| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Amsterdam, 24 October.
Men beweert dat de heer Von Bismarck niet minder dan tweehonderd bladen in Duitschland inspireert, en dus zijne taak, om de goede gemeente door eene officieuse pers te laten voorlichten, ontegenzeggelijk breed heeft opgevat. De ondankbare oppositie spreekt op schamperen toon over de ‘Kozakkenpers’ en beweert, dat uit het ‘Reptiliënfonds’ - d.i. uit de inkomsten der inbeslaggenomen goederen van den koning van Hannover - een gouden regen bevruchtend nederdaalt op de intelligentie van talrijke redactiebureaux. Het is vooral de Freisinnige Zeitung, het blad van Eugen Richter, die een fijnen neus schijnt te hebben voor het opsporen van dergelijke officieuse inblazingen en onbarmhartig de geheimen blootlegt van die ‘freiwillig gouvernementalen’ organen, die - zooals de heer Von Bismarck zich indertijd uitdruktte - eenig wit papier ter beschikking van den rijkskanselier stellen. Zulke onthullingen, die natuurlijk uiterst leerzaam zijn voor hen, die tijd noch lust hebben om een paar honderd Duitsche bladen en blaadjes aandachtig te lezen, beginnen met de stereotype formule: ‘Reptilienfabrikat ist:’ en geven met prijzenswaardige juistheid de woorden aan, waarmede het uit de Wilhelmstrasse toegezonden proza begint en eindigt. Zij zijn niet slechts leerzaam, maar voor velen onmisbaar, want de ‘Kozakkenpers’ marcheert zelden in gesloten gelederen. Nu eens wordt het eene, dan het andere orgaan met een communiqué gelukkig gemaakt, en soms verloopen er dagen, ja zelfs weken, eer zulk een communiqué door een tweede wordt gevolgd. In dien tijd moet de redactie haar eigen weg gaan; soms draaft zij door op het haar verstrekte stokpaardje, terwijl buiten haar weten de regeering er al weer een ander heeft bestegen; soms
| |
| |
meent zij iets te mogen toegeven aan den drang der openbare meening, en bemerkt dan tot haar schrik, dat de regeering zich met verheven minachting heenzet over de eischen van het beperkte onderdanenverstand. Het veiligste is in dit geval te zwijgen: er is immers altijd stof genoeg van volkomen onschuldigen aard. Zoo heeft de Norddeutsche Allgemeine Zeitung - in den regel de meest bevoorrechte onder de spreekbuizen van den rijkskanselier - na den aanslag van 21 Augustu acht dagen lang gedaan, als of er geen Bulgaarsche quaestie bestond. Doch niet ieder hoofdredacteur bezit zooveel bescheidenheid en zelfbeheersching als de heer Pindter. En zoo kan het gebeuren, dat de officieuse windwijzers naar de meest verschillende hemelstreken wijzen. In zulk een periode, die waarschijnlijk van tijd tot tijd wordt ingesteld om het goede publiek te doen gelooven, dat de windwijzers zelfstandig zijn en draaien waarheen zij willen, verkeeren wij sedert ettelijke dagen.
Een enkel voorbeeld moge dit aantoonen. Op 22 Augustus schreef de Kölnische Zeitung, dat de coup d'état te Sofia, door de verwijdering van den in de lucht zwevenden vorst Alexander, de oorzaak zou zijn van eene kortere of langere pauze in de eeuwige woelingen op het Balkanschiereiland. Op 17 October zegt hetzelfde blad, dat de staatsstreek eene storende ingrijping is geweest in eene voor de Russen gunstige ontwikkeling, omdat reeds vóór dien tijd aan vorst Alexander de bodem onder de voeten was onttrokken. Zooals men ziet, is ‘het zwevende’ de eenige gedachte, die den tand der weken heeft doorstaan; de gebeurtenis die op 22 Augustus de orde zou herstellen, wordt acht weken later storend genoemd. Elk onvriendelijk woord, over Rusland gesproken - zoo verklaarde de Norddeutsche Allgemeine in het begin van September, getuigt van vijandschap tegen het Duitsche rijk. En tevens beweerde hetzelfde blad, dat de verwijdering van vorst Alexander noodig was in het belang van den Europeeschen vrede. Thans beklaagt de Kölnische zich over het feit, dat de officieuse pers niet genoeg rekening heeft gehouden met de duidelijk uitgesproken openbare meening; de officieuse Post noemt de Russische agenten in Bulgarije brutale uitzuigers en despotische onderdrukkers, en de bij uitstek officieuse Norddeutsche verklaart, dat indien vorst Alexander van Battenberg slechts op zijn post ware gebleven, alles zich ten goede zou hebben gekeerd.
| |
| |
Een kort overzicht van den loop der Bulgaarsche quaestie gedurende de laatste vier weken kan deze tegenstrijdigheden wel niet volkomen verklaren, maar er toch eenig licht over verspreiden.
