar.....(met bedoeling) Waarom zou je morgen den moed missen mij dit te vragen?
anna, (verlegen).
Omdat je misschien....omdat ik vrees.....dat je weet....ons huwelijk is niet.....
lize, (haastig)
Heb je tegenover Alex je iets te verwijten?
anna.
Te verwijten? Neen, dat niet....ten minste......
lize, (met nadruk.)
Houd je soms meer van een ander of heb je vroeger meer....?
anna, (met vuur.)
Neen, neen! O, neen! Waar denk je aan? Maar toen wij trouwden.....toen.....Alex vroeg mij alleen om vriendschap, zie je, niet om....liefde.
lize, (op hardvochtigen toon.)
Heb je dus een man genomen, van wien je zeker wist, dat hij je niet liefhad?
| |||||
[pagina 539]
| |||||
anna, (op deemoedigen toon.)
Zou je dat erg slecht vinden?
lize, (weifelend.)
Wel......
anna.
Ik had dadelijk zoo'n innig medelijden met hem. Ik las in zijn oogen, dat hij ongelukkig was en naderhand heeft hij 't ook bekend.
lize, (haastig.)
Weet je dan....?
anna, (argeloos.)
Wat de oorzaak van zijn verdriet was? - Neen; dat heeft hij me nooit gezegd en ik heb het niet durven vragen. Hij is altijd lief voor mij geweest...o, heel lief; maar toch zoo koel en zoo weinig vertrouwelijk. Het huilen heeft mij dikwijls nader gestaan dan het lachen; maar, Goddank, heb ik mij altijd weten te beheerschen.
lize
Hij gelooft ten minste, dat jij gelukkig bent.
anna.
O, ik ben gelukkig, heel gelukkig! Goede hemel, als ik geen reden tot dankbaarheid had, wie zou ze dan hebben? Alleen.....ach, ik zou zoo graag ook hem eens tevreden en gelukkig zien.
(Een oogenblik van stilte.)
Vindt je dat erg egoïst?
(Lize schudt zwijgend het hoofd.)
Toen hij mij vroeg, dacht ik: wat zou 't heerlijk wezen, als 't mij lukte hem zijn verdriet te doen vergeten en als hij eerst een beetje, langzamerhand meer en eindelijk heel veel van mij ging houden.
lize, (fluisterend ter zijde.)
Arm schepsel!
anna.
Ik doe nu al tien jaren lang mijn best; maar nog altijd weet ik niet, hoe ik het met hem heb. Vroolijker is hij zeker niet geworden en soms verbeeld ik mij, dat zijn onverschilligheid nog toeneemt.
lize, (ter zijde.)
O God!
(Het gezelschap komt nader; een paar gasten gaan het huis in, een ander paar blijft op de stoeptreden staan praten.)
anna.
Ik weet wel, dat hij zich teleurgesteld voelt, omdat het met
| |||||
[pagina 540]
| |||||
zijn schrijverij nooit heeft willen vlotten; maar een man kan immers ook zonder romans of gedichten te maken wel toonen, dat hij knap en geestig is. In Alex steekt geen artiest, dat is, dunkt mij, duidelijk genoeg. Als hij die letterkunde nu maar voor goed uit zijn hoofd wilde zetten, dan zou hij veel meer van het leven kunnen genieten.
lize.
Daar kon je wel gelijk in hebben.
anna, (opgeruimder.)
Dat hij nooit aan andere vrouwen ook maar een beetje het hof maakt, is voor mij een heel goed teeken; maar.....ik zou toch wel eens willen weten, of hij nog niet een beetje beter, een beetje anders over mij denkt dan vroeger.
lize, (zeer aangedaan.)
Mijn beste, beste Anna! Wees jij maar gerust, hoor! Alex uit zich weinig, omdat jij hem verwend hebt; maar hij beklaagt zich waarlijk niet. Integendeel. Hij vindt je, zoo goed, zoo lief. Hij erkent het zoo dankbaar, dat je hem alles naar den zin wilt maken en hij verheugt zich zoo oprecht in je geluk. Aan zijn schrijverij denkt hij niet langer; met den dag stelt hij jou meer op prijs en je zult nog lang, nog heel lang gelukkig met hem zijn; dat verzeker ik je.
anna.
Ja, ja; is dat waar?
(Lize knikt zwijgend.)
O, hoe heerlijk!
(Lize hartstochtelijk omhelzend.)
Lize, Lize, wat is het verrukkelijk, dat je hier bent komen logeeren!
(In huis weerklinkt de Du und Du wals van Strauss.)
Maar daar is de muziek; nu ga ik prettig walsen! Dames, heeren, het dansuurtje heeft geslagen en het wordt buiten werkelijk te koud.
2e dame.
Anna heeft gelijk, 't Is veel te laat in den tijd om zoo lang buiten te blijven.
1e heer.
Van nacht kon het wel een beetje vriezen.
3e heer.
Dan zijn morgen al de laatste rozen dood.
2e dame.
De laatste rozen van den zomer! Hoe melancholiek!
1e heer.
En dan zijn wij morgen verkouden; dat is ook melancholiek!
| |||||
[pagina 541]
| |||||
2e heer.
Ja, wij moeten, naar binnen; 't is te laat, veel te laat!
1e heer, (Anna den arm biedend.)
Mag ik het genoegen hebben?
anna, (zich bij huis even omwendend.)
Manlief, kom je?
alexander.
Ja, ik volg terstond.
(Zoodra allen in het huis zijn verdwenen, gaat Alexander haastig op Lize toe.)
Lize, ik smeek je; laat mij niet tot morgen in de onzekerheid! Straks kan ik je onmogelijk meer alleen spreken. Ik ben niet in staat aan iets anders te denken, eer ik je besluit ken! Zeg ten minste, dat je mijn voorstel niet verwerpt! Toe, toe, ik bid je, zeg het gauw!
lize, (zich onttrekkend aan zijn hand, die de hare heeft gegrepen.)
Te laat, mijn vriend;....'t is te laat!
(Zij gaat langzaam de sloeptreden op en ziet nog even om.)
alexander.
Te laat!
(Men ziet in het huis eenige paren rondwalsen.)
Marcellus Emants.
|
|