J.J.L. ten Kate.
23 Dec. 1819-26 Dec. 1889.
Was het een reeds stervende, aan wien op den 23en December, uit naam van een groot aantal geestverwanten en vereerders, een hulde werd gebracht, waaraan sinds eenige jaren geen Nederlander van naam op zijn 70en geboortedag schijnt te kunnen ontkomen, of is de ontroering over deze blijken van achting en vereering den zwakken grijsaard te machtig geweest, - den dichter van De Schepping, daarin gelukkiger dan vele zijner beroemde tijdnooten, is althans de smart bespaard geworden, zich zelven en zijn welverdienden roem te overleven.
Het zal moeielijk zijn uit te maken, wèlke van de blijken van waardeering, Ten Kate gedurende zijn leven te beurt gevallen, den zachtmoedigen, rechtzinnigen predikant, die stichtelijke verzen schreef, wèlke uitsluitend den dichter golden; en indien den dichter, of zij vooral tot den vertolker van buitenlandsche poëeten, dan wel veeleer tot den oorspronkelijken zanger van De Schepping gericht waren. Ten Kate's hoogste roem, wellicht zijn eenige bij het nageslacht, is, dunkt ons, dat hij aan een onovertroffen gemakkelijkheid van versificatie, een fijn gevoel voor het muzikale van ons als onmuzikaal uitgekreten Nederlandsch paarde. Het verzenmaken was bij hem haast improviseeren, vandaar dat zijn hooggeprezen navolgingen vaak den indruk maken van oorspronkelijke poëzie, maar vandaar ook dat deze vertolkingen eene nauwettende vergelijking met het oorspronkelijk niet altijd kunnen verdragen. Ten Kate zong meer na dan dat hij vertaalde, en hij