Op denzelfden dag, waarop ons laatste overzicht ter perse ging, werd het Engelsche Lagerhuis, namens de Koningin, met eene troonrede gesloten, en trok generaal Kaulbars Sofia binnen. In de troonrede verklaarde koningin Victoria, dat de troonsafstand van vorst Alexander het gevolg was geweest van de muiterij van een deel van het Bulgaarsche leger; dat een regentschap te Sofia als voorloopig bewind was ingesteld; dat toebereidselen werden gemaakt om, in overeenstemming met de voorschriften van het traktaat van Berlijn, een nieuwen vorst te verkiezen, en dat door Engeland, evenmin als door de andere mogendheden, inbreuk zou worden gemaakt op de positie, die aan Bulgarije door internationale traktaten was gewaarborgd. Generaal Kaulbars, de Russische zaakgelastigde, verklaarde terzelfder tijd, dat de - door de Bulgaarsche grondwet voorgeschreven - spoedige bijeenroeping der groote nationale vergadering, als geschiedende door eene partijregeering, onwettig zou zijn. Hij eischte, uit naam der regeering van St. Petersburg, dat de verkiezingen voor die vergadering minstens twee maanden zouden worden uitgesteld; dat de staat van beleg onmiddellijk zou worden opgeheven, en dat de personen, die wegens deelneming aan den aanslag van den 21 Augustus in hechtenis waren genomen, op vrije voeten zouden worden gesteld. En aan deze schriftelijk medegedeelde eischen voegde de Russische generaal nog de mondelinge verklaring toe, dat de czar tot nu toe slechts woorden had gehoord, waarin de Bulgaren hun vertrouwen op Rusland betuigden, doch dat hij thans daden wenschte te zien, waaruit die gezindheid werkelijk zou blijken. Daartoe was een onvoorwaardelijk en onmiddellijk toegeven aan de bovengenoemde eischen van Rusland noodig.
Het contrast tusschen de positie door Engeland en die door Rusland ingenomen kon nauwelijks scherper zijn. Toch ging generaal Kaulbars nog verder. Niet tevreden, met aan de Bulgaarsche regeering de wet voor te schrijven, wendde deze diplomaat zich rechtstreeks tot het volk. De drie eischen, vermeerderd met een aantal beschuldigingen tegen de wettige Bulgaarsche regeering, wer- | |
| |
den door Russische huurlingen bij honderden en duizenden exemplaren als circulaire onder het Bulgaarsche volk verspreid. En toen de ministers op beleefden, maar beslisten toon de inmenging van Rusland afwezen, ontzag de heer Kaulbars zich niet om als volksredenaar op te treden en de zaak van Rusland op straat te bepleiten. Het dient ter eere van de Bulgaarsche regeering gezegd te worden, dat zij zelfs onder deze voorbeeldelooze uittarting hare kalmte en waardigheid wist te bewaren, en ter eere van het Bulgaarsche volk, dat het zich vergenoegde met generaal Kaulbars te beduiden, dat het voor alle dingen op onafhankelijkheid en vrijheid prijs stelde, en met aan de handlangers van het Russische consulaat, toen dezen de circulaire van den generaal wilden aanplakken, een behoorlijk pak slaag toe te dienen.
Nog was de maat niet volgemeten. Te Sofia had de Russische generaal een treurig figuur gemaakt, hij zou nu trachten de provincie op te ruien tegen de regeering, die op twee punten - de opheffing van den staat van beleg was reeds toegestaan - standvastig weigerde toe te geven. ‘Ik wil weten’ - zeide de heer Kaulbars tot verklaring van zijne meer dan zonderlinge houding - ‘of de stemming in de provincie dezelfde is als te Sofia. Ik ga eene statistieke reis ondernemen. Overal zal ik groepen van notabelen vereenigen; overal zal ik hetzelfde zeggen: Rusland erkent noch de geldigheid der verkiezingen, noch die van de beslissingen der te verkiezen Sobranja’.
De resultaten dezer statistiek waren niet moeielijk op te maken. Nergens gelukte het den generaal, eenige geestdrift voor zijne zaak te wekken. Het volk bleef kalm; het riep ‘leve de czar!’ en ‘leve Rusland!’ maar allereerst ‘leve de onafhankelijkheid van Bulgarije!’ De autoriteiten hielden zich op den achtergrond; de officieren der verschillende garnizoenen, die de Russische zaakgelastigde overal bij zich ontbood, weigerden bijna overal te verschijnen, en zij hadden groot gelijk: de heer Kaulbars was immers bij de regeering en niet bij hen geaccrediteerd. Waar een hoop volk te zamen liep, herhaalde de generaal zijne lofrede op de deugden van den czar, zijne verzekering van Rusland's goede bedoelingen, en zijn welbekend programma: uitstel der verkiezingen en invrijheidstelling der samenzweerders van 21 Augustus. En men antwoordde hem, dat men volkomen vertrouwen stelde in de regenten; dat men zoo spoedig mogelijk, door de verkiezing van een nieuwen vorst, aan
| |
| |
de bestaande onzekerheid een einde wilde zien komen, en dat de schuldige officieren hunne verdiende straf niet mochten ontgaan. In één woord, de statistieke reis was van het begin tot het eind een reusachtig fiasco, en generaal Kaulbars, gevreesd vóór zijne komst in Bulgarije en gehaat na zijne aanvallen op de wettige regeering des lands, eindigde met zich belachelijk te maken.
Onder deze omstandigheden naderde de dag, die door het regentschap voor de algemeene verkiezingen was vastgesteld. De Russische consuls en agenten waren niet werkeloos gebleven, maar hadden alles voorbereid, om de verkiezingen te belemmeren. Typisch voor hun optreden was hetgeen te Sofia op 10 October voorviel, en waarvan wij het relaas woordelijk ontleenen aan een officieus Russisch blad, den te Brussel verschijnenden Nord.
‘Te Sofia werden de verkiezingsbureaux te zeven uur geopend. Tegen negen uur begaven zich honderdvijftig boeren, met aanhangers van Rusland aan het hoofd, naar het Russische consulaat om den czar toe te juichen. De heer Nekliudoff (de waarnemende Russische consul) plaatste zich aan een venster, richtte het woord tot de menigte, herinnerde het doel der zending van generaal Kaulbars, en verklaarde, dat de czar nooit de geldigheid der te houden verkiezingen zou erkennen. De boeren begaven zich daarop naar een verkiezingslokaal en trachtlen daar binnen te dringen om de stembussen te verbrijzelen. Er ontstond een gevecht met de kiezers; daarbij werden eenige personen gewond, die door de boeren werden gebracht naar het Russisch consulaat, waar hun de noodige zorgen werden verstrekt. Eenige manifestanten zijn door gendarmerie-patrouilles gearresteerd. De boeren zijn na hunne manifestatie gebleven op de binnenplaats van het Russisch consulaat, waar zij, in gezelschap van eenige Montenegrijnen, hebben gegeten en gedronken. De gemoederen werden spoedig zeer overprikkeld; men vuurde op de straat, waarlangs de patrouilles trokken, met geweren en revolvers. Niemand werd gekwetst, maar de tegenover het Russische consulaat gelegen consulaten van Engeland en van Duitschland vertoonen de sporen van kogels. De boeren zijn te vijf uur uit het Russische consulaat vertrokken, in kleine groepjes; zij werden onder de bescherming van de troepen naar de kazernes overgebracht. In den loop van den nacht zijn zij op vrije voeten gesteld.’
Tot zoover de Nord. Eene enkele kantteekening bij dit verhaal zal niet overbodig zijn.
| |
| |
De boeren waren afkomstig uit omliggende dorpen. Een paar dorpshoofden hadden hen gezonden; wat zij moesten doen, werd hun vooraf niet medegedeeld; dat zou men hun aan het Russische consulaat wel vertellen. Wie niet wilde gaan, werd met eene boete van twee roebels bedreigd.
De ‘aanhangers van Rusland’, die de onnoozele kudde aanvoerden, aan welke men in het Russisch consulaat brandewijn en knuppels had uitgedeeld, waren Montenegrijnen en Macedoniërs, niet-kiezers derhalve, die een paar dagen te voren in het Russisch consulaat waren aangekomen. Met het oog op dit aan de Bulgaarsche regeering bekende feit had de minister van buitenlandsche zaken Natchevitch aan de consuls van alle mogendheden eene circulaire gezonden, waarin hij hun verzocht te waken tegen de inmenging van onderdanen van hunne regeeringen bij gelegenheid der verkiezingen. Die circulaire had den Russischen consul Nekliudoff zoo boos gemaakt, dat hij de diplomatieke betrekkingen met de Bulgaarsche regeering ‘tot nader order’ afbrak.
De lieden, die het verkiezingswerk met geweld trachtten te verhinderen, werden, na het mislukken van hun aanslag, in het Russisch consulaat opgenomen.
‘Men’ schoot - volgens den Nord - met geweren en revolvers. Volkomen juist. Maar die schoten kwamen uit het Russisch consulaat; de kogels troffen het paard van een Bulgaarsch officier en floten langs het hoofd van den Duitschen consul-generaal Von Thielmann.
Tegenover de dreigende houding der menigte achtte de heer Nekliudoff het noodig, de boeren te laten vertrekken. Bulgaarsche patrouilles zorgden voor de veiligheid dezer ongelukkige misleiden, gelijk den geheelen dag de door de Russische autoriteiten moedwillig verstoorde orde door het Bulgaarsche leger was gehandhaafd.
Tooneelen als het hierboven beschrevene kwamen op den dag der verkiezingen ook op andere plaatsen voor. Te Doebnitza werden de onder-prefect en de beide candidaten der regeeringspartij vermoord.
Den volgenden dag zond de Russische consul te Sofia, ofschoon hij de diplomatieke betrekkingen had afgebroken, niet minder dan drie nota's aan de Bulgaarsche regeering. De eerste bevatte eene scherpe afkeuring van de circulaire, door den minister Natchevitch aan de consuls gezonden; de tweede verklaarde de verkiezingen
| |
| |
voor onwettig; de derde protesteerde tegen de aanvallen, waaraan het Russisch consulaat had blootgestaan, en zette de rustverstoringen van den vorigen dag op rekening der regeering. Deze laatste bewering zou zelfs Ignatieff, ‘den vader van den leugen,’ alle eer hebben aangedaan. Het officieuse Journal de St. Petersbourg heeft echter den heer Nekliudoff nog overtroffen. Het heeft verklaard, dat de Bulgaarsche regeering, door middel van een vernuftig georganiseerd stelsel van terrorisme, voor geen enkel middel terugdeinzende, er in geslaagd is, de gematigde elementen terug te dringen en bijna te vernietigen, en dat het getriomfeerd heeft door den kiezers geweld aan te doen. Ja, zelfs beklaagt het Russische blad zich over de censuur, die - naar het beweert - door de Bulgaarsche regeering op de voor buitenlandsche bladen bestemde berichten wordt uitgeoefend. Het risum teneatis is kwalijk te weerhouden, als men zóó den vos de passie hoort prediken.
In één opzicht heeft het Journal de St. Petersbourg volkomen gelijk. De Bulgaarsche regeering heeft bij de verkiezingen getriomfeerd, en wel op schitterende wijze; zij zal in de nieuwe Sobranja op minstens vijf zesden van de stemmen kunnen rekenen. Terwijl de beide nationaalgezinde leden van het regentschap, Stamboeloff en Moetkoeroff, te Sofia zeventienduizend stemmen verkregen, werden op Karaveloff, den oud-minister van vorst Alexander, die eene zeer dubbelzinnige rol gespeeld heeft en wiens sympathieën voor Rusland geen geheim zijn, slechts zeven-en-twintig stemmen uitgebracht.
Ziedaar het antwoord, door het Bulgaarsche volk aan generaal Kaulbars gegeven. Aan de statistiek ontbreekt nu niets meer.
Dit schijnt men ook te St. Petersburg te hebben ingezien. Sedert eenige dagen is eene frontverandering in de Russische politiek merkbaar. De czar heeft den sultan te hulp geroepen, en deze laatste is zwak genoeg geweest om zich te laten overhalen tot het bepleiten van Rusland's zaak in de Balkanstaten. Gadban Effendi werkt thans te Sofia ijverig met generaal Kaulbars samen, om de Bulgaarsche regeering te dwingen tot het uitstellen van de samenkomst der Sobranja. De Turksche zaakgelastigde protesteert daarenboven tegen de deelneming der Oost-Roemeliërs aan de verkiezing van een nieuwen vorst, omdat de vereeniging der door den Balkan gescheiden helften van Bulgarije geen voldongen feit is, en dus de Oost-Roemeliërs Turksche onderdanen zijn, die hun gouverneur
| |
| |
uit de handen van den sultan moeten ontvangen. Deze stelling is zeer betwistbaar, maar dit doet hier minder ter zake. Het is, helaas, niet de vraag of de Bulgaren gelijk hebben, maar of zij gelijk krijgen, en dit laatste wordt met den dag minder waarschijnlijk, omdat in gansch Europa geene enkele mogendheid te vinden is, die zich openlijk aan hunne zijde schaart. Hadden de Russische Panslavisten in de omgeving van den czar de overhand verkregen, en was het werkelijk volgens hun wensch gekomen tot eene militaire bezetting van Bulgarije door Rusland, dan zou wellicht een verzet van de zijde der overige mogendheden niet zijn uitgebleven. Maar de officieuse Russische pers heeft zoolang en zoo dikwijls herhaald, dat er van een militaire bezetting geen sprake kon zijn, dat zelfs de chauvinisten - met uitzondering altijd van Katkoff in zijn Moskouer Wjedemosti - tot kalmte zijn gestemd. Een hunner heftigste bladen, de Sswet, het orgaan van Komaroff, schrijft: ‘In de gegeven omstandigheden kunnen wij ons eene bezetting van Bulgarije slechts onder de volgende voorwaarden denken: 1o. De onmiddellijke mobilisatie van het Russische leger, en wel op zulk eene schaal, dat wij aan onze westelijke grens anderhalf millioen man onder de wapenen hebben, dat wil zeggen, een millioen om ons tegen Duitschland, en een half millioen om ons tegen Oostenrijk te verdedigen. 2o. Eene openlijke opzegging van de voor Rusland zoo noodlottige triple alliantie. 3o. Eene onmiddellijke overeenkomst met Frankrijk. 4o. De afzending van 30 tot 50.000 man naar de Transkaspische provinciën, om aan een mogelijken aanval in Afghanistan het hoofd te bieden. In één woord, de onmiddellijke en volledige voorbereiding van ons land tegen eene Europeesche coalitie. Indien wij bereid zijn om dit alles te doen, maar ook slechts in dit geval, is het mogelijk, een bezettingsleger naar Bulgarije te zenden.’
Vóór wij nagaan, in hoever deze thans in Rusland gevestigde overtuiging, - die trouwens elken dag weer veranderen kan - den Bulgaren ten goede kan komen, dient met een enkel woord te worden gewezen op de houding der overige groote mogendheden.
In den Hongaarschen Rijksdag heeft de heer Koloman Tisza geantwoord op de in ons vorig overzicht uitvoerig besproken interpellatiën van de afgevaardigden Horvath en Iranyi. De Hongaarsche premier verklaarde, dat de belangen van Oostenrijk-Hongarije in het Balkan-schiereiland op voldoende wijze waren gewaarborgd door de positie welke het traktaat van Berlijn aldaar aan de monar- | |
| |
chie had verzekerd. Oostenrijk-Hongarije zou, evenals vroeger, de ontwikkeling der zelfstandige Balkanstaten blijven begunstigen. Maar het zou niet dulden de vestiging van een protectoraat, dat door de bestaande traktaten noch omschreven, noch voorzien was, en evenmin den blijvenden invloed van eene enkele mogendheid in het Balkangebied.
Krachtens de bestaande internationale overeenkomsten - zoo ging de heer Tisza voort - had alleen de Porte het recht om in Bulgarije tusschenbeiden te komen. Geen enkele andere mogendheid kan hare troepen dit land laten binnenrukken of er haar protectoraat vestigen, zonder plechtige verbintenissen te verbreken. Er bestond geenerlei overeenkomst tusschen Rusland en Oostenrijk over de begrenzing van den invloed, door elk der rijken in het Balkanschiereiland uitgeoefend. De Duitsch-Oostenrijksche alliantie was niet van karakter veranderd; de beide bondgenooten hadden zich ten taak gesteld, wederkeerig hunne tegenwoordige voorwaarden van bestaan te verdedigen, zonder den Europeeschen vrede gevaar te doen loopen. De goede betrekkingen met de overige mogendheden waren onveranderd.
Overigens - zoo verklaarde de minister-president ten slotte - kon geenerlei verandering in het Balkangebied plaats hebben, zonder dat de mogendheden, die het traktaat van Berlijn hebben onderteekend, het daarover eens waren.
In den Oostenrijkschen Rijksraad bepaalde graaf Taaffe zich tot de verzekering, dat de goede betrekkingen tusschen Oostenrijk en Duitschland door de jongste gebeurtenissen in geen enkel opzicht schade hadden geleden.
Naast Oostenrijk had ongetwijfeld Engeland het grootste belang bij de Bulgaarsche kwestie. Het ontbrak dan ook niet aan heftige aanvallen op Rusland, maar die pennestrijd ging gepaard met de verzekering, dat de Engelsche Regeering te huis veel te veel te doen had, om nog voor de Bulgaren in de bres te springen. De Morning Post, die voor het orgaan van Lord Salisbury doorgaat, schreef ronduit: ‘Het zou ongerijmd zijn van ons land te verlangen, het initiatief te nemen van maatregelen tot rechtstreeksch voordeel van anderen.’ Was er nog met de vloot iets te doen, zooals eenige maanden geleden, toen Griekenland in bedwang moest worden gehouden, dan à la bonne heure. ‘But we cannot sail our ships over the Balkans and it is only just to expect that some other policeman should keep the peace in that district. We there- | |
| |
fore look to Germany.’ Als de heer Von Bismarck zijn gezag in de schaal wilde werpen tot handhaving der bestaande orde van zaken, dan zou de vrede verzekerd zijn.
Op den dag, nadat dit artikel in de Morning Post was verschenen, hield Lord Randolph Churchill te Dartford eene rede, waarin ook hij over de Oostersche quaestie sprak, en verzekerde, dat Engeland daarbij wel degelijk belang had, omdat de sympathie voor de vrijheid en de onafhankelijkheid der staten en der nationaliteiten de traditioneele gids van Engeland's buitenlandsche politiek was geworden. Na eenige minder gelukkig gekozen voorbeelden tot staving van deze gewaagde stelling ten beste te hebben gegeven, ging Lord Randolph voort: ‘Uit de redevoering, voor eenige dagen door den Hongaarschen minister-president uitgesproken, blijkt, dat de vrijheid en de onafhankelijkheid der Donau-vorstendommen en der Balkanstaten het hoofddoel uitmaken van de staatkunde der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie. Daar de zaken zoo staan, kan Engeland, zonder aan zijne eer te kort te doen, met groote voldoening toelaten, dat de mogendheid, wier belangen het eerst op het spel staan, ook de hoofdrol spele in dit groote internationale werk. Gelijk Lord Salisbury in 1878 te Manchester zeide: Oostenrijk is als schildwacht op de wallen geplaatst, en de vrijheid, die door het traktaat van Berlijn is toegezegd, zal ongetwijfeld zorgvuldig worden beschermd.’
Als men bedenkt, dat het juist de Engelsche regeering is geweest, die de Bulgaren in hun verzet tegen Rusland heeft aangemoedigd, dan zal men moeten erkennen, dat het tegenwoordige kabinet, waarvan het eene lid den heer Von Bismarck te hulp roept, en het andere zich achter de heeren Kalnoky en Tisza verschuilt, zeker niet den moed zijner overtuiging bezit. Er zijn echter in dit geval verzachtende omstandigheden te pleiten. Na de verwerping der wetsvoorstellen van den heer Parnell heeft de nationale liga in Ierland wederom het hoofd opgestoken en is het voor de regeering eene gebiedende noodzakelijkheid geworden, te zoeken naar eene oplossing der Iersche quaestie, die noch voor de onmisbare bondgenooten, de liberale dissidenten, noch voor de Ieren zelven onaannemelijk is. De expeditie naar Birma blijkt ondernomen te zijn met onverantwoordelijke geringschatting der krachten van den vijand; hoe ernstig daar de toestand is geworden, kan men afleiden uit het feit, dat thans aan den opperbevelhebber van het Britsch-Indische leger, Sir Frederick Roberts, het bevel over het expeditieleger is opgedragen. Generaal
| |
| |
Roberts - ‘fighting Bobsy’, zooals zijne soldaten hem noemen - heeft zich een grooten naam gemaakt in den Afghaanschen veldtocht. Als het Engelsche leger in een impasse is geraakt, schijnt men òf tot hem, òf tot zijn ambtgenoot Lord Wolseley de toevlucht te moeten nemen. Bij deze moeielijkheden komt nog de gespannen verhouding tot Frankrijk naar aanleiding van het geschil over de Nieuwe Hebriden. Maar meer dan dit alles is het de Egyptische quaestie, die de Engelsche regeering in hare vrijheid van handelen belemmert, en die door Frankrijk, niettegenstaande alle pogingen van Lord Salisbury en diens collega's om haar als niet aan de orde zijnde voor te stellen, met de meeste hardnekkigheid naar den voorgrond wordt gedrongen.
De heer de Freycinet is een veel te verstandig man, om zich door de chauvinisten, die in Frankrijk evenmin als in Rusland ontbreken, te laten verleiden tot eene agressieve houding, die hem links en rechts vijanden op den hals zou halen, en hem hoogstens het twijfelachtig voordeel van een Russisch bondgenootschap zou bezorgen. Eene kleine afleiding der aandacht van het groote publiek is echter gewenscht. Want in Tonkin en in Tunis is geen eer meer te behalen; in Madagascar gaan de zaken niet voor den wind. Te huis is het niet veel beter. De door den premier met meer welsprekendheid dan geloovig vertrouwen te Toulouse en te Bordeaux aangeprezen eendracht tusschen de verschillende fractiën der republikeinen verdwijnt meer en meer in een nevelachtig verschiet; de opportunisten, die eigenlijk het ministerie staande houden, zijn niet ten onrechte ontstemd, wanneer zij den minister-president voortdurend zien dansen naar de pijpen eener kleine, maar woelige en veeleischende ultra-radicale meerderheid, en deze laatste stelt hare aanspraken voortdurend hooger, omdat zij door eene coalitie met de anti-republikeinsche rechterzijde op elk gegeven oogenblik het ministerie een échec kan bereiden. Zoo was ook de pas begonnen zitting reeds getuige van eene ministerieele crisis; de opportunisten in het kabinet, Sadi Carnot (financiën), Sarrien (binnenlandsche zaken), Develle (landbouw) en Baïhaut (openbare werken) dienden hun ontslag in, en werden slechts overgehaald om te blijven, omdat de oppositie, inziende dat een kabinet uit de rechterzijde even onmogelijk was als een ministerie Clémenceau, ter elfder ure het veroordeelend votum als een misverstand voorstelde. Indien op dit oogenblik harmonie bestaat tusschen de verschillende
| |
| |
groepen der linkerzijde, is dit alleen toe te schrijven aan de behandeling der zeer anti-clericale wet op het lager onderwijs, want Gambetta's lijfspreuk ‘le cléricalisme, c'est l'ennemi’ is voor alle republikeinen, met uitzondering van enkele leden van het centre gauche, een geloofsartikel geworden. Daar de rechterzijde dit inziet, en zich dus de moeite eener vruchtelooze oppositie bespaart, zal het ontwerp spoedig tot wet verheven zijn, en dan levert de behandeling der begrooting weldra weder een ruim veld voor conflicten van allerlei aard.
Zoo kon dus de Egyptische quaestie een welkom middel zijn, om de openbare meening met iets anders dan de bisbilles in het Palais Bourbon bezig te houden. De gelegenheid is inderdaad gunstig. Niet slechts de Fransche regeering, maar ook de Fransche pers heeft tegenover Rusland in de Bulgaarsche quaestie eene uiterst welwillende houding aangenomen. De sympathie, die het republikeinsche en liberale Frankrijk noodzakelijk moet voelen voor een volk, dat een ongelijken strijd voert voor zijne vrijheid en zijne onafhankelijkheid, wordt overatemd door den wensch, om weder in het Europeesche concert eene eerste viool te spelen en om herstel te verkrijgen van oude grieven.
De samenwerking van Rusland en Frankrijk heeft allereerst te Constantinopel vruchten gedragen. Dit bleek voor korten tijd, toen de hertog van Edinburgh, die in gezelschap van een der zonen van den prins van Wales een bezoek aan den sultan kwam brengen, vier dagen wachten moest, eer hij door Abdoel Hamid werd ontvangen, terwijl den Franschen admiraal de Marquessac enkele dagen later vrij wat meer eerbewijzingen ten deel vielen, dan men den kleinzoon der koningin van Engeland had waardig gekeurd.
Dat de sultan zoo gewillig het oor heeft geleend aan de raadgevingen van den Franschen en den Russischen gezant, is zeer verklaarbaar. Vooreerst toch brengt de hulpeloosheid der Porte en haar besef van door iedereen verlaten te zijn het mede, dat zij elken steun, die eene zijdelingsche erkenning harer rechten onderstelt, dankbaar aanvaardt, zonder eerst te wagen, of de behulpzame hand niet met baatzuchtige bedoelingen wordt toegestoken. In de tweede plaats hoopt de sultan zich, met de hulp van Frankrijk en Rusland, het Engelsche bezettingsleger in Egypte van den hals te schuiven. Dat hij daarin slagen zal, komt ons hoogst onwaarschijnlijk voor. En- | |
| |
geland zal zeker niet spoedig het zwaard uit de scheede trekken, maar uit Egypte zal het zich stellig niet goedschiks verwijderen. Al de verzekeringen, indertijd door den heer Gladstone gegeven omtrent den tijdelijken aard der bezetting van het Nijldal, worden door de tegenwoordige regeering herhaald, maar niemand gelooft er aan. De Porte begaat, door haar samengaan met Rusland, een politieken zelfmoord; zij handelde vrij wat verstandiger, toen zij een half jaar geleden tegen Rusland en voor vorst Alexander partij koos. Wanneer zij aanstalten maakt om hare bedreiging uit te voeren, en Oost-Roemelië te bezetten, indien de bewoners dezer provincie aan den arbeid der groote Sobranja deel nemen, zal zij spoedig bemerken, hoeveel eerbied Rusland heeft voor de rechten van den Turkschen souverein.
Wat Rusland wil, is volkomen duidelijk. De beweging, die naar het heette slechts tegen den persoon van vorst Alexander was gericht, en die door de overige mogendheden - zij het dan ook door enkelen met kwalijk verborgen ergernis - werd geduld, is al spoedig gebleken geen ander doel te hebben, dan den jongen Bulgaarschen staat van zijne zelfstandigheid te berooven. ‘De Battenberger is weg, maar de Battenbergerij is gebleven,’ - klaagde dezer dagen een Russisch blad. Ziedaar den steen des aanstoots. De regeering te St. Petersburg zal niet rusten, voordat de hoofden der nationale partij uit het regentschap en het ministerie zijn verwijderd, en door de vrienden van Zankoff en Karaveloff zijn vervangen. Is dit geschied, dan zal de weerstand van het voor een goed deel nog onmondige volk gemakkelijk te overwinnen zijn, en de russificeering ongestoord zijn gang kunnen gaan. Dan zal de vereeniging van Noord- en Zuid-Bulgarije een geschenk zijn uit de handen van den czar, een don de joyeux avénement voor den nieuwen vorst, die natuurlijk een gewillig werktuig zal zijn in de handen van Rusland. Dan zal de sultan ondervinden, dat hij niets anders gedaan heeft dan de paden effenen, waarlangs vroeger of later de troepen van den czar naar Constantinopel zullen oprukken.
Maar het Europeesch concert dan? Het is de vraag, of dit niet reeds lang opgehouden heeft te bestaan. Men hoort er althans niets van. Een paar dagen geleden verspreidde een schijnbaar officieus Reuter-telegram het gerucht van eene overeenstemming tusschen de mogendheden. Indien Rusland - zoo luidde de mededeeling - slechts niet tot bezetting van Bulgarije overging, zouden de overige
| |
| |
onderteekenaars van het traktaat van Berlijn, hoewel zich aan den grondslag van dit traktaat vasthoudende, gaarne erkennen, dat de czar het recht had om in het met Russisch bloed vrijgekochte land de eerste rol te spelen. Zulk eene verklaring stond natuurlijk gelijk met het prijsgeven van Bulgarije. Maar nauwelijks was zij wereldkundig geworden, of het Weener Fremdenblatt, het erkende orgaan der Oostenrijksche regeering, haastte zich, haar op de meest kategorische wijze tegen te spreken. Zoo gaat het dagelijks; omtrent eene quaestie, die den vrede van gansch Europa in gevaar brengt, blijft de grootste onzekerheid bestaan, en de vraag ligt voor de hand: weten de mogendheden - Rusland alleen uitgezonderd, - zelf eigenlijk wel, wat zij willen?
Nog niet lang geleden zou zulk eene vraag eene soort van heiligschennis zijn geweest, en zou men den twijfelaar, die haar durfde stellen, met verbazing over zijne onkunde, naar Berlijn hebben verwezen. Maar thans mag men zich de gissing veroorloven, dat de heer Von Bismarck, wiens ongeëvenaard heldere blik op de meest ingewikkelde vraagstukken der buitenlandsche politiek een zoo scherp contrast vormde met zijne zenuwachtige, telkens mistastende binnenlandsche staatkunde, zelf in onzekerheid is geraakt over den weg, dien hij tot oplossing der Oostersche quaestie moest inslaan. Wellicht meent de rijkskanselier inderdaad, dat de welbekende knoken van den Pommerschen grenadier meer waard zijn dan deze gansche quaestie; maar het prestige, waarmede hij het Duitsche rijk heeft weten te omgeven, laat geen onthouding toe. Er moest partij gekozen worden, voor of tegen Rusland - maar tevens voor of tegen Oostenrijk.
De heer Von Bismarck heeft, ongetwijfeld ook om den grijzen keizer ter wille te zijn, eerst den Battenberger en daarna gansch Bulgarije opgeofferd, en den czar de vrije hand gelaten. Hij heeft daardoor den Oostenrijkschen bondgenoot en de openbare meening in zijn eigen land van zich vervreemd. Niettegenstaande alle officieele en officieuse verzekeringen valt het niet te ontkennen, dat in Oostenrijk, maar vooral in Hongarije, de houding van Duitschland wordt beschouwd als een verraad aan de alliantie gepleegd. En tegen dit verlies weegt niets op, want al moge de czar zich persoonlijk erkentelijk betoonen voor de inschikkelijkheid der regeering te Berlijn, het Russische volk blijft toch onveranderlijk Duitschland als zijn grootsten vijand beschouwen, en
| |
| |
zelfs een autocraat als de czar kan deze strooming op den duur niet tegenhouden. Gevaarlijker nog is het steeds toenemend verzet, waarop de staatkunde van den heer Von Bismarck in Duitschland zelf stuit. Met bezorgdheid vraagt men zich af, wat er geschieden zal, wanneer de bijna negentigjarige keizer komt te vallen, die tot nu toe de daden van zijn rijkskanselier steeds met zijn persoon heeft gedekt. De onverdeelde afkeuring waarmede de plannen zijn ontvangen, om de vaststelling van het cijfer der legersterkte voor goed aan de bevoegdheid der vertegenwoordiging te onttrekken, is voor de regeering eene ernstige waarschuwing geweest, en heeft haar getoond, dat zelfs de nationaal-liberalen, van welke zij eene partij ‘Bismarck sans phrase’ hoopte te maken, in opstand komen, wanneer het budgetrecht van het Parlement wordt aangetast. De ergernis door het ‘aeternaatsplan’ gewekt, ofschoon dit zich nog slechts als een ‘ballon d'essai’ heeft voorgedaan, is zoo groot, dat zelfs het septennaat - dat is de vaststelling der legersterkte voor den tijd van zeven jaren - ernstig gevaar loopt van te worden verworpen, zoodat het bedenkelijk vooruitzicht bestaat van een heftigen strijd in het parlement over de militaire begrooting, gevoerd in een bij uitstek kritiek tijdsgewricht. De Russische en Fransche vogelverschrikkers zullen wellicht een deel der goede gemeente, maar niet de meerderheid der vertegenwoordiging bang maken, en eene herhaling der inconstitutioneele praktijken, door den heer Von Bismarck in de jaren 1862-66 toegepast, is tegenwoordig ondenkbaar.
Terwijl wij deze laatste regelen schrijven, brengt de telegraaf de tijding, dat de pogingen, door generaal Kaulbars en Gadban-Effendi gezamenlijk beproefd, om van het Bulgaarsche regentschap uitstel van de opening der groote Sobranja te verkrijgen, zijn mislukt, omdat de Russische en de Turksche commissaris niet de toezegging wilden geven, dat hunne regeeringen binnen veertien dagen een candidaat voor den Bulgaarschen troon zouden voorstellen. De regenten en de ministers zijn naar Tirnovo gereisd, waar de nationale vergadering zal worden gehouden. Karaveloff blijft te Sofia achter; dat voorspelt weinig goeds. De vertegenwoordigers der groote mogendheden zijn uitgenoodigd om zich naar Tirnovo te begeven, ten einde, zoodra het onderzoek van de geloofsbrieven der
| |
| |
afgevaardigden zal zijn afgeloopen, bij de verkiezing van een vorst als tusschenpersonen te dienen tusschen hunne regeeringen en de Bulgaarsche vertegenwoordiging. Of zij zullen komen, is nog onbekend. Rusland maakt aan zijne grenzen omvangrijke oorlogstoebereidselen. Of zij, volgens de oude spreuk, moeten dienen om den vrede te bewaren, - wie zal het zeggen?
Als de onzekerheid inderdaad de ergste is van alle kwalen, is er voor Europa een bedroevende tijd aangebroken. Even als altijd, sedert Pandora's onvoorzichtigheid, blijft de hoop nog over. Maar er bestaat bitter weinig kans, dat de vrede behouden blijft zonder dat de zelfstandigheid van eene jonge, naar vooruitgang strevende natie wordt opgeofferd, bitter weinig kans ook, dat de tegenwoordige crisis wordt overwonnen zonder dat oude banden worden verbroken en het zaad der tweedracht op nieuw wordt uitgestrooid.
E.D. Pijzel.
|
|